

De Balgzandpolder is helemaal voor vogels ingericht. Je ziet hier altijd vogels die er rusten of voedsel zoeken, maar bij hoogwater in de Waddenzee zijn hier extra veel vogels te zien. Ze zijn vaak vanaf een korte afstand te bewonderen zijn vanachter het kijkscherm. Het gaat bijvoorbeeld op lepelaars, veel soorten eenden, grote groepen scholeksters en tureluurs en daartussen zeldzamere vogels zoals zwarte ruiter en groenpootruiter. De locatie is bij het verkeersknooppunt De Kooy, waar het Noordhollandsch Kanaal en het Balgzandkanaal elkaar ontmoeten. Hier vindt je een ruig stukje natuur: een plas, glooiende oevers, rietkragen en een vogelkijkscherm vlak bij een slikkig strandje waar je de meest bijzondere vogels kunt treffen..

Index
1. Gele kwikstaart 36. Witgatje
2. Lepelaar 37. Boerenzwaluw
3. Zwarte Ruiter 38. Groenpootruiter
4. Witte kwikstaart
5. Grote witte reiger
6. Krakeend
7. IJslandse grutto
8. Wulp
9. Zeehonden op het Wad
10. Middelste zaagbek
11. Eidereend
12. Tureluur
13. Rosse Grutto
14. Kluut
15. Kleine Strandloper
16. Steltkluut
17. Bontbekplevier
18. Smient
19. Kleine Mantelmeeuw
20. Kanoet
21. Brilduiker
22. Steenloper
23. Zeekoet
24. Pijlstaart
25. Zilver plevier
26. Blauwborst
27. Bonte Strandloper
28. Roodborsttapuit
29. Slobeend + Wintertaling
30. Wilde eend
31 Kokmeeuw
32. Dodaars
33. Grote Zaagbek
34 Blauwe Reiger
35. Scholekster
..........




1. Gele kwikstaart... Het mannetje is van het vrouwtje te onderscheiden door de gele onderzijde die bij het vrouwtje minder helder is. Door de lichte wenkbrauwstreep is de gele kwikstaart te onderscheiden van enkele sterk gelijkende kwikstaarten. Op de grond wipt de vogel vrijwel voortdurend met de lange staart. De vlucht van de gele kwikstaart is golvend. De vogel wordt vaak aangetroffen in de nabijheid van grazend vee. De vogel bouwt het nest bij voorkeur goed verstopt in vochtig grasland.





2. Lepelaar...Via de Franse en Spaanse moerassen trekken lepelaars in september/oktober naar de winterkwartieren langs de West-Afrikaanse kust en het gebied ten zuiden van de Sahara. Stapsgewijs trekken de lepelaars naar het zuiden, van moeras naar moeras en legt per keer steeds ‘slechts’ een paar honderd kilometer af. De meeste lepelaars uit Nederland overwinteren in de Banc d'Arguin samen met 2,5 miljoen steltlopers. Vanaf februari/maart keren ze terug in Nederland.


( 16 maart 2020)

Foto's onder juli 2020






3. Zwarte ruiter...Buiten de broedtijd vooral wadgebieden met zacht slik , maar ook op slik langs plassen en rivieren en in ondiepe sloten met zachte bodem. Broedt in open taiga, in toendra en struiktoendra, in hoogvenen en natte heiden en in rivierdalen. Lange afstandstrekker. Trekt via lange trekvluchten over breed front, maar in het westen ook langs trekwegen via traditionele pleisterplaatsen (zoals de Waddenzee). Vrouwtjes verlaten broedgebieden als eerste (al vanaf midden juni) , gevolgd door mannetjes en later de jonge vogels. Najaarstrek van juni tot in september. Overwintert in zeer kleine aantallen in West- en Zuidwest-Europa, meeste trekken door naar Afrika ten zuiden van de Sahara. Voorjaarstrek vooral in april en mei.


De zwarte ruiter is in de zomer overwegend zwartachtig. In de winter lijkend op tureluur, maar lichter en egaler, en met witte wenkbrouwstreep voor het oog.


In de muren van de vogelrots is nestgelegenheid gecreëerd voor oeverzwaluwen. De vogelrots is vijf meter hoog en niet te beklimmen door vossen. In 2017 werd er al gebroed: 120 visdief, 10 dwergstern, 3 noordse stern, 3 kleine plevier, 28 kluut en 4 scholekster. In de muren zaten minimaal 100 paar oeverzwaluwen. We zoeken nog geld om een uitkijkpunt te maken zodat je bovenop de rots kan kijken.




4. De witte kwikstaart heeft zwart-wit met witte vleugelstrepen en een zwarte keel. Het vrouwtje is minder uitgesproken zwart-wit getekend. De witte kwikstaart heeft een lange staart die voortdurend heen en weer wordt bewogen. Jonge vogels zijn valer en hebben veel wit op de kop. Man van de rouwkwikstaart heeft een zwarte rug die overgaat in zwarte kopkap; in andere kleden te herkennen aan zwarte stuit en donkergrijze flanken en meer wit in de vleugel. Diepe golvende vlucht.





5. Grote witte reiger, die voor weinig vergissing kan zorgen. Lange gele snavel en doorgaans zwarte poten. In de broedtijd worden een korte periode de poten rood en de snavel zwart. Geen verschil tussen mannetje en vrouwtje.




6. Krakeend...iets kleiner en slanker dan wilde eend. Mannetjes hebben een bruine kop en een zwart achterlijf met lichtbruine staartpunt. De rest van het lichaam is grijs met een fijne tekening, wat het beste te zien is op de borst. De schouderveren zijn opvallend lang en beige van kleur en de snavel grijszwart. Vrouwtjes lijken sterk op de wilde eend. De witte spiegel, de witte buik en de oranje snavel vormen de belangrijkste kenmerken om vrouwtjes van wilde eenden te onderscheiden.






7. IJslandse grutto (7 januari 2020): De IJslandse grutto is een ondersoort van de grutto welke broedt op IJsland en de Lofoten (Noorwegen). De IJslandse grutto is te onderscheiden aan de kortere licht omhoog gebogen snavel, het rondere kopje (een gewone Grutte heeft een langer gezicht). De IJslandse Grutto (in zomerkleed goed te onderscheiden van Grutto) pleistert zowel in binnenland als buitendijks in getijdengebieden (doet Grutto ‘nooit’). Een ander verschil tussen de gewone Grutto en de IJslandse Grutto zijm de strepen op de borst. De gewone Grutto heeft geen dwarsstrepen op de borst en de IJslandse Grutto wel. De IJslandse Grutto is iets kleiner als de gewone Grutto, heeft lange poten en een lange rechte snavel. De onderkant van de vleugels is opvallend zwart-wit gekleurd.





Nergens in Noord-Holland is het vogelleven zo rijk als op Balgzand. Het gebied ligt ten oosten van Den Helder en reikt tot het voormalige eiland Wieringen. Het land is hier weids en mooi. Vanaf een aantal punten op de zeedijk heeft u een prachtig uitzicht op het wad. De beste punten zijn de vogelhut op de dijk ten noorden van Van Ewijcksluis en bij Informatiecentrum 't Kuitje, Oostoeverweg in Den Helder. Let op de getijden, bij opkomend water vliegen de duizenden vogels in grote zwierige wolken richting dijk om daar te overtijen. Balgzand is zo geliefd bij ontelbare vogels omdat het twee maal per dag droogvalt en dan eindeloze zand- en slikplaten blootlegt, waar heel veel schelpdieren, wormen, garnaaltjes en slakjes te vinden zijn. In het voorjaar broeden er tal van vogels, zoals kluten, sterns en meeuwen, op de tegen de dijk gevormde schorren. Zelfs lepelaars hebben hier met succes jongen grootgebracht. In juli komen er grote groepen bergeenden bijeen om te ruien. Een spectaculair schouwspel. In het winterhalfjaar komen hier veel smienten en rotganzen, die bij hoogwater hun toevlucht kunnen zoeken op de rustige Balgzanddijk.





8. De Wulp (januari 2020)...karakteristiek is de lange naar beneden gebogen snavel. De grootste Europese steltloper. Het bruin gestreepte lichaam is 50-60 cm lang.







9 Zeehonden eten het liefst vissen die dicht bij de bodem leven, zoals platvissen, kabeljauwachtigen, grondels en zandspiering. Volwassen zeehonden die van platvis leven, hebben daar tot 8 kilo per dag van nodig. Dieren in gevangenschap eten gemiddeld 3 tot 4 kilo makreel of haring per dag omdat die vis veel vetter is.


(februari 2020) Zeehond op het Wad geniet bij laagwater van de zon.


Je zou het niet zeggen als je in die mooie zwarte ogen kijkt, maar gewone zeehonden zijn wilde roofdieren! Hun scherpe tanden en gestroomlijnde lichaam zijn perfect voor het jagen op vissen. In de Waddenzee komen gewone zeehonden het meest voor. Daar liggen ze bij laagwater op de zandplaten te zonnen en te rusten. En in de zomer worden hun jongen er geboren en gezoogd.
Gewone zeehonden lijken echte kustbewoners. Op volle zee zie je ze zelden. Toch laat onderzoek, met zeehonden die voorzien werden van een zendertje, zien dat ze vaak meer dan 100 kilometer uit de kust gaan. Ze gaan dus wel regelmatig de open zee op, maar omdat ze dan meestal onder water zwemmen worden ze er niet vaak gezien. Ze zoeken hun rustplekken in getijdengebieden en riviermondingen, waar rustige zandplaten of stenen droogvallen.


( foto's februari 2020)

foto's 12 maart 2020

Foto's 26 maart 2020.


foto's 20 december 2020


foto 31-12-2021








10. (februari 2020) : Middelste zaagbekken overwinteren op zoutwater. Dat doen grote zaagbekken ook wel, maar minder vaak. Die zitten meest op zoet- en brakwater in het binnenland. De middelste zaagbek is slanker dan de grote zaagbek, wat vooral in de vlucht opvalt. Hij heeft een dunnere hals en ligt dieper in het water. Hij is wat kleiner dan een wilde eend, heeft een lange, dunne haaksnavel en een piekerige dubbele kuif. Hij heeft wat moeite met van het water opstijgen, maar is hij eenmaal in de lucht, dan vliegt hij met snelle en krachtige wiekslag, gewoonlijk laag over het water.







11. (februari 2020)… eidereend: Eidereenden zijn of opvallend zwart-wit met een groene nek en gelige snavel, of onopvallend bruin. De opvallende zwart-witten zijn de woerden, die indruk willen maken op de vrouwen. Dat doen ze behalve met hun zondagse pak door hun kop uit het water omhoog te werpen, als een omgekeerde buiging, waarbij ze melancholiek toeteren. De vrouwen beantwoorden die avances met het gedrag dat
De vrouwtjes zijn bruin, omdat zij straks op de eieren zitten. Ze mogen niet opvallen en blijven stilzitten. Je moet al bijna op ze staan, voor ze weg vluchten, waarbij ze hun eieren vaak onderschijten. Van schrik misschien, maar het heeft het effect dat de eieren zo weerzinwekkend ruiken dat een vos wellicht zijn fijne neusje ervoor ophaalt.

foto's onder... (14 mei 2020).







12. (maart 2020) tureluur: De Tureluur is altijd te herkennen aan de markante felrode poten en de brede witte achterrand van de vleugels. Er is nauwelijks verschil tussen man en vrouw; het mannetje is echter zwaarder getekend en donkerder. Een niet zo algemene weidevogel, die als niet-broedvogel vooral op het wad te vinden is. Middelgrote steltloper met vrij lange rode poten en een rode basis van de vrij korte snavel. Jonge vogels hebben flets oranje gele poten. Opvallende brede witte achterrand van vleugels onderscheidt hem in vlucht van gelijkende soorten.





13. (maart 2020) De rosse grutto is de arctische tegenhanger van de grutto, compacter en zwaarder gebouwd dan deze, met kortere poten. Het vrouwtje is in zomerkleed veel bleker gekleurd dan het mannetje en heeft ook een langere snavel. De soort is alleen doortrekker en wintergast in Nederland. Een echte wadvogel; je vindt daarom de grootste aantallen rosse grutto's in de Waddenzee. Het zijn sterke vliegers die in één keer lange afstanden kunnen trekken.


Foto's onder (15 mei 2020) … rosse grutto's in zomerkleed.








14. (april 2020)… kluut: De kluut is uniek door zijn opvallende zwart-witte verenkleed, lange poten en zijn opgewipte snavel. Hiermee zeeft hij door het slik om kleine slakjes, wormpjes en garnaaltjes te vinden. Broedt in kolonies, vooral in zoute gebieden aan de kust, maar ook in het binnenland. Als hij kuikens heeft suggereert een kluut dat hij gewond is. Hij laat dan een vleugel hangen om de aandacht van de belager af te leiden.





15. (15 mei 2020) De kleine strandloper behoort samen met de Temmincks strandloper tot de kleinste vertegenwoordigers van de strandloperfamilie. Hij is nog een stuk kleiner dan de bonte strandloper. Hij wordt op het wad gezien, vooral de beschutte delen, maar ook vaak in het binnenland, bijvoorbeeld op onder water gezette bollenvelden. Hij is aan de gitzwarte pootjes te onderscheiden van de Temmincks, die geelgroene pootjes heeft.

Duidelijk kleiner dan de veel talrijkere bonte strandloper; heeft net als deze zwarte poten en snavel, die duidelijk korter is. Ranke poten, maar verder gedrongen gebouwd en snel foeragerend strandlopertje, in prachtkleed met overwegend roodbruin met zwart kleed en witte buik. In najaar zijn de zogenaamde snipstrepen op de rug opvallend; heeft verder een kenmerkende wenkbrauwstreep die zich voor het oog splitst. Zwarte poten, in tegenstelling tot de verwante Temmincks strandloper die groenige poten heeft.





16. (29 mei 2020) … steltkluut: In Nederland een trekvogel die uitsluitend van maart/april tot juli/augustus te verwachten is. De steltkluut overwintert in noordelijk Afrika en soms Zuid-Europa, in toenemend aantal op het Iberisch Schiereiland. Dag- en nachttrekker, trekt over breed front. Het leefgebied van de steltkluten zijn ondiepe wateren (tot 20 cm.) zonder getij. Ondiepe zoet-, brak- en zoutwatermoerassen, inundatiegebieden, rijstvelden, viskwekerijen en zoutextractiebekkens zijn typische broedplaatsen. In Nederland zijn vooral ondiepe zoetwatermoerassen van belang als broedgebied.






17. (19 juni 2020) ... bontbekplevier: De bontbekplevier lijkt veel op twee andere in Nederland voorkomende plevieren, de kleine plevier en de strandplevier. De bontbekplevier is te herkennen aan de oranje snavel met de zwarte punt. In de vlucht is duidelijk een witte vleugelstreep te zien. Het voedsel bestaat voornamelijk uit insecten, weekdieren en kreeftachtigen, die meestal gevangen worden na een korte achtervolging. Het foerageergedrag bestaat uit een afwisseling van stilstaan en rennen. Het nest van de bontbekplevier bestaat uit een onopvallend kuiltje, waarin ongeveer vier uitstekend gecamoufleerde eieren gelegd worden. Bij verstoring van het nest doen de vogels alsof ze gewond zijn om op deze manier de aandacht van de verstoorder te trekken en deze weg te leiden bij het nest.






18. (26 oktober 2020)... Smient: Buiten het broedseizoen heeft de smient een voorkeur voor waterrijke graslandgebieden. Rust meestal overdag op grote meren. Smienten zijn vogels die dicht bij schone, zoete wateren met een rijke oever- en waterbegroeiing broeden. Ideaal zijn de wetlands omgeven door open vegetatie en landbouwgrond. Komt niet zuiver en alleen in zoet water voor.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Verspreiding: Broedt in N- en NO- Europa, in winter wijd verspreid en plaatselijk talrijk op natte weilanden en in moerassen.





19. (28 november 2020)... Juveniel kleine mantelmeeuw:
Algemeen: In vergelijking met Zilvermeeuw een iets slankere vogel, met een rondere kop en een dunnere snavel; hoewel de grotere mannetjes dezelfde bouw als een Zilvermeeuw kunnen hebben. Langere, smallere en puntigere vleugels dan Zilvermeeuw, in zit steken de vleugels vrij ver voorbij de staart.
Vier leeftijdsgroepen.
Juveniel en 1e winter:
Lijkt op Zilvermeeuw, maar de vogel is vaak donkerder en ook egaler; vaak opvallend donkerder dan Zilvermeeuw (hoewel er bij de Zilvermeeuw extreem donkere exemplaren kunnen zitten). Vanaf het einde van de herfst worden de onderdelen en kop wat lichter, waardoor een duidelijk contrast met de donkere vleugel ontstaat. Tertials zijn erg donker en hebben een vrij regelmatige smalle witte rand en een iets bredere witte top. De tertials zijn een redelijk goed onderscheid ten opzichte van de Zilvermeeuw. In het juveniele kleed zijn de mantel en schouderveren erg donker met lichte randen waardoor een opvallend schubpatroon ontstaat op de rug. Vanaf het late najaar komen er nieuwe veren, die donkerbruin tot grijsachtig bruin zijn. Witte stuit met veel donkere vlekken; bij Zilvermeeuw is de stuit bruiner door nog meer donkere vlekken. De dekveren van de ondervleugel zijn donkerder (vaak bijna zwartachtig) dan bij Zilvermeeuw.
2e winter:
Heeft al veel adulte (zwarte) veren op de mantel, schouders en vleugels, maar ook nog wel zwartachtig bruine veren op de vleugels. Nog steeds een duidelijk zwarte staartband te zien.
Adult:
Grijs / zwart op de vleugels en rug erg variabel, van redelijk licht grijs tot bijna zwart. De poten zijn geel, maar in de winter valer.











20. (5 december 2020) De kanoet of kanoetstrandloper is de grootste strandlopersoort. Er is een groot verschil in zomer- en winterkleed. In het zomerkleed is de vogel goed gecamoufleerd op de toendra; daar broedt de kanoet. Het is een sterke vlieger met lange vleugels, goed uitgerust voor de trek over lange afstanden. De Waddenzee is voor de kanoet een van de belangrijkste pleisterplaatsen van de wereld. Zonder de Waddenzee zou hij het niet redden.







21 (januari 2021): De brilduiker is een sierlijk duikeendje dat lang onder water kan blijven, soms wel meer dan 1 minuut. Lastig voor een vogelaar, want net als je het beest in de kijker hebt, duikt hij onder om meters ernaast weer boven water te komen. Gelukkig is de brilduiker wel herkenbaar, het mannetje heeft een witte vlek in een donkergroene kop en het vrouwtje een grijs lijf met een kastanjebruine kop.






22. (5 mei 2021)... Steenloper: Voor een strandloper heeft de Steenloper opvallend korte poten en een stevige, iets opgewipte snavel. De vogel zoekt het voedsel in tegenstelling tot veel andere strandlopers dan ook niet in het water of in de modder, maar meestal tussen schelpen en steentjes. Tijdens het foerageren beweegt de vogel zich enigszins waggelend voort, terwijl met de snavel steentjes en schelpen omgedraaid worden op zoek naar schelpdieren en kleine kreeftachtigen.
Hieraan dankt deze soort ook zijn Engelse naam, Turnstone. De Steenloper komt vooral als doortrekker of wintergast in het Waddengebied voor. De vogel broedt in het noorden van Europa, meestal langs rotsachtige kusten of in toendra langs de kust. De beste plekken om de Steenloper te zien zijn net buitendijks, vaak aan de voet van de waddendijken of op en langs de golfbrekers.

Foto's onder








23. (29 oktober 2021) Zeekoet in winterkleed: De zeekoet is dan ook een echte zeevogel, die alleen aan land komt om te broeden. Wanneer je een over het strand waggelende zwart-witte zeekoet ziet, doet dat veel aan een pinguïn denken. Kenmerkend voor de zeekoet is de smalle zwarte, spitse snavel. In herfst, winter en voorjaar veel doortrekkend vogels over zee. In de zomer is de kop en hals bruin zwart. De zeekoet heeft een korte staart die tijdens het zwemmen laag word gehouden. Verspreiding: Broedt op kliffen langs kusten van het W-Iberisch schiereiland tot aan Scandinavië en IJsland. Buiten broedtijd op zee en langs kusten.







24. (5 november 2021) Pijlstaart: De pijlstaart is iets kleiner dan een wilde eend. Door de lange hals en de dito puntige staart, waarvan de twee middelste sprietvormige pennen ongeveer acht centimeter voorbij de aangrenzende uitsteken, maakt hij een buitengewoon slanke indruk. De pijlstaart komt zowel bij zoet als bij brak en zout water voor. Ze houden van gezelligheid en foerageren wat graag in gezelschap van andere eenden, smienten en wilde eenden bijvoorbeeld. Hoewel de meeste pijlstaarten zich 's winters ophouden in de Zuid-Europese landen en Noord-Afrika, kan men ze 's winters echter ook bij ons in vrij groot aantal aantreffen. Doorgaans zijn er meer heren dan dames. Een groot aantal langhalzen trekt door van half september tot november en van maart tot eind april.






25. (24 november 2021) Zilverplevier: Deze vrij forse (26–29 cm) en stevig uitziende vogel heeft een stevige zwarte snavel. In de broedtijd heeft de zilverplevier een zwarte buik maar in winterkleed is de onderkant wit. Hij lijkt dan wel wat op de iets kleinere goudplevier. Als hij opvliegt is hij echter goed te herkennen aan de zwarte oksels, de witte stuit en staart met een gestreepte zoom.

Zoals vele steltlopers is de zilverplevier een broedvogel van het hoge noorden. Hij broedt op de toendra van Siberië, Alaska en Canada. Overwinteren doet hij aan zowat alle kusten van de wereld. In Nederland is het een algemene doortrekker. De vogel is praktisch het hele jaar te zien in zowel het Waddengebied als de zoute delta in Zeeland. De hoogste aantallen worden geteld in mei, het minst in juni en juli, maar in de herfst is de vogel weer in grote aantallen present. Zilverplevieren zoeken bij voorkeur naar voedsel op zojuist door eb drooggevallen modder.

Plevieren in het algemeen: Plevieren hebben over het algemeen een gedrongen lichaamsbouw en een vrij dikke, korte hals. Het voorhoofd is hoog en de ogen zijn groot. De snavel is slech ts kort, zodat het erg lastig voor ze is er diep mee in de slikbodem te boren om er voedsel uit te peuteren. Daarom pikken zij het voedsel van de grond op, waar zij onmiddellijk worden gegrepen en geconsumeerd. Bij plevieren valt het op dat het vaak hollen of stilstaan is. Zij maken met een korte, snelle ren, om dan abrupt halt te houden; nauwlettend kijken zij rond en als zij wat zien dat van hun gading is, pikken zij dit snel op, om direct daarna weer verder te racen. Maar zij houden er ook nog een een andere manier op na om aan de kost te komen, namelijk door het zogenaamde 'wormtrillen'. De plevieren doen dit, door een van hun pootjes zo te plaatsen, dat dit zonder veel moeite in een vibrerende beweging kan worden gebracht. Deze trillingen zorgen ervoor dat ondergrondse diertjes zich naar de oppervlakte wurmen, waar zij onmiddellijk worden gegrepen en geconsumeerd.

Foto onder: Zilverplevier zomerkleed...10 juni 2023; Het verenkleed van de zilverplevier is aan de bovenzijde zwart en voorzien van witgrijze vlekken. In hun zomerkleed hebben zilverplevieren een zwarte buik, borst en onderzijde van het gezicht, tot aan ooghoogte. In het winterkleed zijn de zwarte kleuren verdelen en zijn de kleuren fletser. Zilverplevieren hebben een zwarte snavel en donker gekleurde poten.





26. (8 juni 2022) Westerse blauwborst: De kin, de hals en het bovenste gedeelte van de borst hebben een prachtige blauwe kleur. De onderkant van het lichaam wordt omzoomd door een zwarte streep, die in het midden is verdeeld door een lange, rode streep. Wanneer de herfst aanbreekt, worden deze felle, vrolijke kleuren valer. Het vrouwtje is te herkennen aan een witte vlek op haar keel en een blauwbruine streep op de borst.

boven blauwborst man, onder blauwborst vrouw...







27. (12 november 2022) Bonte Strandloper in winterkleed: De bonte strandloper is een kleine trekvogel die behoort tot de familie van de snip achtigen. Deze vogelsoort is te vinden langs de kusten en op stranden in Nederland.

De bonte strandloper heeft een opvallend uiterlijk met een gedrongen lichaam en een korte snavel. De mannetjes hebben een zwarte buik en borst, terwijl de vrouwtjes een bruinere kleur hebben. Tijdens het broedseizoen hebben beide geslachten een witte keel en gezicht, met zwarte vlekjes op de kruin. Buiten het broedseizoen hebben ze een grijzere kleur.

Foto's ( 10 juni 2023): Onder Bonte Strandloper Zomerkleed: De bonte strandloper voedt zich voornamelijk met kleine insecten, schaaldieren, wormen en andere ongewervelde dieren die te vinden zijn in het slik en op het strand. Ze hebben een lange snavel waarmee ze in de modder kunnen prikken om voedsel te vinden.

De bonte strandloper broedt in het noordpoolgebied, waar ze hun nesten maken op de grond. Het vrouwtje legt meestal 4 eieren, die worden uitgebroed door zowel het mannetje als het vrouwtje. Na ongeveer 3 weken komen de eieren uit. De jongen zijn nestvlieders en kunnen al snel zelfstandig lopen en foerageren. Het broedseizoen van de bonte strandloper begint in mei en duurt tot juli. Gedurende deze periode zijn ze te vinden in de toendra-gebieden van het noordpoolgebied. Na het broedseizoen trekken ze naar het zuiden, waar ze overwinteren in Nederland en andere kustgebieden.

De bonte strandloper is een trekvogel die broedt in het noordelijke deel van Europa en Azië. In de winter trekken ze naar het zuiden, waar ze te vinden zijn langs de kusten en op stranden in Nederland. Ze verkiezen modderige kustgebieden, slikken en ondiepe wateren.




28. (17 maart 2023) Rootborsttapuit: Roodborsttapuiten behoren tot de familie van de Vliegenvangers. Met een lengte van 11-13,5 cm en een gewicht van 14-19 gram, zijn ze kleiner dan een huismus. De volwassen mannetjes zijn te herkennen aan een zwarte kop inclusief de kin. Een oranje borst tot aan de bovenbuik en laag op de flanken. De staart is donker.
De minder opvallende vrouwtjes hebben een grijsbruine kop en mantel, minder donker dan bij mannetjes. De oranje borstkleur is bij vrouwtjes minder fel dan bij mannetjes. Onvolwassen vogels zijn bruin gekleurd met een soort donkerbruin schubbenpatroon.

De Roodborsttapuit is bij ons een broedvogel van half-open cultuurlandschappen en van duin-, heide- en hoogveengebieden. Ze broeden vooral op de hoge zandgronden, in de volledige kuststrook inclusief de Waddeneilanden en in Zeeuws-Vlaanderen.

Foto's boven Roodborsttapuit man; Foto's onder Roodborsttapuit vrouw


Roodborsttapuiten kun je het gehele jaar tegenkomen. De grootste groep Nederlandse broedvogels arriveert tussen eind februari en eind maart en verlaat ons land tussen half september en half november. Ze overwinteren daarna in Frankrijk en Marokko. Er zijn bij ons slechts een klein aantal overwinteraars.






29. (17 maart 2023) Slobeend met op de achtergrond Wintertaling. Deze eend dankt zijn naam aan zijn spatelvormige snavel: met deze snavel kan hij al zijn voedsel weg ‘slobberen’. Zo werkt hij op efficiënte wijze allerlei kleine waterdieren en kroos weg. Naast deze bijzondere snavel vallen nog een aantal andere kenmerken van de slobeend op. Zo hebben de mannetjes in de baltsperiode een groene kop, een helder witte borst en een rood/bruine buik. Tijdens de vlucht kun je ook goed de lichtblauwe vleugel van de slobeend zien. De vrouwelijke slobeend heeft wel dezelfde kenmerkende snavel, maar een heel ander verenkleed. Deze is bruin met donkerbruine vlekken, erg vergelijkbaar met de wilde eend. Een volwassen slobeend is ongeveer 48 centimeter groot, maar kan ook een stukje kleiner of groter uitvallen.

Slobeend komt aangevlogen en maakt een landing vlak voor de snavel van een wintertaling man.

Je vindt de slobeend het meest in gematigde gebieden in Europa, ook in de meer gematigde regio’s van Scandinavië of Spanje. Nederland is tijdens de broedperiode van de slobeend een van de meest populaire landen in het noordwesten van Europa. Vooral in het westen van het land, met name bij de polders, kom je de slobeend tegen. In de nazomer kun je ze ook treffen bij de Oostvaardersplassen. Vooral in waterrijke gebieden kun je de slobeend treffen. Ze maken hun nesten in hoog gras, vlakbij het ondiepe water. Je kunt ook slobeend nesten verder van het water vandaan vinden, in struiken of andere beschutting. Hier kiezen ze vaak voor wanneer er geen hoog gras bij het water beschikbaar is. De Europese slobeend blijft vaak op dezelfde plek, maar van oorsprong is de soort eigenlijk een trekvogel. De locatie waar de slobeend overwintert varieert van het zuiden van Europa tot het tropische gedeelte van Afrika. Vanaf maart keren ze dan weer terug naar hun oorspronkelijke broedgebied. Hierdoor is de kans dat je de slobeend in Nederland aantreft in maart en april het grootst.




30. (17 maart 2023) Wilde Eend: De wilde eend is dezelfde als de tamme eend die je in vijvers kunt vinden. Wilde eenden blijven het hele jaar in Nederland en zijn te vinden overal waar water is: meren, vijvers, kanalen, rivieren, stroompjes, riviermondingen en zelfs in brakwatermoerassen. Na de paring brengen de vrouwtjes de jongen in hun eentje groot.

De woerd is een slechte vader. Na het paren trekt hij zich terug op een veilige plek en gaat dan een dubbele rui in. Eerst verliest hij zijn slagpennen. Hij kan dan niet meer vliegen en is dus heel kwetsbaar. Daarna verliest hij zijn veren en krijgt nieuwe, vaalbruine veren. Dit wordt zijn eclipskleed genoemd. Hij is met die bruine veren minder goed zichtbaar en dus ook minder kwetsbaar zolang zijn nieuwe slagpennen moeten groeien. Wilde eenden zijn daarom minder gemakkelijk te vinden in juli en augustus: de woerden, de vrouwtjes en de jonge eendjes zijn dan allemaal lichtbruin. Er is nog wel een klein verschil te zien tussen enerzijds de vrouwtjes en de jongen en anderzijds de woerd: de woerd heeft een gelere snavel en een bruinere borst.

De balts begint al in het najaar. In de herfst en in de winter spannen de woerden zich flink in met het poetsen van hun veren en ze wringen zich daarbij in allerlei bochten, zodat de vrouwtjes onder de indruk kunnen komen van hun kleuren. Ze draaien met meerdere woerden tegelijk om een vrouwtje heen en maken daarbij afwisselend een kreunend en een fluitend geluid.




31. (17 maart 2023) Kokmeeuw: De Kokmeeuw is onze algemeenste meeuwensoort. Het is een kleine meeuw, die in alle kleden een opvallende witte buitenrand van de handvleugel heeft, met op de ondervleugel een zwarte vlek ernaast. Volwassen vogels hebben lichtgrijze bovendelen en krijgen in het voorjaar een donkerbruine kopkap en een donkerrode snavel. In winterkleed is de kop wit, met een donkere oorvlek. Juveniele vogels hebben bruin geschubde bovendelen met lichtgrijze, grote dekveren. Enkele maanden na het uitvliegen worden de bruine mantel- en schouderveren vervangen door effen lichtgrijze veren. Het is een luidruchtige vogel tijdens het broeden of foerageren.

Kokmeeuwen zijn echte koloniebroeders die voorkomen in allerlei water- en moerasgebieden zoals heideterreinen, grote meren en overstromingsvlaktes, maar ook langs de kust. Vaak komen ze tevens tot broeden in meer kunstmatige biotopen zoals bezinkingsbekkens van suikerfabrieken, havengebieden, in de omgeving van rijstvelden en op opspuitterreinen in industriegebieden. Ze foerageren het meest op pas gemeste of geploegde weilanden en akkers. Buiten de broedtijd komen ze verspreid voor in allerlei biotopen, zoals stranden, havens, weilanden en akkers, plassen, stortplaatsen en in stedelijke omgeving. Het zijn alleseters, maar ze voeden zich vooral met larven, slakken en wormen, die ze vinden op wei- en bouwland. Ze eten ook visjes, vogeleieren, muizen en kleine vogeltjes.

In de overwinteringsgebieden moeten de slaapplaatsen worden gevrijwaard van verstoring. Geschikte broedbiotopen in allerlei water- en moerasgebieden dienen in stand gehouden, met bijzondere aandacht voor een stabiel waterpeil.




32. ( 8 december 2023): De Dodaars is ons kleinste fuutje, dat in grote grootte overeenkomt met een lijster, maar een veel rondere vorm heeft. Als kans ziet het diertje vrij dicht te benaderen, kan men de kleuren onderscheiden. Van boven is het donkerbruin, van onderen een ietsje lichter. In het broedseizoen zijn de wangen en keel warm kastanjebruin. Opvallend is ook de witte vlek aan de snavelbasis.; het is net of de vogel vergeten heeft na he tandenpoetsen het schuim uit de mondhoek weg te vegen!0.

In winterkleed bovenzijde donkerbruin, wangen, zijflanken, hals en onderzijde lichtbruin/beige, witte hals vlek. Duikt regelmatig onderwater.

De duiktechniek van dit vogeltje is fenomenaal! Met een horloge in de hand heb ik wel eens gecontroleerd hoe lang het beestje onder water kon blijven en niet zelden haalde hij ruimschoots de minuut!

Vroeg in het voorjaar, dikwijls reeds in maart, kan men volop genieten van het uitbundige spel der baltsende dodaarsjes. Het mannetje is een en al opwinding en lijkt wel een veren bal! Trillend van emotie zwemt hij op zijn wijfje toe. Druk watertrappend zwemt hij rond, jakkert achter het vrouwtje aan en presenteert haar tenslotte wat nestmateriaal, want om het bouwen van een nest is het uiteindelijk begonnen.

De fuut brengt meestal 1 broedsel groot, de dodaars veelal twee en soms wel eens drie. Als moeder zich te broeden zet op het tweede legsel, belast vader zich met de opvoeding van de in keurige, gestreepte pakjes geklede jongen.




33. (8 december 2023): De grote zaagbek is een middelgrote watervogel met een opvallend uiterlijk. Het mannetje heeft een zwarte kop met een witte hals en borst. De rug en vleugels zijn zwart, terwijl de buik wit is. Een opvallend kenmerk van het mannetje is de lange, smalle snavel met een gekarteld uiteinde, dat lijkt op een zaag. Vandaar ook de naam “grote zaagbek”. Het vrouwtje daarentegen heeft een bruine kleur met een witte keel en buik. Haar snavel is korter en minder opvallend dan die van het mannetje.

De grote zaagbek is voornamelijk te vinden in Noord-Europa, waaronder Nederland. Hij leeft voornamelijk in zoetwatergebieden, zoals meren, rivieren en moerassen. Deze vogelsoort geeft de voorkeur aan rustige en afgelegen plaatsen, waar hij zich kan voeden en broeden zonder al te veel verstoring. De grote zaagbek is een viseter en zijn dieet bestaat voornamelijk uit vis. Hij duikt onder water om zijn prooi te vangen, waarbij hij gebruik maakt van zijn scherpe snavel om de vis te grijpen. Naast vis eet de grote zaagbek ook kleine schaaldieren, amfibieën en waterinsecten.

De grote zaagbek heeft een interessant voortplantingsgedrag. Tijdens het broedseizoen vormen mannetjes en vrouwtjes paartjes. Het vrouwtje bouwt een nest in een boomholte, meestal in de buurt van water. Ze legt gemiddeld 8 tot 12 eieren, die ze gedurende ongeveer een maand bebroedt. Het mannetje blijft in de buurt en beschermt het nest tegen indringers.

Het broedseizoen van de grote zaagbek begint meestal in maart en duurt tot juni. Tijdens deze periode is het vrouwtje bezig met het bouwen van het nest en het leggen van de eieren. Het mannetje speelt een actieve rol bij het beschermen van het nest en het voeden van het vrouwtje tijdens deze periode.




34. (8 december 2023):De Blauwe reiger is een grote vogel met een lengte van ongeveer 90 tot 100 centimeter. Hij heeft een opvallende blauwgrijze verenkleed, vandaar ook zijn naam. De nek van de Blauwe reiger is lang en sierlijk en tijdens het vliegen wordt deze vaak in een karakteristieke S-vorm gehouden. De snavel van de Blauwe reiger is lang en scherp, perfect geschikt voor het vangen van vis.
Het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke Blauwe reiger is niet erg opvallend. Over het algemeen zijn de mannetjes iets groter dan de vrouwtjes, maar verder zijn ze vrijwel identiek in uiterlijk.

De Blauwe reiger staat bekend om zijn luide en kenmerkende geluid, dat lijkt op het geluid van een schorre kikker. Het geluid is vooral te horen tijdens het broedseizoen, wanneer de Blauwe reigers hun territorium markeren en hun partners aantrekken.

De Blauwe reiger komt veel voor in Nederland en is te vinden in verschillende leefgebieden, zoals moerassen, rivieroevers, meren en vijvers. Ze geven de voorkeur aan rustige en ondiepe wateren waar ze gemakkelijk vis kunnen vangen. De Blauwe reiger is een standvogel, wat betekent dat hij het hele jaar door in Nederland blijft.

Het broedseizoen van de Blauwe reiger begint in maart en duurt tot juni. Tijdens deze periode bouwen ze hun nesten hoog boven de grond, meestal in bomen of op rotsachtige kliffen. Het nest bestaat uit takken, twijgen en ander plantaardig materiaal. De Blauwe reiger legt meestal 3 tot 5 eieren en beide ouders broeden om de beurt op het nest. Na ongeveer 25 tot 30 dagen komen de eieren uit en worden de jongen gevoed met vis die de ouders vangen. Na ongeveer 6 weken zijn de jongen volgroeid en verlaten ze het nest.

Tijdens het broedseizoen zijn Blauwe reigers erg territoriaal en beschermen ze hun nest agressief tegen indringers. Ze maken gebruik van verschillende waarschuwingsroepen om hun territorium te verdedigen en hun partner te waarschuwen voor gevaar.

Enkele kenmerken van het broedseizoen van de Blauwe reiger zijn: Baltsvluchten waarbij de vogels hoog in de lucht vliegen en spectaculaire duikvluchten maken. Het bouwen van nesten in kolonies, waarbij soms wel tientallen nesten bij elkaar kunnen zijn. Het maken van nesten hoog boven de grond om de eieren en jongen te beschermen tegen roofdieren.



35. (8 december 2023): Scholeksters zijn stevig gebouwde, zwart-witte steltlopers die vaak aan de kust, maar ook algemeen in het binnenland worden aangetroffen. De snavel van de scholekster slijt hard maar groeit ook hard. Hij kan veranderen van vorm door het voedsel. Zo wordt de snavel puntiger als een scholekster in de zomer naar emelten en wormen prikt. Op het wad is zo’n snavel ook handig als je naar wormen prikt, maar in de winter eten veel scholeksters schelpdieren als kokkels. En dan wordt de snavel stomper, omdat ze hem gebruiken als beitel.

Onmiskenbaar. Zwart-witte stevige steltloper met lange oranjerode snavel en roze poten. In vlucht met opvallende witte vleugelstrepen en zwart-witte staart. Luidruchtig, roept schel “(te-)piet!”.

Opvallende baltsvlucht met langzame vleugelslagen. Nest is niet meer dan een kuiltje in de grond, spaarzaam bekleed met wat schelpjes, steentjes of stro. Broedt ook op grinddaken en op paaltjes. Broedt van half april tot eind juni. Eén broedsel per jaar, 3-4 eieren. Broedduur 24-27 dagen, jongen zijn nestvlieders, vlieg vlug na 32-35 dagen. Jongen worden lang gevoerd door ouders.

Natuurgebieden, boerenland en bebouwing; ontbreekt alleen in bosrijke streken en kleinschalig cultuurlandschap. De verreweg hoogste dichtheden huizen in het westen en noorden van het land, vooral op kwelders maar meer regionaal ook in open polders met een afwisseling van gras- en bouwland. In het binnenland broedende scholeksters zijn doorgaans afwezig in het winterhalfjaar. Dan vooral in Waddengebied en Delta in grote groepen, op wadplaten.

Kustbroedvogels en overwinterende scholeksters vooral schelpdieren (nonnetjes, mossels, kokkels) maar ook wormen (zeepieren), krabben en garnalen. Op graslanden vooral regenwormen; ook emelten, insecten e.d. Zoekt voedsel op tast en op het oog. Gebruikt diverse technieken om schelpdieren open te krijgen; kan verschillen per individu, locatie, leeftijd en geslacht. Scholeksters overwinteren in het Wadden- en Deltagebied, of trekken weg naar Zuidwest-Europa (jonge vogels). Scandinavische vogels nog verder, naar Afrika. Onder de overwinteraars in Nederland vallen veel slachtoffers bij lang aanhoudende strenge vorst. Dan kan ook massale vorsttrek optreden. In februari-maart worden de broedplaatsen in het binnenland weer bezet.




36. ( 9 augustus 2024): Het witgatje (of eigenlijk: de witgat) is een steltloper die je in Nederland tijdens de trekperioden in elk drassig gebiedje kunt zien.

Witgatjes hebben een grijze bovenzijde en witte onderzijde. Het is een ranke vogel die iets kleiner is dan een tureluur. Een tureluur is maar een plomp geval in vergelijking met een witgatje trouwens. Ze lijken trouwens niet heel erg op elkaar. De tureluur met zijn oranje poten en snavel wijkt qua uiterlijk toch wel behoorlijk af van een witgatje. Fijne witte spikkels sieren de rug van het witgatje. En dan wijs ik je nog op de opvallende witte oogstreep.

Witgatjes zijn overigens bijzonder schuw is mijn ervaring. Zie ik een witgatje, dan heeft hij mij minimaal een seconde eerder gezien en vliegt hij al op.

Een opvliegend witgatje valt direct op door de lichte stuit. In Nederland is de witgat een wintergast en doortrekker. Broedt in Noordoost-Europa en noordelijk Azië. Trekt in de winter naar westelijk en zuidelijk Europa, Afrika (met uitzondering van de Sahara en het meest zuidelijke deel van Afrika), en grote gebieden in de zuidelijke helft van Azië.

De witgat word nog weleens verward met de oeverloper, de belangrijkste verschillen: Het witgatje is wat groter en heeft een langere, slankere snavel en de afscheiding tussen de witte buik en de bovenkant verloopt horizontaal. De oeverloper heeft ook wit op de buik, maar heeft bij de nek een kenmerkende witte krul, verder heeft hij een kortere dikkere snavel.

Witgatjes voeden zich vooral met water- en landinsecten (libellenlarven, mieren, waterwantsen, rupsen, kevers, vliegen en muggen, schietmotten), wormen, bloedzuigers, kleine kreeftachtigen, spinnen, kleine visjes, ook wel zaden. Pikt vooral, maar prikt en boort ook wel in zacht slik. Zoekt voedsel op slik en in ondiep water.




37. Boerenzwaluw ( 9 augustus 2024): Eind maart is het zo ver. Tijd voor de eerste zwaluw. Elk jaar een hoogtepunt voor menig vogelaar en natuurliefhebber. Voor velen het ultieme voorjaarsgevoel. De boerenzwaluw is over het algemeen de eerste zwaluw die aankomt in West-Europa. Oever- en huiszwaluw volgen meestal iets later.

De boerenzwaluw is een algemene broedvogel en doortrekker in Nederland. Het is een vriendelijk vogeltje dat zich thuisvoelt bij mensen. Hij broedt in schuren, stallen, bij boerderijen, onder bruggen, maar ook in fietsenhokken en tegen huizen aan. Het is een enorm fotogeniek, maar zeer beweeglijk vogeltje. Met een beetje kennis van het gedrag van deze soort is het voor bijna iedereen mogelijk om goede foto’s van de boerenzwaluw te maken.

Er is een aantal momenten in het jaar dat je de boerenzwaluw redelijk makkelijk kunt fotograferen. In het vroege voorjaar (april – begin mei) is de doortrek in volle gang. Niet alle “boertjes” die je nu ziet blijven hier broeden. Een groot deel vliegt door naar noordelijker streken. Juist in de trektijd kun je enorme groepen zwaluwen bij elkaar zien. Ze foerageren dan vaak vlak boven het water of boven landerijen op zoek naar muggen en vliegjes die ze in de vlucht vangen. Als je je strategisch opstelt is het mogelijk om mooie vliegbeelden te maken. Een groep boerenzwaluwen lijkt een onoverzichtelijke warboel. Maar als je één vogel volgt, dan merk je dat er vaak een steeds herhaalde route gevlogen wordt. Elke vogel komt telkens weer langs. Hierop kun je anticiperen. Pak één vogel in de zoeker als hij nog behoorlijk ver verwijderd is, en volg alleen die vogel, anders word je gek. En, probeer handmatig scherp te stellen. Je autofocus is eigenlijk nauwelijks in staat om zo’n klein, beweeglijk object in focus te houden.

Dan komt de broedtijd die loopt van mei tot juli en soms een tweede nest in september (of zelfs oktober). In deze periode is het zaak om wat voorzichtiger te werk te gaan tijdens het fotograferen. Het is heel verleidelijk om vlakbij een nest te gaan staan. Wees hier heel terughoudend in! Een boerenzwaluw herkent feilloos of je een boer bent die toevallig onder het nest moet zijn – dan gaat het voeren gewoon door. Maar als je er staat om te fotograferen, dan duurt het vaak behoorlijk lang totdat de vogels het voeren weer hervatten. En wanneer dat dan eindelijk het geval is, dan gebeurt dat ook nog eens veel minder frequent dan normaal.

Na het uitvliegen van de jongen is het feest voor fotografen! Soms wel vier broers en zussen zitten schreeuwend naast elkaar te bedelen om voedsel. Dit is het mooiste en minst verstoringsgevoelige moment om boerenzwaluwen te fotograferen. De jonge vogels zien je soms helemaal niet staan en komen tot op enkele meters zitten. Het voeren gaat gewoon door. De oudervogels proppen de gevangen insecten al vliegend in de bek van de jongen. Een mooie ervaring! Vanuit een auto kun je de mooiste foto’s maken.

Na het broedseizoen verzamelen zich tientallen tot vele duizenden zwaluwen (gemengde groepen boeren-, huis- en oeverzwaluwen). Vooral ’s avonds komen ze bij elkaar om te slapen in het riet of andere begroeiing bij water. Overdag kun je tientallen meters zwaluwen zien zitten op prikkeldraad en andere zitplaatsen. Een mooi moment om meer grafische opnamen te maken.

De vogel staat op de rode lijst ondanks dat er nog grote aantallen broeden in Nederland. Ons buitengebied wordt steeds opgeruimder en strakker. Een schuur zonder vee trekt geen boerenzwaluwen meer aan.

En dan, plotseling, ergens eind september, begin oktober besef je het, ze zijn weg! En er volgen zes zwaluwloze maanden.




38. (9 augustus 2024): Een groenpootruiter is een vogel die tot de familie van steltlopers behoort. Met zijn slanke postuur en lange poten is hij niet te missen in vochtige gebieden waar hij graag vertoeft. Zijn naam dankt deze vogel aan de opvallende groene kleur van zijn poten, die goed zichtbaar zijn als hij door ondiepe waterzones waadt op zoek naar voedsel. Hun verendek kan variëren van grijs tot bruin met subtiele patronen, wat helpt bij camouflage tussen het riet en langs oevers. In vlucht valt hun witte stuit op, wat een kenmerkend beeld geeft tegen de open lucht.

De groenpootruiter is een interessante verschijning onder de steltlopers. Met zijn slanke postuur en relatief lange poten valt hij direct op in zijn habitat. Zijn verenkleed varieert per seizoen: tijdens het broedseizoen heeft hij een grijsbruine bovenzijde met donkere vlekken en strepen, terwijl zijn onderzijde lichter van kleur is met opvallende donkere banden. Zijn snavel is middellang en licht opgebogen. De poten zijn, zoals de naam al doet vermoeden, groenig van kleur. In vlucht vertonen ze een kenmerkend witte wig op hun rug. Dit vogelsoort staat bekend om z’n behendigheid; hij kan razendsnel kleine prooien uit het water pikken. Groenpootruiters voeden zich hoofdzakelijk met insecten, wormen en kleine visjes. Hun jachttechniek is fascinerend om te observeren: ze waden door ondiepe watergebieden waarbij ze hun kop snel heen en weer bewegen om zo prooi te lokaliseren.

De trekpatronen van de groene pootruiter zijn ook noemenswaardig; ze leggen duizenden kilometers af tussen broed- en overwinteringsgebieden. Ze worden vaak gezien in Nederland tijdens deze migratieperiodes, wat voor vogelspotters altijd weer een bijzondere gebeurtenis is. Ze vormen dan grote groepen die samen reizen, rust nemen en voedsel zoeken. Dit gedrag maakt dat je ze soms in indrukwekkende aantallen kunt waarnemen langs kustlijnen of in wetlands.

De groenpootruiter is een vogelsoort die je niet zomaar in elke achtertuin tegenkomt. Deze trekvogels hebben specifieke gebieden waar ze zich thuis voelen. Hun leefgebied strekt zich uit over verschillende continenten en kent zowel broed- als overwinteringsgebieden. Broedgebieden vindt men voornamelijk in het noorden, denk aan Scandinavië en Siberië. Overwintering gebeurt veelal in Afrika en Zuid-Azië, maar ook delen van Australië zijn populair.

De voortplantingstijd van de groenpootruiter begint vaak in april of mei. Dit is wanneer deze vogels terugkeren naar hun broedgebieden in het noorden, zoals Scandinavië en Siberië. Hun nesten zijn meestal te vinden op de grond, verborgen tussen lage vegetatie. De vrouwtjes leggen gemiddeld vier eieren. Het uitbroeden wordt door beide ouders gedaan. Na ongeveer drie weken komen de kuikens uit. De jonge groenpootruiters zijn zogenaamde nestvlieders; ze verlaten het nest kort na het uitkomen en kunnen al vrij snel zelfstandig voedsel zoeken. Toch blijven beide ouders beschermend over hun kroost waakt tot zij sterk genoeg zijn om zelf te overleven.

Groenpootruiters staan bekend om hun kenmerkende gedrag tijdens het baltsritueel. Mannetjes voeren indrukwekkende vliegshows op waarbij ze hoge piepende geluiden maken. Deze vertoningen dienen om een partner aan te trekken en territorium af te bakenen.


Maak jouw eigen website met JouwWeb