
Monnickendam is een prachtig oud stadje aan de Gouw zee net boven Amsterdam. Hier in Monnickendam, liggen de schepen in de haven naast het oude stadscentrum. Wanneer u aan komt varen zie u de toren van de Grote of Sint Nicolaaskerk boven het stadje uitsteken. De Gouw zee is een prachtige baai aan het Markermeer.

Zoals de plaatsnaam doet vermoeden, is Monnickendam vernoemd naar een dam die er door de noeste arbeid van monniken is gekomen. In dit geval gaat het om Norbertijner monniken uit het Friese Hallum. Monnickendam ligt in de gemeente Waterland in de provincie Noord-Holland. De uitbreiding van Monnickendam begon in 1356. Men bouwde in die tijd bij de huidige Grote Kerk een klooster met de naam Mariëngaarde. Een monnik in het stadswapen herinnert aan dit klooster. De middeleeuwse stadsmuur werd in 1575 vervangen door een omwalling met vier bastions en vier stadspoorten. Een restant van de muur is nog aanwezig op de joodse begraafplaats. De latere omwalling is nagenoeg verdwenen. Alleen een wandelpad, de vesting, rond het grootste deel van de historische binnenstad, herinnert nog aan de gesloopte verdedigingswerken van weleer.

De aanleg van een dam en sluis trok handel en nijverheid aan. Voor de dam ontstond een binnenhaven en via de Leek en Purmer Ee waren er goede waterverbindingen met het achterland. Het heffen van tol op langskomende goederen zorgde eveneens voor inkomsten. Vanaf de 14e eeuw nam het handelsvervoer flink toe, zoals blijkt uit de belastingen die de graaf van Holland aan Monnickendam oplegde. De handel ontsteeg de lokale markt en in de 15e eeuw voeren schepen uit Monnickendam op de Oostzeelanden. Naast de overzeese handel was de rokerij van haring (bokking) een goede bron van inkomsten. Vroeger lag de geur van gerookte haring en paling als een deken over de stad.

De Speeltoren is een museum in de Noord-Hollandse stad Monnickendam dat het Waterland, het Noord-Hollands veenweidegebied direct ten noorden van Amsterdam, in al zijn facetten presenteert in hun onderling verband. De nadruk ligt daarbij op het ontstaan en de geschiedenis van het oorspronkelijk drassige, later ingeklonken en door een zeedijk beschermde veenland, en het leven en bedrijf van zijn bewoners op het platteland en in stadjes en dorpen, waaronder Monnickendam, Ilpendam en Broek in Waterland.


De bloeiende handelsstad Monnickendam kreeg in de loop van de 15e eeuw steeds meer te duchten van Amsterdam. Ook deze stad was in opkomst en probeerde handel en nijverheid uit Waterland naar zich toe te trekken. Zo werden schepen die eerst in Monnickendam hadden aangemeerd, beboet. Aan de andere kant werden kooplieden en ambachtslieden met privileges gelokt om zich in Amsterdam te vestigen. Dit beleid had succes, want steeds meer handel en scheepvaart trok uit Waterland weg. Aan het eind van de 16e eeuw veranderde Waterland definitief in een agrarisch gebied.







Index
1. Nonnetje
2.Brilduiker
3. Kuifeend
4. Tjiftjaf
5. Krakeend
6. Smient
7. Middelste Zaagbek
8. Vuurgoudhaantje
9. Zanglijster
10. Waterhoen


Bij nonnetjes draagt het mannetjehet mooiste pak: helder- wit met zwarte tekening. Het vrouwtje heeft een grijswit kleed en een roestbruine kop.



1. (4 januari 2025) Nonnetje: De woerd is grotendeels wit en heeft een witte kuif. Hij heeft een opvallende zwarte oog vlek, van waaruit een dunne zwarte streep naar een zwarte vlek op het achterhoofd loopt. De rug is zwart, en er lopen enkele dunne zwarte strepen over de zijborst en flanken.


De eend heeft een kastanjebruine bovenkop en nek met een witte keel en wangen. De bovenkant van het lichaam is donkergrijs en de onderkant is witachtig. De snavel is bij beide geslachten smal, en de bovenkant is aan het einde haakvormig. De vogel wordt tussen de 38 en 44 cm lang.


Nonnetjes zijn een bijzondere winterverschijning, vooral als ze jagen op vis als spiering en baars. Op het IJsselmeer en Markermeer huizen de grootste aantallen, maar ook in wateren langs de rivieren kun je deze schuwe eenden treffen.

Het nonnetje is de kleinste van de drie soorten zaagbekken die in Nederland overwinteren. De grote zaagbek tref je, net zoals het nonnetje, aan in het binnenland in zoet water. De middelste zaagbek heeft juist een voorkeur voor zout water. Net als zijn grotere familieleden kan het nonnetje uitstekend duiken en lang onder water blijven. Een handige eigenschap, aangezien hij vis op het menu heeft staan. Om goede grip op de glibberige visjes te hebben, is het nonnetje uitgerust met een gekartelde snavel met een klein haakje.

Het is een prachtige vogel. Net als de ijs eend heeft het nonnetje van die bonte patronen en van dichtbij bekeken die oneindig subtiele tekening, waarbij je je afvraagt hoe die veertjes zo geordend kunnen liggen om zulke fijne lijntjes te vormen.Het nonnetje staat voor ijs, wakken en ondiepe, visrijke gebieden met voldoende ruimtelijke schaal.

Het nonnetje is een fraaie verschijning in de winter. Nonnetjes broeden niet in Nederland, maar grote aantallen strijken in de winter neer in het IJsselmeergebied. Vooral het Markermeer is favoriet; nonnetjes jagen er in soms in grote groepen (vaak meer dan 250 vogels) op spiering. De aantallen overwinterende vogels zijn sterk afhankelijk van de weersomstandigheden, zowel in Nederland als in geheel Noord-Europa. Nonnetjes broeden in holen, vaak gemaakt door zwarte spechten.

Nonnetjes starten met broeden vanaf midden mei en hebben één legsel van 6 tot 9 eieren. Ze broeden niet in kolonies. Het nest wordt gemaakt in een boomholte (bijvoorbeeld uitgehakt door zwarte spechten) en bekleed met dons. Nonnetje en brilduiker delen deze nestplaatskeuze. De competitie kan groot zijn. Bij conflicten is het nonnetje echter dominant en de vrouwtjes schromen niet om hun eieren bovenop die van brilduikers te leggen. Als de jongen uitkomen, springen ze uit de boom en haasten zich naar het water, waar ze direct naar voedsel duiken.


Het nonnetje vliegt, met enkele korte stops op meren, vanuit het hoge noorden naar de zuidelijker gelegen overwinteringsgebieden. Van april tot begin mei keren ze terug naar de broedgronden. Buiten het broedseizoen verblijft de soort vaak in grote groepen op meren. De in Nederland overwinterende nonnetjes zijn vooral afkomstig uit het noorden van Rusland en Siberië.









2. (4 januari 2025) Brilduiker: Door de witte vlek tussen het oog en de snavel lijkt het net of de mannetjes van deze duikeenden een brilletje dragen. De brilduiker is een wintergast die je alleen of in kleine groepen kan treffen. Opmerkelijk is dat ze vanaf 1985 in kleine aantallen in Nederland broeden.

42-50 cm. Mannetje opvallend zwart-wit; nek en onderdelen wit; rug en staart zwart, met zwarte strepen op schouders en flankranden. 'Driehoekige' kop van mannetje zwart met groene glans met ronde witte vlek tussen oog en zwarte snavel. In vlucht met zwarte vleugels en opvallend, breed wit vierkant op de binnenste vleugelhelft, bijna tot aan voorvleugel, gedeeltelijk onderbroken door zwarte streep vanaf handdekveren. Poten oranje, bij vrouwtje bleker. Vrouwtje met chocolade-bruine kop zonder witte vlek, vage witachtige halsband, blauwgrijs gespikkelde bovendelen, zwarte stuit en witte onderdelen; vleugel in vlucht als bij mannetje maar met twee zwarte lijnen, vleugelvlek zichtbaar als wit gedeelte op zijden als vogel zwemt. Juveniel en mannetje in eclipskleed lijken op vrouwtje.

Broedt in Alaska, Canada, delen van Oost-Europa, en van Scandinavië tot in Oost-Siberië. Trekt in de winter naar de Verenigde Staten, grote delen van Europa, China en Japan. In Nederland een uiterst schaarse broedvogel, jaarrond aanwezig en wintergast in vrij groot aantal.

Bij wateren die zich dicht bij de kust bevinden en die minder dan 10 meter diep zijn. De soort overwintert overwegend op zee, binnenwateren en baaien. Ook komt hij aan rivierdelta's, in meren en reservoirs voor. Brilduikers hebben zich hier ook gevestigd op landgoederen met grote vijverpartijen en bossen.

Zoekt overdag voedsel (voornamelijk schelpdieren, garnalen, insectenlarven), meestal door te duiken tot op 4 m diepte. In de herfst meer plantaardig voedsel (zaden, knollen, wortels en bladeren van waterplanten). Voedsel wordt meestal onder water ingeslikt.

Aantal eieren in legsel 6-11, grotere legsels zijn waarschijnlijk van twee ♀♀. Buikig. Kort ovaal. Glad. Blauwachtig-groen; helder, doch later verblekend. Gewoonlijk zwijgzaam. Tijdens balts heeft mannetje een scherpe, nasale roep.
Foto's onder; brilduiker vrouw. ( 11 januari 2025).







3. (4 januari 2025): De Kuifeend is makkelijk te herkennen aan de kuif achterop zijn kop, zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben deze kuif. De eend weegt ongeveer 700 gram en heeft een grootte van ongeveer 42 tot 47 centimeter. De mannetjes Kuifeenden hebben een zwart verenkleed met witte flanken. Opvallend is dat zowel de mannetjes als vrouwtjes fel oranje ogen hebben.
Een verschil tussen de mannetjes en vrouwtjes eend is dat de vrouwtjes een kleinere kuif hebben en een andere kleur. De vrouwtjes zijn bruin van kleur en hebben een grijs-witte buik. De kuikens van deze eend zijn donker gekleurd met een bruinige tint.


foto onder: mannetje kuifeend met op de achtergrond tafeleend.

De Kuifeend is een duikeend en is dan ook veel op en in het water te vinden. Kuifeenden eten voornamelijk schelpdieren zoals kreeftachtigen en andere waterdieren die tussen de waterplanten leven. De eend heeft een scherpe en sterke snavel. Dit komt goed van pas bij het vangen en eten van de schelpdieren. De eend vangt het eten door onder water te duiken. Met hun grote, platte poten kunnen de Kuifeenden goed tegen stromingen in zwemmen en komen ze gemakkelijk weer naar de oppervlakte.


De Kuifeend broedt vaak vanaf mei en de broedduur kan van 23 tot wel 28 dagen duren. De grootte van het nest kan variëren van 8 tot 11 groengrijze eieren. De kuifeend is geen koloniebroeder, maar op een geschikte locatie kunnen zich wel meerdere nesten bevinden op een tiental meters van elkaar. De pulletjes van deze eend hebben een donkerbruine kleur die zich later zal verder ontwikkelen naar een mooi zwart verenkleed. De pulletjes van de Kuifeend zijn nestvlieders en kunnen na 45-50 dagen vliegen.



Het recreatiegebied Hemmeland is een schiereiland in de Gouwzee. Hemlanden zijn stukken buitendijks gelegen land, die tijdens stormen regelmatig overstroomden. In de jaren zeventig is het open terrein ingericht als recreatiegebied. Op enkele vochtige plekken bloeien ’s zomers orchideeën.





4. (11januari 2025): Tjiftjaffen zijn massaal binnengekomen de laatste weken. Door hun zang zijn ze nu makkelijk te herkennen en te vinden.

De Tjiftjaf is zo’n klein groenig vogeltje waar ook veel vogelaars moeite mee hebben om hem te herkennen op basis van hoe ze eruit zien. Hij lijkt vooral veel op de eveneens algemeen voorkomende Fitis en nog wat andere, eveneens verwante soorten, die alle veel zeldzamer zijn, zoals de Fluiter. In de tweede helft van maart keert de grootste bulk van de bij ons broedende tjiftjaffen terug uit de overwinteringsgebieden.

Tjiftjaffen overwinteren vooral in Zuidwest-Europa en Noord-Afrika. Ze overwinteren daarmee een stuk noordelijker dan de fitis, die ’s winters in tropisch Afrika verblijft. De fitis moet dus veel verder vliegen en heeft om die reden een langere, spitsere vleugel.

Wandel of fiets je dus in deze tijd door bos, park of door een groene wijk met veel bomen, dan kan het niet missen dat je ergens een tjiftjaf hoort zingen. Dezang is met geen andere soort te verwarren, ‘tjif-tjaf-tjif-tjaf’ ,hij zingt zijn eigen naam.

Een tjiftjaf is overigens ook als je hem niet hoort zingen echt wel te onderscheiden van de fitis. De tjiftjaf heeft een opvallende oogring, en is wat flets grijsgroen of lichtbruin van boven. De vleugels zijn korter dan die van de fitis. Bij de fitis is alles wat langer: de vleugels, de staart, de wenkbrauwstreep. De oogstreep is ook opvallender getekend dan bij de tjiftjaf. Verder is hij geler en groener dan de tjiftjaf.

Een kenmerk dat bijna altijd wel klopt is de pootkleur: donker bij de tjiftjaf, licht bij de fitis.








5. (11 januari 2025)Krakeend: De fijne tekening van de gruisbruine mannetjes is op afstand niet te zien. De krakeend onderscheidt zich van de wilde eend door zijn witte spiegel en zwarte achterlijf. De vrouwtjes lijken sterk op de vrouwtjes van de wilde eend, maar verschillen door de witte spiegel en oranje snavel. In de vlucht is ook de witte buik opvallend. Krakeenden en wilde eenden zijn in formaat even groot.

Het zwaartepunt in de verspreiding van de krakeend ligt in laag-Nederland en het rivierengebied. Daarbij komen ze ook voor in brakwatergebieden en op droogvallend wad. Het broedgebied bestaat uit voedselrijke moerassen, plassen, kanalen, vaarten en oude kleigaten waar ruigte of riet aanwezig is om in te broeden.

Krakeenden komen zowel in de zomer als in de winter in Nederland voor. Ze broeden hier in steeds grotere aantallen en zijn op veel plekken een gewone verschijning geworden. Maar ook in grote delen van Europa neemt de krakeend toe. Het is daarmee een wijdverbreide en zeer succesvolle eendensoort.

Broedtijd: mei-juli
Aantal legsels: 1
Aantal eieren: 8-12

Krakeenden zijn grotendeels (water)planteneters waarbij blad, kroos, stengeldelen en algen worden gegeten. Ook slakjes of anderen weekdieren en insecten zijn favoriet. De pullen zijn in de beginfase sterk afhankelijk van dierlijk voedsel. Omdat krakeenden geen echte zaadeters zijn is er geen belangrijke schade aan graan te verwachten.








6. (11 januari 2025) Smient: De mannelijke smienten hebben een roodbruine kop, geel voorhoofd en een grijs dek met roze borst. De vrouwtjes zijn bruin en gevlekt. Smienten zijn kleiner dan de wilde eend en de krakeend.

Lengte: 46 cm
Vleugellengte :26 cm
Gewicht: 800 g

De smient leeft in niet te open wateren met rijke begroeiing. Op de trek zijn zij zowel langs de kust als op de binnenwateren te vinden.

Smienten zijn trekvogels die hier in september arriveren uit de noordelijke broedgebieden in Europa. De paarvorming van smienten in de winterkwartieren wordt bevorderd door een groepsbalts met karakteristieke bewegingen en geluiden. Ongeveer in de tweede helft van juni trekken de mannetjes weg naar de ruigebieden. De winterkwartieren liggen in Westelijk Europa en in het Middellandse Zeegebied. Als broedvogel is de smient zeldzaam, maar als wintergast talrijk.

Het aantal smienten in Nederland is vanaf de jaren vijftig toegenomen van 100.000 naar 800.000 exemplaren eind jaren tachtig. In de jaren negentig zijn de aantallen gestabiliseerd.







Vanuit Monnikendam....uitzicht op Marken.

Op de achtergrond, de vuurtoren van Marken, in de volksmond het Paard van Marken genoemd.




7. (11 januari 2025) Ekster:De ekster kan van kop tot en met staart zo’n 50 cm lang worden. De poten en snavel zijn zwart. Kop, nek en borst zijn glanzend zwart met een groene of blauwe gloed. De buik en schouders zijn spierwit. Als de ekster gaat zitten dan tilt hij direct zijn lange staart van de grond. Qua geluid gaat het van hard krassen tot schorre geluiden. Eksters kunnen geluiden imiteren, het zijn ontzettend slimme dieren.

De ekster eet bijna alles. Zijn basis maaltijd bestaat uit insecten, maar hij vult deze graag aan met jonge vogels, eieren, kleine zoogdieren. Verder zie je vaak eksters ’s morgens op wegen zitten: daar eten ze van doodgereden dieren. In de stad zie je steeds vaker dat eksters brutaler worden; ze pikken vuilniszakken kapot op zoek naar etensrestjes.Eksters zoeken hun eten bijna altijd op de grond. Ook zitten ze vaak op koeien en schapen, op zoek naar wat parasieten.

Eksters zijn monogaam en blijven meerdere broedseizoenen bij elkaar. Al in januari start het stel met de bouw van hun nesten. Ze bouwen meerdere nesten om mogelijke vijanden af te leiden. De nesten worden vaak hoog in de bomen gebouwd in de vork van een stevige tak. Ze kunnen wel 75 cm breed worden en zijn vaak voorzien van een afdakje, om uit het zicht te blijven van roofvogels. Het vrouwtje legt rond/in april haar eieren. Het zijn er vaak tussen de vijf en acht eieren. Ze legt elke dag maar één ei, hierdoor komen de eieren ook in ongeveer een week tijd uit. Het oudste jong heeft vaak het meeste geluk dat het al eerder eten krijgt en dat niet hoeft te delen. Het uitbroeden duurt zo’n drie weken. De tijd dat het vrouwtje op het nest zit, wordt ze gevoed door het mannetje. De jongen worden kaal en blind geboren, het zijn nestblijvers. Na ongeveer 27 dagen vliegen de kleintjes uit. Dit is de periode dat ze vaak gevonden worden op de grond. Ze zijn dan nog te klein (of onhandig) om goed te kunnen vliegen. De ouders blijven ze nog in de gaten houden en voeren. Zittend op de grond worden ze vaak ten onrechte meegenomen óf worden ze gepakt door roofvogels of katten.

Er wordt beweerd dat eksters glimmende voorwerken pikken. Dat is niet waar, hoewel ze wel nieuwsgierig en onderzoekend zijn. Als ze iets zien glimmen dan gaan ze wel kijken wat het is. Maar ze zijn eerder angstig voor vreemde objecten. Een ekster kan kleine sprongetjes zijwaarts maken, met de vleugels iets open gespreid. Dit doet hij vooral als hij eten ziet of achterna zit en als hij iets interessants ziet.









7. (29 januari 2025) Middelste Zaagbek: De volwassen vogel is 52–58 cm lang met een spanwijdte 67–82 cm. Hij heeft een stekelige kuif en een lange, dunne rode snavel met randen waarop kleine tandjes zitten. Het volwassen mannetje heeft een donkerblauw-zwarte kop met een groene glans, een witte hals met een roestbruine borst. Hij is zwart op de rug en wit van onder.

Het voedsel van de Middelste Zaagbek bestaat v0ornamelijk uit vis. Hij speurt met zijn kop onder water alvorens te duiken. Prooi wordt soms naar boven gebracht en soms onder water ingeslikt. Foerageert bij voorkeur in ondiep water tot 3,5 m.


Komt voor in Canada, Groenland, Scandinavië en Rusland. In Nederland zeer schaarse broedvogel, jaarrond aanwezig, wintergast in vrij klein aantal.


In broedseizoen op zoet- en zoutwater in zowel beboste als boomloze streken; nestelt op de grond.

Het volwassen vrouwtje heeft een roestbruine kop en een grijsachtig achterlijf. Jonge vogels zien eruit als de vrouwtjes, maar ze missen de witte kraag en hebben minder wit op de vleugels. De middelste zaagbek is iets kleiner dan de grote Zaagbek. Verder verschilt het volwassen mannetje van deze soort met dat van de grote zaagbek door zijn stekelige kuif en bruine borst. De grote zaagbek heeft een volledig witte borst en heeft niet zo'n kuif.

Aantal eieren in legsel meestal 7-12, doch 21 zijn gemeld. Elliptisch tot buikig. Glad, maar niet zonder glans tot iets glanzend. Crème-achtig tot groenachtig-geelbruin.







8. (17 februari 2025) Vuurgoudhaantje:













9. (17 februari 2025): De zanglijster is een van de meest geliefde zangvogels in Europa. Met zijn gevarieerde melodieën en herkenbare herhalende noten weet deze vogel elke lente en zomer het landschap op te fleuren met zijn prachtige zang. Mannetjes zanglijsters gebruiken hun zang niet alleen om vrouwtjes aan te trekken, maar ook om hun territorium af te bakenen. Door luid en gevarieerd te zingen, laten ze andere mannetjes weten dat dit gebied al bezet is. Zanglijsters zijn vaak te vinden in bossen, parken, tuinen en open velden. Ze hebben de voorkeur voor gebieden met een mix van bomen, struiken en grasland, waar ze voedsel kunnen vinden en hun nesten veilig kunnen bouwen.

Zanglijsters zijn omnivoren en eten een breed scala aan voedsel. Van insecten en regenwormen tot bessen en fruit, ze passen hun dieet aan op wat er beschikbaar is in het seizoen. Regenwormen vormen echter een groot deel van hun voeding, vooral in het voorjaar. Zanglijsters hebben een unieke techniek ontwikkeld om slakken te eten. Ze slaan de slak met kracht tegen een steen om het huisje te breken, waarna ze de zachte inhoud opeten. Deze “slakken-smidse” is een handige aanpassing aan hun dieet.

Net als bij veel andere zangvogels speelt de zang een grote rol in het aantrekken van een partner. Vrouwtjes zanglijsters kiezen mannetjes met het meest gevarieerde en complexe repertoire, wat een indicatie is van hun gezondheid en vitaliteit. Hoewel sommige zanglijsters het hele jaar door in Nederland blijven, zijn ze dedeeltelijke trekvogels. Vooral in koudere gebieden trekken ze in de winter naar warmere streken in Zuid-Europa of Noord-Afrika. In de lente keren ze terug naar hun broedgebieden. Zanglijsters spelen een cruciale rol in het verspreiden van zaden. Wanneer ze bessen eten, worden de zaden via hun uitwerpselen verspreid, wat helpt bij de voortplanting van planten. Dit maakt hen tot een belangrijke schakel in ecosystemen.



Bevroren rietstengels...17 februari 2025.





10 (17 februari 2025) Waterhoen:






Maak jouw eigen website met JouwWeb