Bij het gehucht Abbestede ligt zomaar een stuk leuk golvend duinland tussen de akkers. Het zijn nollen, oude duinen die vroeger overal lagen in de kop van Noord-Holland. Het ziet er allemaal lekker wild uit. Er is bijzondere duinflora te zien. Tijdens een korte wandeling erlangs kunt u dit nollenland overzien. Vanuit de uitkijktoren heeft u helemaal een mooi overzicht. Naast dit nollenland ligt een ruig grasland dat is doorsneden door ondiepe plassen. Deze zijn gegraven om het landschap iets terug te geven van vroeger toen hier ook geulen liepen. De oude aardappelakker die hier lag is nu helemaal omgetoverd tot een uitstekend vogelgebied. Er broeden allerlei soorten weidevogels. Ook zijn er veel eenden en ganzen te vinden. En in de trektijd kunnen hier allerlei interessante vogelsoorten landen zoals steenloper en bontbekplevier. Regelmatig zit hier dan een grauwe franjepoot. 

Index:

1. Blauwe reiger

2. Krakeend

3. Knobbelzwaan

4. Kleine plevier

5. Boerenzwaluw

6. Kluut + juveniele kluten

7. Grutto

8. Spreeuw

9. Zanglijster

10. Heggenmus

11. Haas

12. Wulp

13. IJsvogel

14. Gele Kwikstaart

15. Fazant

16. Patrijs

17. Graspieper

 

1. (21 september 2020)... blauwe reiger: Het is nauwelijks voor te stellen dat blauwe reigers vroeger schuwe vogels waren. Verborgen leidden ze hun leven. Tegenwoordig zijn blauwe reigers in en om elke stad te vinden en bezoeken ze vrijwel iedere tuin met een vijver op regelmatige basis. Blauwe reigers zijn echte sloot-food specialisten, maar vullen hun menu ook graag aan met mollen, muizen en grote insecten zoals sprinkhanen. Vis is echter vrijwel altijd het hoofdbestanddeel van hun eten.

2. (21 september 2020...krakeend: Mannetjes hebben een bruine kop en een zwart achterlijf met lichtbruine staartpunt. De rest van het lichaam is grijs met een fijne tekening, wat het beste te zien is op de borst. De schouderveren zijn opvallend lang en beige van kleur en de snavel grijszwart. Vrouwtjes lijken sterk op de wilde eend. De witte spiegel, de witte buik en de oranje snavel vormen de belangrijkste kenmerken om vrouwtjes van wilde eenden te onderscheiden.

3. (23 januari 2021): De knobbelzwaan is een sierlijke verschijning in onze sloten plassen en meren. Maar ook in de lucht is de knobbelzwaan een imposante en mooie verschijning. Het is ook niet voor niets dat knobbelzwaan het symbool is van vliegtuigmaatschappij KLM-air France. De zwaan is zuiverwit en heeft een rode snavel. Boven aan de snavel zit een zwarte knobbel, vandaar ook de naam knobbelzwaan. Bij het mannetje is de knobbel duidelijk groter dan bij het vrouwtje. Ook heeft het mannetje een dikkere nek als het vrouwtje. Het vrouwtje weegt zo een 10 kilo en het mannetje gemiddeld 13 kilo. De spanwijdte van de vleugels zijn 2,30 meter. Ze zijn daarmee niet alleen de grootste watervogels maar ook de zwaarst vliegende vogels. Opmerkelijk is dat de vleugels van de zwanen in hun vlucht een zingend geluid maken. 

Zwanen zijn grote vogels met een lange hals. Het voedsel bestaat meestal uit waterplanten, die gezocht worden in ondiep water. Hierbij komt hun lange hals goed van pas. Bij gebrek aan planten eet een zwaan ook wel kleine vissen zoals voorns. De zwanen hebben een methode om de bodem grondig te doorzoeken. Met de poten graven zij er kuilen in, waarvan ze de wanden, al knabbelend, met de snavel aftasten. Zulke zwanenkuilen   kunnen wel een paar decimeter diep zijn. Het voedsel waarvan de bij ons overwinterende zwanen leven, bestaat hoofdzakelijk uit de wortelstokken van waterplanten.

Januari 2021 is geen strenge winter, dus alle wateren zijn ijsvrij. Echter een strenge winter kan voor de Knobbelzwaan drie maanden honger betekenen. De winter is een kritieke voor zwanen. Zwanen foerageren in ondiepe wateren en dat  zijn juist plaatsen die het eerst dicht vriezen. Dan is het voor de Knobbelzwaan wachten op betere tijden. Veel vogels liggen bijeen op het ijs, en de hopen uitwerpselen laten zien dat ze daar vaak al dagenlang liggen, slapend met de kop onder de vleugels, en de poten tussen de veren getrokken. Zo sparen ze energie en hun vetreserves. Als de vogel geen voedsel kan vinden, moet in zijn energiebehoefte voorzien worden door vetreserves. Voor de winter begint weegt een Knobbelzwaan gemiddeld meer dan 12 kilo. Veel vet is opgeslagen onder de huid en tussen de ingewanden. Bij een strenge winter kan het gewicht  na twee maanden zijn gereduceerd tot acht kilo.

4. (9 mei 2021) Kleine Plevier: Slanke, kleine plevierensoort. Opvallend zwart-wit getekend op kop en borst. Nagenoeg geheel zwarte snavel. Lichtroze poten. Duidelijk gele oogring. In vlucht geen vleugelstrepen. De kleine plevier wordt nog weleens een verward met bontbekplevier, maar deze heeft een oranje snavelbasis, oranje poten en géén gele oogring. Bovendien is de bontbekplevier veel meer aan de kust te vinden dan de kleine plevier, die in zoetwatermilieus voorkomt.

5. (9 mei 2021) Boerenzwaluw: Het weer ziet er goed uit voor de trekvogels, waaronder de boerenzwaluw. Het wordt vooral later in de week zuidenwind en de temperatuur gaat stijgen. Vanaf april komen de boerenzwaluwen terug op hun vaste broedplaatsen: boerderijen, maneges of vaste broedplaatsen onder bruggen in de polder. Deze zwaluwen zijn afhankelijk van wat warmer weer. Er moeten genoeg vliegen en muggen per vierkante meter in de lucht aanwezig zijn om te overleven. Staat er eerder een paar dagen een warme zuidenwind, dan verschijnen ze soms al eind maart of begin april. Je herkent een boerenzwaluw aan zijn blauwzwarte verenkleed en lange buitenste staartpennen. Ze zijn bijzonder wendbaar als ze in de vlucht op insecten jagen.

6. (9 mei 2021) Kluut: Prachtige witte, slanke steltloper met zwarte kopkap en zwarte strepen op vleugels. De snavel is kenmerkend, dun en sterk omhoog gebogen, de lange poten zijn blauwgrijs. Vertoont in de vlucht een opvallend zwart met wit kleurpatroon. De kluut is komt voor aan zeekusten met ondiep water, brakke lagunes en zandige gebieden, soms bij zoet water ook met ondiep water. Overwinterd in Frankrijk, Portugal en Senegal. Met de karakteristieke zijwaarts maaiende bewegingen zeeft hij allerlei kleine beestjes uit het water. Pikt ook voedseldeeltjes van de grond en wordt ook wel grondelend als een eend waargenomen. Eet vooral insecten en kleine kreeftachtige diertjes. Broedt in kolonies en zijn nogal luidruchtig. Het nest is een bekleed kuiltje, meestal op de kale bodem in de buurt van water, soms ook op een heuveltje. De kluut beschermd zijn eieren en kuikens fel tegen indringers. Met uitgestrekte vleugels of duikvluchten worden indringers weggejaagd. De meestal vier eieren worden in drie weken uitgebroed.

De kluut heeft een eigenaardige manier om met heen en weer zwaaiende snavel kleine zwemmende diertjes uit ondiepe water te bemachtigen.1 

Vogels in hun domein

De wadende soorten zijn beperkt tot de ondiepste plaatsen. Aan zee is het vooral de getijzone (het gebied tussen hoog- en laagwaterlijn). waar zij terecht kunnen. Veel slikdieren leven ingegraven. Daardoor zijn zij stellig voor veel roofdiervraat gevrijwaard. Maar er is een groep van waadvogels, waartegen deze bescherming geen doel treft. Zij omvat de ruiters, strandlopers, grutto's en wulpen. Wij zullen deze vogels onder de naam steltlopers samenvatten. Zij vertonen alle grote overeenkomst in lichaamsbouw. Karakteristiek voor hen is de lange snavel. Daarmee kunnen zij diep in het slik boren om de ingegraven dieren te bemachtigen. De punt van de snavel is bovendien de drager van gevoelige tastorganen. Het skelet van de snavelpunt ziet er sponsachtig uit, doordat het doorboord is met kleine kanaaltjes. In de kanaaltjes liggen bij het levende dier de zenuwen, die in verbinding met de tastorgaantjes onderhouden. Juist met behulp van die gevoelige snavelpunt zoeken de steltlopers de ingegraven wad dieren op. De lange snavel verdwijnt dan soms in het papperige slik. 

7. (9 mei 2021): De grutto (koning der weidevogels) een ideaal van een moerasvogel. Hoge poten om door de modder te kunnen waden, een lange hals om over het gras te kunnen uitkijken. Een lange gevoelige snavel om in de weke grond naar kleine diertjes te kunnen zoeken. Een niet te groot lichaam om nog gemakkelijk en zonder veel inspanning een nest op de grond te kunnen hebben. Wat is het een genot om deze rumoerige vogels gade te slaan. Vooral in de paartijd. Vrijwel zonder ophouden klinkt hun welluidend gejubel Als raketten suizen de verliefde jongelingen achter hun uitverkorenen aan, alsmaar roepend griet-o-griet. Op een gegeven moment komt er een eind aan het geflirt en gestoei, want het ras moet immers in stand worden gehouden. Daarom wordt er een nest gebouwd, een ondiepe kuil in de grond, die spaarzaam wordt gestoffeerd met wat droge sprietjes en stengels. In het begin ligt de wieg open en bloot, maar al vrij spoedig wordt deze aan het oog onttrokken door het er omheen opschietend gras.

De kop, hals en borst zijn prachtig roodbruin; de rest is witachtig met donkere vlekken en golflijntjes. Tijdens de vlucht vallen de brede witte strepen die over de vleugels lopen, duidelijk op.

8. ( 8 mei 2022) Spreeuw: Hoewel hij het hele jaar door te zien is, is het een trekvogel. De spreeuwen die in de zomer in Nederland of België zijn, vliegen in de winter naar het zuiden. Spreeuwen die in Nederland of België overwinteren bevinden zich gedurende de zomer noordelijker.

Foto's onder: 30 september 2024: juveniele spreeuw

In de wintermaanden een zwart verenkleed met een paarsgroene gloed en opvallende witte spikkels. In broedkleed zijn spreeuwen zwart gekleurd met een gloed van paarse, blauwe en groene kleuren. Jonge spreeuwen hebben tot in september een bruin, onopvallend verenkleed. Leeft in groepen, na het broedseizoen soms zeer grote groepen. Zijn vrij luidruchtig. Spitse snavel die geel is in het broedseizoen, daarbuiten donker grijs/zwart.

Een deel van de broedvogels trekt in de winter weg, maar blijft relatief dicht bij huis: België, Noordwest-Frankrijk en Zuid-Engeland. Uit noordelijke en oostelijke streken van Europa trekken grote aantallen spreeuwen door Nederland, waarvan een groot deel in ons land overwintert. In de winter zijn er daarom nog meer spreeuwen in Nederland dan tijdens het broedseizoen. Voorjaarstrek vooral in maart, najaarstrek van juni (jonge vogels) tot in november. Vooral dagtrekker.

Spreeuwen zijn alleseters, maar ze eten voornamelijk insecten en insectenlarven in grasland. In zomer, herfst en winter ook veel bessen en fruit, zoals appels. 

Spreeuwen tasten de bodem van weilanden en grasvelden af op zoek naar insectenlarven, zoals van de langpootmug. 

9. (16 maart 2023) Zanglijster: De zanglijster heeft een lengte van ongeveer 23 centimeter en een spanwijdte van 33-36 centimeter. Het verenkleed van de zanglijster is overwegend bruin van kleur. Mannetjes en vrouwtjes hebben over het algemeen een vergelijkbaar uiterlijk, maar er zijn enkele kleine verschillen. Zo heeft het mannetje vaak een iets donkerdere borst en keel dan het vrouwtje. Daarnaast hebben beide geslachten een opvallende lichte oogring.

De zanglijster komt in vrijwel heel Nederland voor en is te vinden in diverse leefgebieden. Ze voelen zich vooral thuis in bosrijke gebieden, parken, tuinen en heggen. Daarnaast zijn ze ook te vinden in agrarisch gebied, open landschappen en zelfs in stedelijk gebied. De zanglijster is een trekvogel en overwintert voornamelijk in Zuid-Europa en Noord-Afrika.

De zanglijster begint met broeden in het voorjaar. Ze bouwen hun nesten meestal laag in struiken of bomen, goed verstopt tussen bladeren en takken. Het nest wordt gemaakt van takjes, gras en modder, en wordt bekleed met fijne grassen en wortels. Het vrouwtje legt meestal 3 tot 5 eieren, die ze gedurende ongeveer 13 dagen bebroedt. Beide ouders zorgen voor het uitbroeden van de eieren en het voeden van de jongen.

Het broedseizoen van de zanglijster begint meestal in april en duurt tot in juni. Gedurende deze periode zijn zanglijsters erg territoriaal en verdedigen ze hun nest en broedplaats agressief tegen indringers. Na het broedseizoen trekken veel zanglijsters naar het zuiden om te overwinteren.

10. (28 maart 2023): De Heggenmus heeft een korte nek, mollige lichaamsvorm en bruin verenkleed. Het lijkt sterk op de huismus, maar is slanker. Het hoofd, de nek, de keel en de borst van de volwassene zijn leisteen grijs, met bruine strepen op de kruin en grijswitte strepen op het gezicht. De mantel en vleugeldeksels zijn rijk bruin, gestreept met zwart. Ze hebben een romp van gestreept bruin en een zwartbruine staart. Het leisteen grijs van borsten tint in bruine flanken en tot witbruin op de buik. De ogen van de Heggenmus zijn merkbaar roodbruin, boven een snavel die dun en puntig is, maar dieper aan de basis, zwartachtig gekleurd met een lichtbruine basis. De poten zijn roze bruin. Geslachten zijn vergelijkbaar. 

Heggenmussen bewonen elke goed begroeide are met struikgewas, braamstruiken en hagen. Ook jonge coniferenstanden en dichte sparrenplantages. Heggenmussen zijn het hele jaar door te zien. In het Verenigd Koninkrijk zijn ze gebruikelijk en wijdverspreid.

Heggenmussen kunnen monogame paren vormen of relaties hebben waarbij maximaal vier vogels betrokken zijn. Hoe dan ook, vrouwtjes leggen een koppeling van 4-5 eieren, die glad, glanzend blauw zijn en roodachtige vlekken kunnen hebben. De incubatietijd is 12-13 dagen. De vluchtperiode is 12-15 dagen. Ze zullen 2-3 broedsels per jaar grootbrengen. Heggenmussen zijn een wijdverspreide soort. In Groot-Brittannië zijn ze over het algemeen woonachtig en verplaatsen ze zich niet meer dan een mijl of zo van waar ze zijn geboren. Noord-Europese vogels zijn avontuurlijker en kunnen migraties van aanzienlijke afstanden ondernemen.

11. (28 maart 2023) Haas: Konijnen en hazen behoren niet tot de knaagdieren, maar tot de haasachtigen, een aparte diergroep. Het voornaamste verschil is dat haasachtigen achter de grote bovensnijtanden een paar stifttanden hebben staan, in tegenstelling tot knaagdieren. Ook hebben ze een gespleten bovenlip. Haasachtigen hebben, als echte planteneters, grote platte plooikiezen. Verder hebben ze relatief grote achterpoten, lange oren, grote ogen en terugtrekbare huidflapjes voor de neusgaten. Ze gebruiken nooit hun voorpoten om er voedsel mee vast te houden en aan de voorvoeten hebben ze vijf, aan de achterpoten vier tenen. Een volwassen haas is ten opzichte van een konijn forser, heeft grotere poten en langere oren met een zwarte punt, 'lepels'. De kleur van de vacht is grijs- of geelbruin, de buik is wit en de wangen zijn bleekgeel.

Wat uiterlijk betreft lijken hazen en konijnen veel op elkaar. Volwassen hazen zijn echter forser, hebben grotere poten en langere oren met een zwarte punt, 'lepels'. De kleur van de vacht is grijs- of geelbruin, de buik is wit en de wangen zijn bleekgeel. De vacht van 'zandhazen' is wat meer roodbruin, terwijl die van 'kleihazen' wat grijziger is. Hazenharen ziijn 2 tot 3 cm lang met een zwart puntje. De dekharen zijn geelbruin. De dichte laag van dunne wolharen die altijd tussen de dikkere dekharen te zien is, is bij hazen wit (bij konijnen altijd grijs). Jonge hazen hebben vaak een witte vlek op de kop. De haas houdt zijn staart tijdens het lopen vaak omlaag of horizontaal, waardoor alleen de zwarte bovenzijde zichtbaar is. Haasachtigen hebben, als echte planteneters, grote platte plooikiezen. Verder hebben ze relatief grote achterpoten, lange oren, grote ogen en terugtrekbare huidflapjes voor de neusgaten.

Behalve in IJsland en Noord-Scandinavië komt de haas in geheel Europa voor, tot op 3000 meter hoogte in de Alpen. In dichtbevolkte gebieden komt de soort weinig voor. In delen van Europa komt de sneeuwhaas voor. Deze hazensoort wordt in de winter wit. De haas is van oorsprong een steppebewoner en heeft een voorkeur voor kleinschalig gras- en bouwland, open veld als akkers en weilanden maar komt ook wel voor in open bos, heide en kwelders.

Hazen zijn overwegend in de vooravond en 's nachts actief, in de zomer ook wel in de schemering en overdag. Overdag rust de haas doorgaans uit in zijn leger. Hazen bewonen geen holen zoals konijnen doen. Ze maken legers (ondiepe uithollingen) in bosranden, windkeringen, ruigtezomen en onder heggen. Ook in hoog gras of tussen de kluiten van een geploegde akker vind je hazenlegers. Deze legers zijn 10 tot maximaal 20 cm diep en 25 cm lang. Hazen liggen met hun achterlijf in het diepste deel. Konijnen zijn sprinters, maar hazen zijn langeafstandslopers. De haas kan een snelheid van 65 km/uur bereiken en vele kilometers per nacht afleggen. Opvallend aan een vluchtende haas is dat hij ineens 90 graden van richting verandert (het 'haken slaan') om aan het gevaar te ontsnappen. Hazen eten grassen (winter), kruiden (zomer) en akkerbouwproducten zoals graan, maïs, klaver en aardappelen. Door hun knaaggedrag worden ze wel tot de 'kleine grazers' gerekend en hebben ze een grote invloed op de vegetatie.

Als in het voorjaar hazen door het veld rennen, is het voorste dier meestal een loopse moerhaas (vrouwtje) met enkele rammen (mannetjes) die achter haar aanzitten. In de paartijd of rammeltijd vechten hazen hevig waarbij ze als boksers tegenover elkaar staan en flinke klappen uitdelen. Het kan daarbij gaan om mannen die om een vrouwelijke haas vechten, maar ook om een vrouw de het mannetje van zich af houd. De bronsttijd begint rond februari (soms al eerder) en duurt tot augustus tot september. Na een draagtijd van ongeveer zes weken worden tussen eind januari en oktober doorgaans vier nesten jonge haasjes geboren. Totaal krijgt de haas gemiddeld elf jongen per jaar. De jongen worden in een open nest geboren. Pasgeboren haasjes zijn volledig behaard en hebben de ogen open. Al na één of enkele dagen verlaten de haasjes de geboorteplek. Ze komen daar echter elke dag, drie kwartier na zonsondergang, weer terug. De moeder komt meestal een kwartiertje later om ze te zogen, totdat de haasjes ongeveer een maand oud zijn. De sterfte onder jonge hazen is hoog. Van de jongen van 1 moer blijven er vaak maar twee tot vier in leven.

12. (28 maart 2023): De wulp is een grote vogel, met een lengte van ongeveer 55 tot 65 centimeter. Het heeft een lange, naar beneden gebogen snavel die ongeveer 10 tot 15 centimeter lang is. De kleur van de wulp varieert van grijsbruin tot donkerbruin, met een lichte buik en onderstaartdekveren. Mannetjes en vrouwtjes zien er vrijwel hetzelfde uit, maar mannetjes hebben over het algemeen iets langere snavels dan vrouwtjes.

De wulp komt voor in verschillende leefgebieden, waaronder moerassen, graslanden, duinen en akkers. Ze broeden voornamelijk in Noord-Europa, maar in de winter migreren ze naar het zuiden en zijn ze te vinden in Nederland. Ze zijn vaak te zien op open velden, waar ze foerageren op wormen, insecten en kleine ongewervelden. De wulp is een omnivoor en voedt zich met een gevarieerd dieet. Hun voedsel bestaat voornamelijk uit wormen, insecten, slakken en kleine kreeftachtigen. Ze gebruiken hun lange snavel om in de grond te prikken en prooien op te pikken. Daarnaast eten ze ook plantaardig materiaal, zoals bessen en zaden.

De wulp is monogaam en vormt jaarlijks nieuwe broedparen. Ze bouwen hun nest op de grond, vaak in dichte vegetatie of tussen lage begroeiing. Het vrouwtje legt meestal 3 tot 4 eieren, die ze gedurende ongeveer 28 dagen bebroedt. Beide ouders zijn betrokken bij het broeden en het grootbrengen van de jongen.

Het broedseizoen van de wulp begint in april en duurt tot juni. Tijdens deze periode zijn ze druk bezig met het bouwen van nesten, het leggen van eieren en het grootbrengen van jongen. Na het broedseizoen migreren veel wulpen naar hun wintergebieden, waar ze verblijven tot het volgende broedseizoen.

13. (30 september 2024): De ijsvogel is met zijn opvallende kleuren een van de meest kleurrijke vogels in onze omgeving. Je kan hem met geen enkele andere inheemse vogel verwarren. De ijsvogel is opvallend gekleurde kleine vogel met een korte staart en pootjes, een korte nek en korte afgeronde vleugels. Het verenkleed is diepblauw met oranje, een witte keel en zijhals. Hij heeft een grote kop en lange dolkachtige snavel. Vrouwtjes hebben een oranjerode snavelbasis, bij de man is die zwart. Vaak hoor je de ijsvogel eerst en duurt het even voor je hem te zien krijgt.

De ijsvogel heeft een snelle, rechte vlucht, vaak vlak langs het wateroppervlak. Hij kan op zo manier snelheden bereiken van maximaal 80 kilometer per uur. Zijn vleugelslag is snorrend, afgewisseld met een korte glijperiode. De ijsvogel leeft van kleine vis maar eet ook waterinsecten zoals libellenlarven. Vissen lokaliseert hij vanaf zijn zitpost vlak boven het water (vaak op een overhangende tak), en vangt het met een snoepduik. Vaak vliegt de ijsvogel hierna terug naar zijn zitpost. Daar slaat hij de vis dood tegen een tak en slikt hem door met de kop eerst zodat de vinnen naar achteren wijzen en de vis gemakkelijker naar binnen glijdt. Onverteerbare delen als graten, schubben en chitineresten worden in een kleine, ovale braakbal uitgebraakt.

14. (30 september 2024): Gele kwikstaarten hebben een voorkeur voor open landbouwgebieden. Ze wippen de staart regelmatig met felle schokkende bewegingen op en neer. 'Gele kwikken' hebben een onstuimige balts, met trillende veren fladdert het mannetje boven het vrouwtje of loopt steeds rondjes om haar heen.

De gele kwikstaart is met zijn felgele verenkleed een vrolijke verschijning. De mannetjes hebben een duidelijk gele borst en buik in prachtkleed. De blauwgrijze kop met brede witte wenkbrauwstreep is karakteristiek. De snavel is spits. Typisch is de op en neer ‘kwikkende’ staart.

Mannetjes met een grijsgroene rug en helder gele buik, de vrouwtjes zijn iets bleker en fletser is van kleur. Verder hebben de mannetjes  een grijze kop met witte wenkbrauwstreep (ook valer bij de vrouwtjes). De staart is bruinzwart en heeft witte buitenste staartpennen. De Gele Kwikstaart is meer gedrongen en heeft een kortere staart dan de witte kwikstaart en grote gele kwikstaart

De gele kwikstaart is verlekkerd op allerlei insecten en spinnen. Ze achtervolgen hun prooi al lopend of met een korte vlucht. Je ziet ze vaak foerageren in weides waar insecten door het vee worden opgeschrikt.

De gele kwikstaart bouwt zijn nest van oorsprong in waterrijke gebieden als vochtige weilanden, moerassen en oevers van meren en rivieren, maar tegenwoordig ook steeds meer in agrarische graslanden en akkers. Het broedseizoen loopt van april tot juni. Als de omstandigheden optimaal zijn, heeft de gele kwikstaart twee broedsels, het aantal jongen per nest is dan wel kleiner. Gemiddeld 5 eieren per broedsel. De jongen zijn zeer snel vliegklaar.

Gele kwikstaarten worden beschouwd als een algemene soort. In de laatste 10 tot 15 jaar komen gele kwikstaarten echter steeds minder voor. Dit is het gevolg van onder andere het draineren van graslanden en het intensiveren van het beheer, met onder andere fors vervroegde maaidata. Ook de verdere intensivering van die akkerbouw heeft een negatief effect op deze soort.

15. (30 september 2024): Fazanten zijn prachtig gekleurde vogels - althans, de mannetjes. De vrouwtjes zijn bijzonder goed gecamoufleerd. De fazant komt van nature voor in Europa, maar niet in de West-Europese landen. Het gebied tussen Georgië, Armenië, Azerbeidzjan en van Vietnam tot in Noord-Korea vormt het oorspronkelijke leefgebied van de fazant. De Romeinen waardeerden de fazant om zijn vlees en zorgden ervoor dat de soort zich over grote delen van Europa verspreidde. De groei van het Europese fazantenbestand vond later plaats. Vooral ten behoeve van de plezierjacht werden vanaf de 18e eeuw grote aantallen fazanten gefokt en losgelaten. Dit is in Nederland verboden, maar gebeurt illegaal nog wel. De fazant komt van nature voor in laaglandbossen, waar hij is gespecialiseerd in het vangen van insecten, hagedissen en soms muizen, zaden en aas op de bosbodem. De in Nederland voorkomende fazant is een mix van verschillende ondersoorten en varianten die in het Aziatische broedgebied voorkomen.

De mannetjes zijn onmiskenbare grote, statige hoenders. Naast de opvallende kop hebben mannetjes een lange gebandeerde staart en een bruin lichaam met donkere vlekken en schubben. Vrouwtjes kunnen met andere soorten worden verward. Zij hebben ook een lange staart en zijn geheel bruin met donkere vlekken. Fazanten vliegen vaak op het laatste moment op met een rauwe kreet bij een naderend persoon.

Fazanten hebben een lang broedseizoen, van maart tot en met juni. De vogels leven in een haremstructuur, waarbij een mannetje vaak meerdere vrouwtjes bevrucht. Het nest wordt goed verscholen gemaakt. Eén legsel met 10 tot 14 eieren. Broedduur 22 - 27 dagen. De goed gecamoufleerde vrouwtjes broeden de eieren uit. De jongen verlaten meteen na uitkomen het nest en volgen het vrouwtje en de andere jongen. Wel zoeken ze meteen hun eigen voedsel.

Fazanten kunnen in uiteenlopende leefgebieden voorkomen. In Europa geven fazanten de voorkeur aan een afwisseling van ruigte met open (gras)land en akkers. Fazanten mijden dichte bossen. De vogels hebben een grote voorkeur voor gebieden met voldoende reliëf (zoals de duinen).

In het oorspronkelijke leefgebied eten fazanten vooral plantaardig voedsel: vruchten, bessen, gras en knoppen. In het voorjaar ook wel insecten. In cultuurland profiteren fazanten van landbouwgewassen (vooral granen) en oogstresten. In West-Europa, waar fazanten voor jacht zijn geïntroduceerd, blijken fazanten veel opportunistischer te zijn. Ze eten 'wat ze pakken kunnen' en zijn minder selectief dan in het oorspronkelijke leefgebied. Fazanten zoeken hun voedsel vooral rond zonsopkomst en zonsondergang.

Fazanten in Europa zijn standvogels en blijven jaarrond in het broedgebied. Wel vormen zich in de winter soms grotere groepen. In het oorspronkelijke leefgebied komen wél trekbewegingen voor. Bij strenge vorst trekken met name mannelijke vogels weg naar het zuiden. Maar ook hierop zijn uitzonderingen: fazanten in Mongolië zijn, ondanks temperaturen van minder dan -40C, volledige standvogels.

16. (20 oktober 2024): Patrijzen zijn standvogels van open agrarisch gebied, heidevelden en hoogvenen. Oorspronkelijk waren het steppebewoners, maar de soort heeft zich erg goed aangepast aan het leven in kleinschalig agrarisch landschap. In Nederland komt de patrijs verspreid voor. Akkerland is het meest in trek, vooral als dit wordt afgewisseld met ruige dijken, slootranden, wegbermen en houtwallen. Patrijzen eten zowel plantaardig als dierlijk voedsel, maar de jongen leven de eerste weken louter van insecten en ander klein gedierte. De patrijs is altijd een favoriet doelwit geweest voor jagers, maar die hebben de jacht op de soort gestaakt. De aantallen patrijzen nemen, door schaalvergroting in de landbouw, dramatisch af.

Goed gecamoufleerd met een bruin en grijs gestreept kleed, kastanjebruine strepen op de flanken en een grijze borst. Keel en gezicht zijn oranjebruin en op de buik zit een grote donkerbruine vlek. Tijdens de vlucht valt de roodachtige staart op. Juveniele vogels zijn geheel bruin gestreept.

Patrijzen komen voor op akkers, graslanden en hoogveen, in Nederland vooral in kleinschalig akker- en weidelandschap. De vogels zoeken hun voedsel langs ruige akkerranden met akkeronkruiden, weiden met hagen, met bloemen begroeide dijken, enzovoort. Het nest wordt door de patrijs op de grond gemaakt, in dichte begroeiing.

Broedt van eind april tot eind mei. Eén legsel met een groot aantal eieren, meestal 13 tot 16. Er zijn recordlegsels tot 29 eieren gevonden maar dat is zéér uitzonderlijk. Broedduur: 23-25 dagen. Hoewel patrijzen in groepen kunnen optrekken, is het geen koloniebroeder. Ze hebben een nest op de bodem in dichte vegetatie. De jongen stappen meteen het nest uit en zijn na 14 dagen vliegvlug. Na zo'n 5 weken zijn ze zelfstandig.

Patrijzen komen voor op akkers, graslanden en hoogveen, in Nederland vooral in kleinschalig akker- en weidelandschap. De vogels zoeken hun voedsel langs ruige akkerranden met akkeronkruiden, weiden met hagen, met bloemen begroeide dijken, enzovoort. Het nest wordt door de patrijs op de grond gemaakt, in dichte begroeiing.

Volwassen patrijzen eten vooral plantaardig voedsel en - als ze 'voor de bek lopen' - ook wel insecten. De kuikens zijn volledig van insecten afhankelijk. Daardoor overleven patrijzen alleen op plekken waar voldoende insecten in (ruige) akkerranden en graslanden te vinden zijn.

Patrijzen zijn standvogels, die jaarrond in het leefgebied verblijven.

17. ( 9 februari 2025) Graspieper: Onverwachte 'winnaar' van de Euro Birdwatch in 2025r: de graspieper. Meer dan honderddertigduizend stuks werden er afgelopen zaterdag geteld. Voor het grote publiek is de graspieper een klein, bruin vogeltje. Een als zo vele. Maar als je wat verder kijkt zie je een heel bijzondere vogel.

Een grijsbruin gestreept klein vogeltje. Niet veel groter dan een koffiemok. Zeker als hij op de grond zit valt de graspieper nauwelijks op. Hij zit even stil en trippelt dan door naar een plekje verderop. Een echte scharrelaar is het, op zoek naar voedsel. Dat doet hij, de naam zegt het al, het liefst in het gras. Niet in de achtertuin, maar in het buitengebied. En daar hebben we meteen de eerste verrassing te pakken: de graspieper is namelijk een weidevogel!

De graspieper broedt op de grond, vaak in de buurt van de waterkant. En net als zijn collega-weidevogels als grutto en kievit gaat het met de graspieper niet goed. De oorzaak is bekend; door de steeds intensievere landbouw is er minder voedsel in de vorm van insecten te vinden. Niet alleen grutto’s, kieviten en tureluurs hebben daar last van, ook de graspiepers zijn hiervan de dupe. Vandaag de dag leven er nog zo’n 70.000 paar in ons land, een aantal dat elk jaar afneemt. Dat heeft helaas een vermelding op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels opgeleverd. De campagne Red de Rijke Weide voeren we dus niet alleen voor alle bekende weidevogels, maar óók voor de graspieper.

De graspieper is óók een zangvogel. Beroemd is zijn spectaculaire zang, zeker voor zo’n onopvallend vogeltje. Hij vliegt enkele meters omhoog en laat zich al zingend als ware het een parachutist naar beneden glijden.

Maar waarom zijn er afgelopen weekend tijdens de Euro Birdwatch dan toch zo veel graspiepers gezien? De Nederlandse graspiepers die hier gebroed hebben trekken vanaf eind september grotendeels weg naar Zuidwest-Europa. In oktober komen de graspiepers uit Scandinavië in ons land aan. Zolang het weer goed is, blijven ze hier, als het koud is in Nederland trekken ze door. En juist die piek van graspiepers uit Scandinavië viel gelijk met Euro Birdwatch! Tel daar het zuidenwindje bij op, tegenwind dus, waardoor ze laag vlogen om niet te veel energie te verspillen, en de graspiepers waren goed te zien. Zo’n piek van piepers duurt maar een paar dagen.