
Deze duinen bij Den Helder zijn gevormd vanuit de resten van het oude Waddeneiland Huisduinen. Ten zuiden daarvan liggen de Donkere Duinen, die ontstaan zijn vanuit het kleine Waddeneilandje Ooghduinen. In de 16e eeuw stoof het gat tussen de twee eilanden dicht. Op deze plaats ligt nu het duinmeertje de Harmplas. Tot aan 1980 vond er waterwinning plaats in de Grafelijkheidsduinen, waardoor de waterstand uiteindelijk daalde met 2,5 meter. Nu de waterwinning gestopt is, is de waterstand weer gestegen tot dichtbij het oorspronkelijke peil.
De Donkere Duinen is een aangeplant dennenbos, dat met beheers ingrepen omgevormd wordt naar een afwisselend, natuurlijker bos. Er is een ringvormige eendenvijver met bosoevers.
De Grafelijkheidsduinen en het Refugium worden begraasd door Schotse Hooglanders. In de Grafelijkheidsduinen helpen ook nog enkele Konikpaarden mee. De begrazing in dit soort gebieden zorgt voor een gevarieerde plantengroei. Op de ene plek wordt de vegetatie kort en de bodem schraal gehouden en op plekken waar veel mest terecht komt, kunnen planten groeien die van een voedselrijke bodem houden. Dit levert een rijke plantengroei op met soorten als riet- en welriekende nachtorchis.




De Duinstrook is wereldberoemd om het aantal tapuiten dat er broedt. Dat is onder meer te danken aan de honderden konijnenholen overal. Een tapuit nestelt, net als bergeend en holenduif, in oude konijnenholen. Dit grijs-zwart- beige vogeltje wil open, schaars begroeid, bultig terrein. Hij jaagt rennend op insecten. Een tapuit overwintert in Afrika en arriveert half maart bij ons.

Index:
1. Roodborsttapuit
2. Goudhaan
3. Grote bonte specht
4. Pimpelmees
5. Wulp
6. Graspieper
7. Koperwiek
8. Kramsvogel
9. Winterkoning
10. Roodborst
11. Heggenmus
12. Drieteenstrandloper
13. Grasmus
14. Kneu
15. Eidereeend
16. Aalscholver
17. Paarse strandloper
18 Rotgans









1. Roodborsttapuit... roodborsttapuiten vind je op heides, in de duinen, in ruige, open moerasgebieden en in halfopen boerenland. Het zijn vogels van open tot halfopen, vaak droge terreinen met enige struweelopslag of hoog opschietende kruiden. Het goed verborgen nest wordt op of net boven de grond gebouwd. Vanaf een uitkijkpost in het territorium wordt het grootste deel van het uit insecten en ander klein gedierte bestaande voedsel opgespoord. De mannetjes zijn goed herkenbaar met zwarte kop, witte halszijden en feloranje borst.

Foto's boven Roodborsttapuit man. Foto onder (17 maart 2023) Roodborsttapuit vrouw





2. Goudhaan... de goudhaan is Europa’s kleinste vogel. Van snavel tot staartpunt meet hij slechts 8,5 cm, en ze wegen vaak niet meer dan 5 gram! Het is een zangvogel die vooral te vinden is in naaldbossen met lariksen en sparren. Ook al komen er grote aantallen goudhaantjes voor in ons land, ze worden in de broedtijd niet vaak gezien. Ze leven namelijk vooral in de toppen van naaldbomen. Ze leven in groepjes en trekken vaak op met mezen. Goudhaantjes kunnen ontzettend tam zijn en vooral in de trektijd als er duizenden in ons land neerstrijken zijn ze zo met voedsel zoeken bezig dat je ze soms bijna aan kunt raken.In de grove dennen naast het fietspad zijn vaak goudhaantjes te zien. Rusteloos foerageren ze er op spinnen en insecten.






3. ( 11 februari 2021) : De grote bonte specht is een zwart-witte vogel met een rode 'broek'. In de vlucht vallen de grote witte schoudervlekken op. Het mannetje heeft een rode vlek op het achterhoofd. Deze ontbreekt bij het vrouwtje. De grote bonte specht heeft de voor spechten kenmerkende golvende vlucht. Hun roffel is vaak te horen in oudere bossen en parken.

In de wintermaanden bivakkeert de zwarte specht hier. Hij hakt dode dennen aan flarden op zoek naar insecten.




4. Pimpelmees... de pimpelmees is, net als de koolmees, een bosvogel die zich heeft aangepast aan de menselijke omgeving. Ook hij broedt graag in nestkasten en komt in de winter dicht bij huis, bungelend aan vetbollen en pindanetjes. Pimpelmezen kunnen zelfs op de dunste twijgjes nog voedsel zoeken. Ze stellen niet veel eisen aan hun leefomgeving en zijn dan ook veel te vinden in tuinen en parken.







5. (januari 2020) Wulp...Sinds halverwege jaren tachtig is de Wulp met bijna 50% afgenomen. Tegenwoordig broeden de meeste Wulpen in vaak open, soms ook meer besloten graslanden op zandige of venige gronden in het oosten en zuiden van het land. Heide-, hoogveen- en duingebieden zijn vrijwel al hun Wulpen kwijtgeraakt. Tot rond 1980 huisde de juist in deze natuurgebieden. De verdwijning aldaar staat waarschijnlijk in verband met langdurig slechte broedresultaten, roofdierenen door voedseltekort. De overstap naar agrarisch cultuurland, die overigens al vanaf begin twintigste eeuw plaatsvond, maakt Wulpen gevoelig voor intensivering van de landbouw.








6. (1 april 2020)… graspieper: Klein, gestreept, dunne snavel. Witte buitenste staartpennen. Flanken zwaar gestreept. Is als broedvogel sterk achteruitgegaan, vooral in grasland, maar trekt nog wel talrijk door, vooral in april en oktober. Schaarser in de winter.
Foto's onder (20 mei 2021):








7. ( 11 februari 2021): De koperwiek is een lijster met koperrode 'oksels' die in vlucht opvallend zijn. Het zijn karakteristieke broedvogels van de naaldbossen van Scandinavië. Koperwieken zijn alleen in september tot mei in Nederland te zien, vooral op bes dragende struiken in parken en tuinen en op weilanden grenzend aan hagen en bosjes. Ze trekken met miljoenen over Nederland, soms in enkele dagen of zelfs één dag. Koperwieken trekken in zuidwestelijke tot zuidoostelijke richting weg vanuit hun Scandinavische broedgebieden. Koperwieken overwinteren in Midden- en Zuid-Europa. Nederland vormt ruwweg de noordgrens van het overwinteringsgebied. Ze trekken 's nachts en overdag in soms grote groepen. In september en vooral oktober zijn ze met noordenwind soms massaal in Nederland aan te treffen. De voorjaarstrek valt minder op en vindt vooral in Oost-Nederland plaats in maart en april.






8. (23 februari 2022): De Kramsvogel heeft meer grijs op zowel kop als lijf dan de Grote Lijster. Ook zal je de Kramsvogel vaker in grote groepen in het najaar of winter bij elkaar zien zitten. De Kramsvogel wordt ook wel een 'veld-tsjakker' genoemd en dat heeft alles met z'n roep te maken. In grote groepen strijken ze neer in het najaar en laten daarbij hun kenmerkende ge- 'tsjak ' horen. Het is een grote grijze lijster met stippen op z'n borst. Kramsvogels eten vooral wormen en insecten. In Nederland foerageren ze op weilanden op de bekende lijstermanier. Hippen, stilstaan, een regenworm pakken en weer doorgaan. In de winter eten kramsvogels ook bessen; bessenstruiken als vuurdoorns kunnen in korte tijd door hongerige kramsvogels geplunderd worden. Rottend fruit is ook erg populair bij kramsvogels.





9. (11 februari 2021)... Winterkoning: Karakteristiek is de opstaande staart. Verder klein, bruin en met lichte wenkbrauwstreep. De winterkoning vliegt met snelle vleugelslagen laag boven de grond van struik naar struik. Komt nerveus over met een steeds opwippende staart. Heeft een kleine spitse snavel en fijne pootjes.




10. (11 februari 2021): De felle rode kleur waar de roodborst zijn naam aan dankt, heeft een belangrijke functie. Het vogeltje verdedigt zijn broedterritorium vurig en toont zijn rode veren om de tegenstander af te schrikken. Als dat nog niet genoeg is, vliegen de rivalen elkaar in broedtijd regelmatig in de veren. Overigens, ook buiten broedtijd zijn de roodborstjes felle donders. Bij het voedsel zoeken dulden ze weinig van hun soortgenoten. Zelfs man en vrouw gaan elkaar buiten het broedseizoen het liefst uit de weg.




11. (20 mei 2021): De heggenmus heeft een onopvallend bruingrijs verenkleed. De tekening van de rug lijkt veel op die van een huismus, waarbij de heggenmus vooral te herkennen is aan de blauwgrijze kop en borst en de spitse snavel. Is vaak op de grond te vinden, waar heggenmussen als een muis op zoek zijn naar voedsel. In het voorjaar zingt het mannetje al vroeg vanaf de top van een struik of boom.







12. (7 februari 2025) Drieteenstrandloper....winterkleed : Het is toch altijd weer een groot genoegen om een aantal drieteenstrandlopers gade te slaan. Wanneer zij langs de Noordzee bezig zijn met voedsel zoeken.




Foto"s onder (9 juni 2023): Drieteenstrandloper zomerkleed.






13. (13 mei 2024): Grasmussen laten zich in het voorjaar veelvuldig horen. Ze zingen in de toppen van struiken en of kleine boompjes en laten dan ook vaak de kenmerkende baltsvlucht zien. Grasmussen kun je bijna overal aantreffen, mits er wat ruigte en struiken of boompjes zijn.

14 cm. Mannetje met blauwgrijze kop en nek, bruine mantel, rossige randen aan vleugeldekveren, armpennen en tertials, vrij lange bruine staart met witte buitenste pennen, roze waas op borst en witte keel en onderdelen. Snavel donkergrijs, poten rozegrijs, witte oogring. Vrouwtje als mannetje, maar bruin waar mannetje grijs heeft en heeft meestal weinig of geen roze op borst. Sommige mannetjes lijken op vrouwtjes, terwijl sommige vrouwtjes weer veel grijs op kop hebben. Juveniel zonder grijs, overigens als vrouwtje, maar met bruine iris. Teruggetrokken, maar kan vaak onderin struiken rondscharrelend worden gezien. Mannetje zingt vanaf geëxponeerde zangpost en heeft opvallende korte baltsvlucht.

Komt voor in Europa tot Centraal-Azië. Overwintert met name in Afrika. Is trekvogel. In Nederland zeer talrijke broedvogel, wegtrekkend, doortrekker in vrij klein aantal.

Open, goed begroeide gebieden met verspreide bosjes of kleine boompjes, zoals duinen, parken, bosranden, etc.

Voornamelijk insecten, maar in de herfst ook bessen. Foerageert voornamelijk in struikgewas en lage bomen, maar soms ook op grond.

Zang melodieus en snel met knarsende en krassende tonen.




14. (27 september 2024) Kneu: Vinkachtige met levendige kleuren (vooral man) en kwetterende zang, veelal in kleine groepjes optredend (ook in broedseizoen).

Wanneer aanwezig: Eind maart tot in oktober. Regionaal overwinterend (herkomst onbekend) in mobiele groepen (afhankelijk van voedselaanbod); merendeel Nederlandse broedvogels trekt weg naar Zuidwest-Europa.

Habitatvoorkeur: Halfopen tot open landschappen met struiken; ook op erven. In cultuurland voorkeur voor regio’s met hoog aandeel akkerbouw op kleigronden.


Broedhabitat: Veelal vrij lage en dichte struwelen (nestplaats) in combinatie met bomen en hoge struiken (zangpost, uitkijk). Aantal broedsels: 2-3. Broedperiode: Eileg van half april tot eind juli (piek in mei en begin juni), nalegsels tot in augustus mogelijk. Winterhabitat: In groepen op boerenland (stoppelvelden, braakliggende akkers, wintervoedselvelden, hamsterakkers).
Voedsel volwassen: Insecten en zaden (zowel van onkruiden als cultuurgewassen). Voedsel jongen: Insecten. Foerageermethode: Foerageert vooral op de grond.


Aan de rand van Den Helder ligt aan de dijk het oude dorpje Huisduinen waar nog één van de oudste en mooiste vuurtorens van Nederland staat. Na een mooie wandeling langs het oude fort Kijkduin en de dijk komt u bij de strandopgang Huisduinen. Dit is de meest noordelijk gelegen strandopgang van het vaste land van Nederland.

Bij Den Helder ligt langs de Noordzee een dijk tot aan het dorp Huisduinen. Hier aan het eind van de dijk begint het 7 km lange strand inclusief strekdammen van Den Helder. Dit strand loopt tot aan Julianadorp aan Zee. Het strand bij Huisduinen is een mooi schoon. Achter het strand bij Huisduinen ligt een mooi duingebied, de Grafelijkheidsduinen. Het natuurgebied is vrij toegankelijk. De Grafelijkheidsduinen is met zijn vele duinmeertjes een mooi gebied om te wandelen en te fietsen. Naast het duingebied ligt een dennenbos, de Donkere Duinen, waar men goed kan wandelen.


Bij Den Helder ligt langs de Noordzee een dijk tot aan het dorp Huisduinen. Hier aan het eind van de dijk begint het 7 km lange strand met strekdammen van Den Helder. Dit strand loopt tot aan Julianadorp aan Zee. Het strand bij Huisduinen is een mooi schoon




15. (7 februari 2025) Eidereend: Met een gemiddelde lichaamslengte van 58 centimeter zijn eidereenden iets groter dan wilde eenden. Ze wegen gemiddeld 2,2 kilogram. De spanwijdte bedraagt 95 tot 105 cm. Mannetjes zijn over het algemeen groter en zwaarder dan vrouwtjes. Door de hoge snavelwortel, die tot het voorhoofd reikt, lijkt de kop wigvormig. Hierdoor zijn ze makkelijk te onderscheiden van andere eendensoorten, aangezien dit profiel alleen bij eidereenden voorkomt. Tijdens de vlucht zijn ze duidelijk te herkennen aan de krachtige vorm, de dikke en korte nek en de opvallende vorm van de kop.

Het broedkleed van mannetjes, die zoals alle eenden een woerden wordt genoemd, is op de rug overwegend wit en op de borst lichtroze. De buik, de flanken, het midden van de romp, de staart, de bovenste en onderste staartdekveren en de bovenkant van de kop zijn zwart. Op de hals is het verenkleed echter licht mosgroen. De nekveren zijn iets langwerpig zodat ze een kleine holte vormen. De snavel is blauwgrijs tot groengrijs, maar tijdens de baltsperiode geelgroen. De buitenste armpennen zijn zwart, de binnenste zijn wit en sikkelvormig gebogen. Het winterkleed daarentegen is donkerbruin en hier en daar afgewisseld met witte vlekken. De strepen op het verenkleed vallen echter iets minder op dan die van de vrouwtjes.

Vrouwtjes hebben het hele jaar door een onopvallend donker tot geelbruin verenkleed, met zwarte strepen die over het lichaam lopen. De nek en de kop zijn daarentegen meer egaal bruin. Het verenkleed heeft daar alleen een fijne, bruinzwarte tekeningen. Het verenkleed is vergelijkbaar met dat van vrouwtjes van veel andere eendensoorten, maar door de opvallende vorm van de kop zijn ze gemakkelijk herkenbaar als eidereenden. De snavel van de vrouwtjes is donkergroen. De punt van de snavel is lichter van kleur en heeft een brede en verhoornde punt. De kleur van de ogen is bij beide geslachten bruin.

Ze eten voornamelijk tot 40 millimeter grote mosselen. Verder eten ze slakken, schaaldieren en – in tegenstelling tot andere eendensoorten – vis. Aan de Noordzeekust maken ze vooral gebruik van de mosselbanken. Plantaardige voeding speelt bij deze eenden geen grote rol. Vrouwtje eten alleen tijdens het broedseizoen planten, vooral wat in de buurt van het nest groeit. Eidereenden vangen mosselen door het wad af te zoeken of door in het water te duiken. Met behulp van hun krachtige snavel zijn ze in staat mosselen los te wrikken of op te graven. Ook zoeken ze in aangespoeld zeewier naar waterinsecten, mosselen en slakken.

Eidereenden zijn dagactieve eenden die uitgesproken goed kunnen duiken. Ze duiken naar mosselen tot een diepte van zes meter en blijven iets meer dan een minuut onder water. Ze gebruiken hun vleugels om onder water te bewegen. Uit waarnemingen blijkt dat ze ook veel diepere zeebodems kunnen bereiken. Er zijn duiken tot een diepte van 50 meter waargenomen.

Vrouwtjes worden geslachtsrijp in hun tweede levensjaar. Maar slechts enkele van deze tweejarige vrouwtjes komt tot broeden. De woerden daarentegen baltsen pas in hun derde levensjaar. Pas dan is het verenkleed van de volwassen woerden grotendeels ontwikkeld. De woerden beginnen in december met hun balts. Later in de winter doen ook de vrouwtjes mee. Het is sociaal paargedrag waarbij tot tien mannetjes zich in de buurt van een vrouwtje verzamelen. Jonge, nog niet geslachtsrijpe woerden verblijven vaak in de buurt van dergelijke baltsende woerden en laten dan al hun eerste baltsgedrag zien. De woerden laten tijdens de balts een karakteristieke lichaamsbeweging zien, die soms wordt omschreven als “een achterwaartse buiging”. De mannetjeseenden bewegen hun kop naar achteren en hun borst naar voren. Meestal maken meerdere mannetjes een vrouwtje het hof. Tot de typische baltshoudingen van woerden behoren indrukwekkend zwemmen, waarbij het hoofd langzaam van rechts naar links wordt gedraaid en het uit het water strekken van het lichaam, waarbij de vleugels naar achteren worden gespreid. De paring zelf is in een paar seconden voorbij. Het vrouwtje geeft aan dat ze bereid is te paren door plat op het water te gaan liggen. Om te paren zwemt de mannetjeseend naar het vrouwtje toe, duwt haar bijna volledig onder water en bijt met zijn snavel in haar nek. Het paren zelf duurt slechts enkele seconden.Wanneer ze in het broedgebied aankomen, is het merendeel van de vrouwtjes gedekt. Een band tussen een mannetje en een vrouwtje duurt meestal maar één jaar. Sommige vrouwtjes paren echter af en toe het jaar daarop opnieuw met dezelfde mannetjeseend wanneer deze terugkeert naar hetzelfde territorium.

Vogels uit de meest noordelijke broedgebieden, zoals Spitsbergen, migreren naar gematigde breedtegraden om te overwinteren, waar ze grote groepen kunnen vormen in geschikte kustwateren. Ze overwinteren in de zuidelijke regio’s van het verspreidingsgebied van deze vogel. De zuidelijke populaties bestaan daarentegen grotendeels uit standvogels. In de winter verschijnen eidereenden regelmatig in kleine aantallen op de grotere bergmeren, zelfs op grote afstanden van de zee.



16. (7 februari 2025) Aalscholer: Het is nu al een drukte van jewelste in de broedkolonies van de aalscholver. Aalscholvers behoren tot de vroegste broeders van ons land. In essentie heeft deze vogel inderdaad zwarte veren, maar al in de vroege winter komen aalscholvers in ‘prachtkleed’. Meest opvallend zijn dan de witte dijvlek en de overwegend witte kop met sprieterige kruinveren. Ook de naakte huid bij de snavel verkleurt, het oog is smaragdgroen. Het zwart op de onderzijde heeft een fraaie groene glans. De mantelveren zijn bruin met een zwarte rand. Als je beter kijkt, zie je dat de aalscholver een bont palet aan kleuren te bieden heeft.

Aalscholvers zijn wat we ‘winterbroeders’ noemen. Ze broeden erg vroeg en zitten vaak al in februari op de eieren. In sommige kolonies, vooral in het zuidwesten van Nederland, worden de eerste eieren nóg vroeger gelegd, soms al in december.

Op het nest wordt vaak gebaltst, waarbij het mannetje zijn kop omhoog gooit en wappert met z'n vleugels die wel dichtgevouwen blijven. De kennelijk aantrekkelijke witte dijvlekken zijn steeds goed zichtbaar. De Aalscholvers halen voor de nestbouw overal takken vandaan. Die worden losgetrokken van bomen of bij de buren gestolen.


Je hoort nog wel eens zeggen: aalscholvers, daar komen er steeds meer van. Teveel, bedoelt men dan vaak. Dat is onzin, de soort neemt al sinds 2010 sterk in aantal af, van 24.000 broedpaar tot 15.000 in 2022. Aalscholvers leven vooral van commercieel oninteressante vis, zoal pos.




17. (7 februari 2025) Paarse strandloper:






18. (7 februari 2025) Rotgans:





Maak jouw eigen website met JouwWeb