

INDEX
1. Blauwe Reiger
2. Fuut
3. Ooievaar
4. Putter
5. Meerkoet
6. Winterkoning
7. Parkgans (Soepgans)
8. Grauwe Gans
9. Canadese Gans
10. Aaalscholver

Rond 1100 begonnen de Kennemer Boeren het enorme moeras te ontginnen dat nu de Tuinen van West zijn. Ze kwamen hier, omdat de duinen door klimaatverandering te droog werden. Ze begonnen aan de rand van het IJ veel verderop met het verbouwen van boekweit. De ontginning verliep van Noord-Oost naar Zuid-West.
Het idee hierachter was dat door de Zuidwesterwind het overtollige water terug het IJ in werd geblazen. Het IJ was een binnenzee van de Zuiderzee en dus was het water nog zout. Omdat het een veengebied was zakte de grond en kwam het steeds meer onder zeespiegel te staan. Daardoor liep het gebied vol met water, zeker bij vloed. Daarop besloot men sluizen te maken om het water weg te houden. Toch bleef de grond zakken en kwamen de kavels steeds meer richting Lutkemeer te liggen.
Zo kwam er een hulpas om bij de boekweit en later de koeien te komen. Die as is nu de Osdorperweg. Na verloop van tijd was er alleen nog veeteelt, gelukkig haalde Amsterdam hun graan toch van de Oostzeehandel vandaan. De oude verkaveling van Noord-Oost naar Zuid-West is nog goed te zien in de Osdorper Binnenpolder Zuid.
Overigens kun je daar ook goed het turfsteken uit de slootjes terug zien. Dat deden boeren als ze extra inkomsten nodig hadden. Dat afgraven was niet zonder risico, want de sloten werden steeds breder en daardoor kreeg het water meer grip op het land en liep het op den duur helemaal onder. Zo is onder andere het Haarlemmermeer ontstaan.


De Osdorper Binnenpolder Noord is een geheel ander verhaal. Die is redelijk laat ontgint ten tijde van de werkverschaffing van 1920. Dat was best tragisch. kantoorbedienden die nooit een schop in de handen gehad hadden moesten nu veen uit de grond halen. Ze stapten ter hoogte van wat nu der P.J. Oudstraat is uit de tram die liep van Amsterdam naar Zandvoort. Door het veen steken liep de huidige Eendrachtsbuurt volledig onder water. Zes meter hadden ze het afgegraven. Bij Halfweg is er nog een restant van de sluis waarlangs de boten kwamen die het veen gingen afschepen naar andere plekken.
Een Amsterdamse aannemer zag toen wel brood in deze ondergelopen polder en kocht het op en maakte de grootste ijsbaan van Nederland. Uiteindelijk heeft deze geen lang leven gehad. Acht jaar van 1935 tot en met 1943, want toen kwamen de Duitsers het hout dat gebruikt was voor het clubgebouw opeisen om de Atlantikwal te versterken. Op de dijk zie je nog het fundament liggen. Na de oorlog heeft men de polder weer drooggelegd en hebben ze het in particulieren handen gegeven.






1. (2 juni 2024): De blauwe reiger, een iconische verschijning aan de waterkant, is voor veel natuurliefhebbers een vertrouwd beeld. Met zijn lange poten en sierlijke nek is deze vogel een meester in het stil wachten op prooi, om dan met bliksemsnelle precisie toe te slaan. Als liefhebber van de natuur heb ik vaak uren doorgebracht met het observeren van deze fascinerende vogelsoort.

Ze zijn voornamelijk te vinden in Europa, Azië en delen van Afrika. Hun leefgebied strekt zich uit over diverse waterrijke gebieden zoals rivieren, vijvers en meren waar ze hun kenmerkende jachttechniek kunnen toepassen.

Hun voeding bestaat hoofdzakelijk uit vis, maar ze gaan ook voor amfibieën, kleine zoogdieren en zelfs insecten. Hun jachttechniek is geduldig wachten totdat de prooi dichtbij genoeg komt. Dan slaan ze razendsnel toe met hun scherpe snavel.

Een blauwe reiger is een grote watervogel die je vaak langs waterkanten ziet, zoals bij meren, rivieren en vijvers. Zijn wetenschappelijke naam, Ardea cinerea, verwijst naar de asgrijze kleur van zijn verenkleed. Met z’n opvallende lange poten en nek is hij een echte meester in het stilstaan en plots toeslaan om zo’n vis te vangen. De broedtijd van de blauwe reiger vindt plaats in het voorjaar. Ze bouwen indrukwekkende nesten hoog in bomen of soms op rotsachtige kliffen. Een interessant feitje is dat ze vaak kolonies vormen tijdens het broeden; dit staat bekend als ‘reigerkolonies’.

Door heel Europa wordt deze vogelsoort waargenomen, maar ook in delen van Azië en Afrika zijn ze te vinden. In Nederland zijn ze niet te missen; je ziet ze werkelijk overal waar water is! De aanpassingsvermogen van deze vogels aan verschillende leefomgevingen is ronduit fascinerend. Blauwe reigers hebben een paar opmerkelijke trekjes die hen uniek maken binnen het vogelrijk. Zo kunnen ze hun nek in een ‘S’-vorm plooien als ze rusten of vliegen – dat bespaart ruimte én maakt snel uithalen naar prooi mogelijk.


Het plan was om het hier helemaal vol te bouwen. Toch ging dat niet door wegens het Luchtvaart Indelingsbesluit Schiphol. Het was te gevaarlijk met de aanvliegroutes. Dus kwam er het plan voor een bedrijventerrein. Het toen net ontstane stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer wou dat graag, maar daar zag de provincie weer geen heil in. Dat was ook met de Westrandweg in gedachten, die uiteindelijk nog heel lang op zich heeft laten wachten.
Het idee was ook dat de Westrandweg op- en afritten zou krijgen aan de Haarlemmerweg. Maar Rijkswaterstaat, de eigenaar, houdt niet van op- en afritten kort op elkaar. Die vond dat de gemeente dat dan maar moest betalen. Dat zag de gemeenteraad niet zitten.
Daardoor zou het bedrijventerrein ook slecht toegankelijk zijn en moest het verkeer over de smalle Osdorperweg of dwars door Geuzenveld rijden. Ook Halfweg zag het niet zitten, want dan zouden ze ook daar doorheen gaan rijden. Daarop werd besloten het te bouwen ten noorden van de Aker, in het zuidwesten van de Lutkermeerpolder.




De provincie wilden een groene buffer behouden tussen Haarlem en Amsterdam. Dit terwijl Amsterdam dromen had om een metropool te bouwen. De provincie zag meer in het behouden van het polder karakter met het behoud van een eigen karakter voor elke polder. Er moest tevens gecreëerd kunnen worden. Spaarnwoude lag te ver van Amsterdam vandaan en dus moest er een optie dichterbij huis komen. Het moest een gebied worden met natuur, recreatie en stadslandbouw, want dat kwam toen weer terug, zo hield de polder zijn karakter. Toen werd er ingezet op de nu welbekende Groene As. Dat was een samenwerking tussen meerdere gemeenten en de westelijke stadsdelen van Amsterdam voor het creëren van een groene verbinding tussen Amstelland en Spaarnwoude in. Dit is weer een onderdeel van een grotere groene verbindingszone tussen de Kennemerduinen en het Gooi in. Een van de leukere plekken van die groene zone ligt tussen de Westrandweg en Halfweg in. Dit heet de Roerdomp een moerasgebied met riet waar de gelijknamige vogel de Roerdomp ruimte heeft om zich te nestelen. Aan de andere kant van de Westrandweg vind je het Fluisterbos dat als compensatie is geplant voor een bos dat in Amsterdam Noord is gekapt en waarvoor op andere plekken in Noord geen plek meer was. Daar vind je alleen maar beschermd veenweidegebied en dat moet dus dat karakter behouden.

Aan de Zuidwestelijke kant van de Tuinen van West lagen vroeger de slibvelden. Het oorspronkelijke idee was dat hier de poep van de Amsterdammers zou komen te liggen. En dat zou dan doorverkocht worden als mest aan de boeren in de Haarlemmermeerpolder. Ze hadden alleen vergeten te vragen aan de boeren of zijn dat zagen zitten. Dat was dus niet het geval, poep van een mens ruikt vrij sterk. Toen dacht men wat moeten we hier mee en kwamen ze op het plan om daar het slib uit de grachten te dumpen. Daarnaast is het ook gebruikt als zand- en kleidepot. Al snel toen daar geen behoefte meer aan was, kwam het idee om er een recreatief gebied van te maken. Dat is het nu recentelijk ook geworden. Het heeft de Raesberg, vernoemd naar de hoogste slibberg. Die dan weer is vernoemd naar het eeuwenoude plaatsje Raesdorp dat er vroeger lag. Waarom zulke hoge heuvels in een polderlandschap vroeg men zich af. Maar het moest gewoon zo, want om de verontreinigde grond af te laten voeren kost bakken met geld dus er werd gewoon een extra stuk grond over gelegd. Er was overigens nog meer ruimte in de oude slibvelden en die wilden we ook ontwikkelen toe natuurgebied. Rijkswaterstaat die de andere twee kavels had betaald zei dat het goed was. Maar dan moest de gemeente dat zelf ophoesten. Dat wou de gemeente niet doen, dus bedacht men dat er dan maar een boer moest komen. Maar net daarna werden de melk- en mestquota aangepast en was het niet meer lucratief om hier te komen boeren.




2. (2 juni 2024) Fuut: Als liefhebber van vogelspotting komt de geoorde fuut zeker in mijn lijstje van favorieten voor. Deze elegante watervogel is gemakkelijk te herkennen aan zijn opvallende verenkleed en de karakteristieke oorpluimen waar hij zijn naam aan dankt. In Nederland is de geoorde fuut vooral in het broedseizoen te zien, wanneer zijn prachtige baltsveren een ware show opleveren.


Het dier leeft hoofdzakelijk in zoetwatergebieden zoals meren en vijvers maar kan ook in brak water worden waargenomen. Wat veel mensen niet weten is dat deze soort een uitstekende duiker is; hij jaagt onder water op visjes en insecten.
De voortplanting van de fuut omvat verschillende interessante gedragingen. Tijdens het baltsritueel zwemmen de mannetjes en vrouwtjes in elkaars buurt en maken ze verschillende bewegingen en geluiden om elkaar te imponeren. Het paren gebeurt meestal op het water. Na de paring legt het vrouwtje meestal 3-7 eieren in een drijvend nest, gemaakt van plantaardig materiaal en verankerd aan riet of andere vegetatie in het water.

De meeste broedsels mei-juni. Meestal één broedsel, soms tweede als jongen eerste nest 6-7 weken oud zijn. Broedduur: 25-29 dagen. Jongen verlaten al snel nest en worden op de rug oudervogels warm gehouden. Ze worden nog zo'n 10-11 weken gevoerd door de ouders.

Na het broedseizoen wordt broedgebied doorgaans verlaten. In de nazomer vleugelrui in grote groepen op grote, open wateren als het IJsselmeer, Randmeren, wateren in het Deltagebied (onder meer Grevelingen) en Waddenzee. In winter ook grote aantallen (duizenden) op de Noordzee. Bij aanhoudende vorst neemt belang van kustgebieden toe. Vogels uit Noord- en Noordoost-Europa trekken weg.







3. (2 juni 2024): Ooievaars zijn grote vogels met lange poten, een lange nek en een lange, rode snavel. Hun verenkleed is voornamelijk wit met zwarte vleugelpunten.

Ooievaars zijn te vinden in diverse habitats, van natte weiden tot agrarische velden. Ze zijn bekend om hun indrukwekkende migraties en keren elk jaar terug naar dezelfde broedplaatsen.

Deze vogels zijn opportunistische eters en voeden zich met een breed scala aan dieren, waaronder insecten, vissen en kleine zoogdieren. Ooievaars zijn sociale vogels en zijn vaak te zien in groepen, vooral tijdens de migratie.

Ooievaars bouwen grote nesten op daken, kerktorens en speciaal ontworpen platforms. Ze vormen monogame paren en keren elk jaar terug naar hetzelfde nest, dat ze elk seizoen uitbreiden en onderhouden.

Hoewel de ooievaar in het verleden te maken had met afname in populatie, heeft effectief natuurbeheer geleid tot een succesvol herstel van hun aantal in Nederland.

In de Nederlandse cultuur staat de ooievaar symbool voor geluk en wordt vaak geassocieerd met geboorte en vruchtbaarheid. Deze symboliek is diep geworteld in de Nederlandse folklore en tradities.

De ooievaar is een belangrijk en gewaardeerd onderdeel van de Nederlandse natuur en cultuur. Hun aanwezigheid en voortbestaan zijn essentieel voor de biodiversiteit en het culturele erfgoed van Nederland.




Foto's onder: 21 augustus 2024.






Helemaal ten zuiden van de Tuinen van West ligt nog een klein park. Dat is gemaakt met het oorspronkelijke gebied in gedachte. Het gebied rond Raesdorp en Nieuwenkerk. Die twee dorpen zijn weggespoeld door invloed van het Haarlemmermeer. Raesdorp was een machtig dorp met een eigen rechtbank en schepen annex wethouder. Daarom is de Raesberg ook een soort terp geworden, als herinnering aan die momenten van hoogwater om naar toe te vluchten. Door het midden van de Lutkemeerpolder loopt de Wysentkade, dat was dus geen dijk. Maar daar scheepte men aan als men op de Lutkemeer voerden. Het Lutkemeer was ook een vluchthaven voor als het teveel spookte op het Haarlemmermeer. Maar dat park lijkt alsof er een dijkdoorbraak is geweest. Ook erboven lijkt dat in de bocht van het kanaal. Die bocht is er zo uit komen te zien, omdat ze grotere schepen door het kanaal wouden laten varen. Daarachter ligt nu dat kleine stuk natuurgebied met verschillende poeltjes. Het zijn allemaal losstaande plannen en ideeën geweest die de Tuinen van West gevormd hebben. Het is nog niet klaar. Zo is er op basis van feedback van de mensen die de tuinhuisjes bezitten en de bezoekers van de polderheuvel, waar veel festivals worden georganiseerd. besloten een aantal bomen te plaatsen aldaar. Het dempt het geluid wat meer.





4. (2 juni 2024): De putter heeft een opvallend uiterlijk met zijn felgekleurde verenkleed. Het mannetje heeft een rood gezichtsmasker, zwarte vleugels met gele strepen, een zwarte staart en een witte buik. Het vrouwtje daarentegen heeft een iets minder felgekleurd verenkleed, met een lichtroze gezichtsmasker en minder uitgesproken strepen op de vleugels.

De putter komt veel voor in Nederland en komt voornamelijk voor in parken, tuinen, bossen en open graslanden. Deze vogel heeft een voorkeur voor gebieden met voldoende bomen en struiken waarin hij kan nestelen en voldoende voedsel kan vinden.


De putter is een zaadeter en voedt zich voornamelijk met zaden van distels, paardebloemen en andere kruidachtige planten. Daarnaast eet de putter ook insecten, vooral tijdens het broedseizoen. Hierdoor is de putter goed aangepast aan zowel het zomerse als het winterse voedselaanbod.

De putter bouwt zijn nest in bomen, struiken of in dichte begroeiing. Het nest wordt gemaakt van takjes, mos en ander plantaardig materiaal. Het vrouwtje legt gemiddeld vier tot zes eieren, die zij gedurende twee weken bebroedt. Na het uitkomen worden de jongen nog enkele weken gevoerd door beide ouders, voordat ze zelfstandig genoeg zijn om uit te vliegen. Het broedseizoen van de putter loopt van april tot juli. Tijdens deze periode is de putter extra actief en zijn de mannetjes vaak luidruchtig aan het zingen om een partner aan te trekken. Na het broedseizoen vormen putters soms kleine groepen, die gezamenlijk voedsel zoeken en zich voorbereiden op de winter.







5. (21 september 2024): De meerkoet is een gedrongen, zwarte watervogel met een witte bles boven een smalle witte snavel. Hij heeft groenige gestreepte poten, indringend rode ogen en wordt 35 tot 40 centimeter groot. De meerkoet zit meestal in voedselrijke plassen, meren, sloten en parken en eet waterplanten en insecten. De vogel blijft het hele jaar in Nederland, maar krijgt in de winter ook gezelschap uit noordelijke landen.

In Nederland zijn veel meerkoeten. In de herfst en winter vormen ze grote groepen. Die trekken vanaf het water naar aangrenzende graslanden en eten het gras dat voor koeien is bestemd. Ze vertrappen gewassen en bevuilen akkers en weilanden met hun uitwerpselen. De vogels vreten ook landbouwgewassen als granen en maïs.

Om schade te voorkomen is het in een aantal provincies toegestaan om de meerkoet te verjagen. Agrariërs kunnen akoestische middelen inzetten als kleppermolentjes, knalapparatuur, schriklint/koord en ritselfolie om schade aan gewassen te voorkomen. Ook visuele middelen helpen om de vogels te verjagen. Denk aan flitsmolens, ballonnen en vogelverschrikkers. Met laag flexibel raster van bijvoorbeeld landbouwdoek is te voorkomen dat groepen meerkoeten via het water het grasland op komen.

De meerkoet staat op de provinciale vrijstellingslijst, en mag vanaf 1 oktober tot 1 juni worden verontrust en gedood om schade aan de gewassen blijvend grasland en graan te voorkomen. Zie de tekst van de vrijstelling voor de overige voorwaarden.

De meerkoet loopt makkelijker over het water dan dat hij vliegt.
Den meerkoetgezin krijgt 2 tot 3 keer per jaar een nest kuikens van 5-10 jongeren.
Een jonge meerkoet heeft een rood hoofd en gele halsveren.











6. (21 september 2024): De winterkoning is een klein vogeltje met een lengte van ongeveer 9 tot 10 centimeter en een gewicht van slechts 9 tot 10 gram. Deze vogeltjes hebben bruine veren en een roestbruine staart. De borst en onderkant zijn lichter van kleur, met een beige tint op de buik, een opvallende streep boven de ogen en een kenmerkende bruine korte staart die vaak omhoog wordt gehouden. De winterkoning heeft een compact lichaam met een ronde borst en een spitse snavel. Mannetjes en vrouwtjes hebben vergelijkbare kleuren en patronen. De winterkoning is een actieve vogel die voornamelijk op de grond leeft en zoekt naar insecten en andere kleine prooien. Ze leven meestal in paren en verdedigen hun territorium tegen andere vogels. Ze zijn ook bekend om hun gewoonte om in nesten van andere vogels te kruipen om daar hun eieren te leggen en uit te broeden.

De winterkoning komt voor in heel Europa, Azië en delen van Noord-Afrika. Het is een standvogel die het hele jaar door in dezelfde omgeving blijft. De winterkoning leeft in verschillende soorten bosrijke omgevingen, waaronder loof- en naaldbossen, parken en tuinen. Ze zijn echter het meest talrijk in dicht struikgewas en houtwallen. De winterkoning heeft een monogaam broedsysteem en het vrouwtje legt gewoonlijk 5-7 eieren in een bolvormig nest dat ze in struiken of op de grond bouwen. Het mannetje helpt bij het broeden en voeden van de jongen.

In Nederland staat de winterkoning niet op de Rode Lijst van bedreigde diersoorten, maar de populatie is wel afhankelijk van de juiste leefomstandigheden. Het aantal winterkoninkjes in Nederland wordt geschat op ongeveer 1 miljoen broedparen. Deze aantallen kunnen fluctueren afhankelijk van de beschikbaarheid van voedsel en geschikte leefomgevingen. Vanwege de afhankelijkheid van bossen en andere groene leefgebieden, kan habitatverlies een bedreiging vormen voor de winterkoning. Het behoud van deze leefomgevingen en natuurlijke gebieden is daarom van groot belang voor het behoud van deze soort.



7. (21 september 2024): De soepgans, ook wel boerengans of parkgans genoemd, komt van nature helemaal niet in Nederland in het wild voor. Soepganzen zijn in Nederland in het wild gekomen, doordat ze lang geleden zijn ontsnapt of losgelaten. Vroeger hielden mensen deze ganzen voor de eieren, het vlees en het dons. De soepgans kan verschillende kleuren hebben: van helemaal wit tot grijsbruin, met oranje poten en snavel. Wanneer de gans grijsbruin is lijkt hij heel erg op een andere ganzensoort, namelijk de grauwe gans. Dit komt doordat de soepgans vaak een grauwe gans als partner uitzoekt. Ook kan de soepgans anders ganzensoorten als partner uitkiezen. Op graslanden en akkers waar nog resten van de oogst liggen verzamelen ze hun voedsel. Ze lopen dan vaak naast elkaar.

Ze broeden graag in moerasgebieden, graslanden, bosvijvers, maar ook in de stad. Ze maken een nest op de grond dat wordt vaak verstopt onder struikgewas. Op veilige plekken broeden deze ganzen vaak samen met andere ganzensoorten. Wanneer je ergens een wakende soepgans ziet, is de kans groot dat het vrouwtje op het nest zit. De broedperiode is in april tot mei/juni, in vergelijking met de grauwe gans, beginnen soepganzen een week later met broeden. Ook leggen ze gemiddeld iets meer eieren, tussen de 4 en 8. Het aantal jongen dat succesvol groot wordt, is juist lager dan bij de grauwe gans.

Sinds 1998-2000 wordt in Nederland bijgehouden waar de soepganzen voorkomen. De soepgans is vooral in waterrijke gebieden en stedelijke gebieden te vinden.



8. (21 september 2024): De grauwe gans is een stevige bruingrijze gans. De nek lijkt relatief dik en doordat de veren in richels liggen lijkt deze licht gestreept. De buik heeft min of meer uitgesproken zwarte vlekken. De snavel is relatief groot en dik. De hals en kop zijn iets lichter dan het lichaam. Ook de ondervleugels vormen een goed kenmerk. Deze zijn tweekleurig: donker met een lichtgrijze voorkant. Bij ganzen zijn de kleur van de poten en de snavel belangrijk: bij de grauwe gans zijn deze oranjeroze. De snavel is stevig en wordt wel eens vergeleken met een winterpeen. De lichaamslengte bedraagt 75 tot 90 cm met een spanwijdte van 147 tot 180 cm. Mannetjes zijn zwaarder dan vrouwtjes, en wegen meestal tussen de 3 en 4 kg. De lichtere vrouwtjes wegen daarentegen tussen de 2 en 3,5 kg.

De grauwe gans is een broedvogel in Noord- en Oost-Europa en Azië. Tijdens de trek is de grauwe gans in heel Europa te vinden. Met concentraties in Nederland, Noord-Duitsland, de zuidkust van de Oostzee en een gebied tussen Oostenrijk, Hongarije en Tsjechië. De overwinteringsgebieden van de grauwe gans liggen aan de westkust van het Iberisch schiereiland, aan de noordkust van Algerije en Tunesië en aan de kusten van de Adriatische Zee.







9. (21 september 2024) Canadese Gans: De grote canadese gans is van oorsprong een ontsnapte siervogel. Het begon met overwinterde Zweedse vogels, maar vanaf de jaren zeventig ontstond er ook een Nederlandse broedvogelpopulatie die nog steeds groeiende is. De kop en de lange hals zijn zwart. Typisch voor deze soort is de witte band van de keel tot over de wangen. De zwarte hals gaat over in een witachtige borst. Het verenkleed is bij beide geslachten gelijk. De lichaamslengte bedraagt 55 tot 100 cm en het gewicht 3 tot 6 kg.

Canadese ganzen komen oorspronkelijk uit Noord-Amerika. Hoewel trans-Atlantische dwaalgasten in Nederland zijn vastgesteld, zijn de Canadese standganzen in Nederland uitsluitend dieren die niet op eigen kracht, maar door menselijk handelen hier zijn gekomen. In de negentiende eeuw is de Canadese gans op de Britse Eilanden geïntroduceerd en later ook in Scandinavië.

Canadese ganzen eten gras, wortelstokken en zaden. Ze broeden een keer per jaar en leggen meestal vijf of zes eieren. Deze gans broedt vaak in losse kolonies; daardoor treedt ook in de broedtijd veelal groepsvorming op. Buiten de broedtijd leven Canadese ganzen in grote groepen, vaak samen met andere ganzen. Canadese ganzen vertonen zwerfgedrag en trekken mogelijk over langere afstanden voor de ruitrek.

De Canadese gans komt als broedvogel binnen Nederland voornamelijk in Zuid-Holland voor. In de provincie wordt de Canadese gans vrijwel overal als broedvogel aangetroffen.

Zijn habitatvoorkeur komt grotendeels overeen met die van grauwe gans: moerassen, vochtige graslanden met veel water, duinplassen en binnen- en buitendijkse natuurontwikkelingsgebieden. Waar concurrentie is om veilige broedplekken, zoals eilandjes, winnen Canadese ganzen het van grauwe ganzen. Dit leidt op sommige plaatsen tot verdringing van de grauwe gans. De Canadese gans is weinig schuw en broedt daardoor ook gemakkelijk in recreatiegebieden, langs wegen en in steden en dorpen.



10 (21 september 2024): De aalscholver is een oude, vertrouwde bewoner van het waterrijke Nederland. Het is een forse, donkere watervogel met gehaakte snavel. Een goed instrument voor de visvangst. Hun vlucht is stevig en resoluut, ze vliegen in strakke lijn naar hun bestemming. Vertrouwd is ook het beeld van aalscholvers met gespreide vleugels om ze te laten drogen. Aalscholvers broeden in kolonies.

De aalscholver lijkt een zwarte vogel. Feitelijk is het verenpak grotendeels diep bronsgroen. Elk veertje van de bovenvleugels heeft een subtiel zwart randje. Dat geeft de vogel een ‘geschubd’ uiterlijk. In het voorjaar kleuren de vogels op hun mooist. De wangen en dijen zijn dan wit bevederd en de kruin en nek van zilverwitte manen voorzien. De onbevederde keel kleurt dan geel. Dit prachtkleed verdwijnt in de loop van het broedseizoen.

Broedperiode begint vroeg, soms al in december. Late broedsels tot in juni, kolonies dan tot eind augustus bezet. Tweede legsels vanaf half april, maar lagere aantallen. Broedt in kolonies, dicht bij visrijk water. In het binnenland in moerasbossen, aan de kust ook in duinen, kwelders en op eilanden. Broedt meestal in bomen, soms ook op de grond of in riet. Baltsritueel op nest, waarbij overvliegend vrouwtje wordt aangetrokken door onder meer de fel afstekende witte dijen. Nest van gemiddeld 3-4 eieren. Broedduur 27-31 dagen. Jongen vliegvlug na zo'n 50 dagen.

Het voedsel van de Aalscholver bestaat voornamelijk uit Vis, vooral de vissoorten die plaatselijk het meest voorhanden zijn. Paling (aal) is dat allang niet meer. Veelal vissoorten die commercieel minder interessant zijn. Uit de Nederlandse binnenwateren vooral soorten als pos, baars, blankvoorn en spiering. Daarnaast behoorlijke hoeveelheden brasem, hetgeen bijdraagt aan het tegengaan van verstikkende algengroei. De brasem eet namelijk watervlooien die de algen in bedwang houden.

Vogeltrek: Britse vogels verlaten broedgebieden en vertrekken naar de kust of naar visrijke gebieden landinwaarts. Aalscholvers van rond Kaspische en Baltische zee overwinteren in open wateren of trekken naar Middellandse Zee. Aalscholvers uit West-Europa verspreiden zich of trekken zuid- tot zuidwestwaarts naar open meren of kustgebieden, tot aan Tunesië. Wegtrek van onze aalscholvers bij streng winterweer, overwegend zuidwaarts tot aan Middellandse Zee. Tijdens trek en in winter in ons land aalscholvers uit Oostzeegebied en Noord-Duitsland.

Maak jouw eigen website met JouwWeb