

Een van de prachtige dorpjes van de gemeente Stichtse Vecht in de provincie Utrecht is Nieuwersluis. Het dorp ligt in het noordwesten van de provincie tussen de plaatsen Loenen en Breukelen. In het centrum van het het dorp zijn de ophaalbrug en het kanaal zeer bepalend voor het aanzicht van Nieuwersluis.


De naam heeft het dorp te danken aan het feit dat ze gebouwd is rond een sluis. Zonder enige twijfel verdient Nieuwersluis een vermelding op de website van mooiste dorpjes. Zo telt het dorp maar 500 inwoners en heeft het dorp door haar geschiedenis een aantal interessante monumentale gebouwen en een mooi dorpsaanzicht. Een deel van Nieuwersluis is ook officieel beschermd dorpsaanzicht. De geschiedenis van Nieuwersluis begint met de komst van een kanaal dat de Angstel en Vecht met elkaar verbindt. In dit kanaal werd ook een sluis gerealiseerd omdat er een redelijk hoogteverschil was tussen deze beide waterwegen. Al gauw vestigden zich de eerste werklieden in de nabijheid van deze sluis. Uiteindelijk ontwikkelde zich zo het dorp Nieuwersluis, een dorp dat aan een handelsroute lag waarmee de steden Amsterdam en Utrecht met elkaar in verbinding stonden.


Het zeer kleine dorp kent door de rijke geschiedenis een groot aantal rijksmonumenten waardoor de oude kern een zeer authentiek karakter heeft gekregen. Een van de meer in het oog springende bezienswaardigheden is de voormalige pupillenschool. Het gebouw ziet er nog altijd prachtig en goed onderhouden uit en heeft naast de functie van pupillenschool ook gefungeerd als penintaire inrichting waar militairen werden gestraft.




Fort Nieuwersluis is een van de forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze ingenieuze linie moest in de 19e eeuw de steden in Utrecht en Holland beschermen. Maar zover kwam het niet, de verdedigingslinie is nooit daadwerkelijk gebruikt. In de Eerste en Tweede Wereldoorlog werd hij wel in staat van paraatheid gesteld. Al snel na de bouw in 1850 is het ronde bakstenen torenfort niet meer bomvrij. Daarom wordt het fort in 1880 uitgebreid met een grote bakstenen kazerne en vier remises met kelder. De remises zijn schuilplaatsen voor geschut en munitieberging. Natuurmonumenten zorgt voor verschillende forten van de linie: Fort Nieuwersluis, Fort Kijkuit, Fort Hinderdam en de rietlanden en water bij Fort Uitermeer.

In Noord-Holland en Utrecht kom je forten tegen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Als de vijand er aan kwam kon het land onder water worden gezet. Forten beschermden kwetsbare punten zoals dijken en kanalen. De linie deed dienst van 1815 tot ongeveer 1940.

INDEX
1. Kneu
2. Witte kwikstaart



De buitenplaats Rupelmonde is gesticht door de Vlaming A. van Ghesel, die het buiten haar naam gaf, naar de bij Antwerpen gelegen stad Rupelmonde. Rupelmonde was in eerste instantie een sobere herenhofstede. Na een ingrijpende verbouwing in 1768 in opdracht van Jacob Berthon kreeg het buiten een uitstraling met meer allure.
Rupelmonde ligt aan de westkant van de Vecht en grenst in het zuiden aan Sterreschans. Het huis staat aan het water en wordt omgeven door een landschappelijk aangelegd park uit de 19de-eeuw. De achterzijde van het huis is met een fraai gedecoreerde gevel naar de Vecht gericht, de entree ligt aan de kant van de Rijksstraatweg.




1. (15 oktober 2024): Kneuen zijn vaak te zien in groepjes, waarbij de vogels erop los kwetteren. Een man kneu in prachtkleed heeft een fraaie karmijnrode borst en 'baret'. De kneu broedt in lage struiken en struwelen nabij kruidenrijke vegetaties, in allerlei tamelijk open landschappen. Ze broeden vaak half-kolonievormig en zoeken hun voedsel ver buiten de territoria. Nederlandse broedvogels overwinteren in Zuidwest-Europa.

Een kleine vinkensoort, kleiner dan huismus. Man heeft een warmbruine rug en in prachtkleed een karmijnrode borst en 'baret'. Na het broedseizoen is dat meer roodbruin. Mannetjes een grijs achterhoofd, bij vrouwtjes en onvolwassen vogels is dit bruingrijs. Vrouwtjes en onvolwassen vogels hebben een zwak gestreepte borst en kruin en hebben geen rood in het verenkleed. Grijze kegelvormige snavel. Vliegt vaak in groepjes met golvende vlucht, druk kwetterend.

Broedt vanaf half april tot eind juli, meestal tussen eind april en half juni. Heeft twee tot drie broedsels per jaar met meestal 4-6 eieren. Broedduur 12-13 dagen. Bouwt nest vaak in laag en middelhoog struweel met uitstekende takken, liefst in doornige struiken, niet te dicht en niet te open. Ze broeden graag in semi-koloniaal verband. Niet erg territoriaal, soms meerdere nesten in een struik. De jongen zitten 12-17 dagen op het nest. Na uitvliegen, krijgen ze nog een tijdje begeleiding van de ouders.

De kneu broedt in dichte struiken in allerlei halfopen landschappen. Het talrijkst zijn kneuen in de duinen en in akkerbouwgebieden met hagen, maar ze broeden ook op plekken met jonge aanplant, oude struikheide met opslag en soms stedelijke bebouwing (tuinen, jonge groenvoorziening). Vanuit de liefst doornige struiken ondernemen kneuen in kleine groepjes voedselvluchten van soms drie kilometer naar plekken met een rijk aanbod aan zaden. Vanaf juli vormen zich groepen op voedselrijke plekken.

In Nederland broedende kneuen trekken via Zuidwest-Frankrijk weg naar Spanje en Marokko. In Nederland ook doortrekkers vanuit Engeland, Duitsland en Noord-Europa. Er zijn overwinteraars op plekken met voedsel in het agrarisch gebied. Na het broedseizoen vanaf half september begint de najaarstrek tot eind oktober met een piek rond half oktober. De voorjaarstrek begint ongeveer half maart en loopt tot begin mei, met een piek rond half april. Trekt meestal overdag met tussenstops in grote groepen langs kusten en rivierdalen.



2. (3 april 2025): De witte kwikstaart is een van de meest algemene broedvogels van Nederland. Vooral op het platteland te vinden. Op erven maar ook tussen de poten van koeien, paarden en schapen in de hoop dat die insecten of larven omhoogduwen. De witte kwikstaart beweegt voortdurend zijn staart op en neer. Broeden doen ze in schuren, nissen, onder dakpannen, maar ook in slootkanten en in de zeereep. Meestal in de menselijke omgeving.

Zwart-wit met witte vleugelstrepen en zwarte keel in prachtkleed. Het vrouwtje is minder uitgesproken zwart-wit getekend. De witte kwikstaart heeft een lange staart die voortdurend heen en weer wordt bewogen. Jonge vogels zijn valer en hebben veel wit op de kop. Diepe golvende vlucht. De witte kwikstaart lijkt veel op de rouwkwikstaart. Bij die soort heeft de man echter een zwarte rug die overgaat in zwarte kopkap en in andere kleden verschilt de rouwkwikstaart van de 'witte kwik' door de zwarte stuit en donkergrijze flanken en meer wit in de vleugel.

Nederlandse witte kwikstaarten trekken van half september tot eind november in zuidwestelijke richting via het Iberisch schiereiland naar Marokko. Doortrekkers te zien in het hele land vanaf eind februari tot eind april, en in het najaar van half september tot half november. In maart keren de witte kwikstaarten massaal terug. Dan te zien op drassige weilanden, daarna heeft elke boerderij zijn eigen paar. Als overwinteraar schaars tijdens zachte winters.







Hotel Flora Batava ligt op Buitenplaats de Vijverhof. In 1670 kocht Agnes Block een hoeve op 14,5 hectare grond en stichtte de buitenplaats de Vijverhof. Agnes liet bij de buitenplaats een oranjerie, boomgaarden, sier- en moestuinen, lanen en verschillende vijvers aanleggen. Op Buitenplaats de Vijverhof ontpopte Agnes Block zich tot een bekwaam kweekster van zeldzame en uitheemse planten. Door ruil en handel met kooplieden, botanisten en hortulani verzamelde zij honderden planten- en bloemensoorten in haar tuinen en oranjerie van over de gehele wereld en kreeg de bijnaam “Flora Batava”. Joost van den Vondel was de oom van Agnes Block. Zij hadden een hechte band en hij heeft voor haar tweede huwelijk dit huwelijksgedicht gemaakt.


Maak jouw eigen website met JouwWeb