Water & Moeras
Natuur en waterberging gaan heel goed samen
Dat natuur en waterberging goed samen kunnen gaan, bewijst dit gebied. Waterberging Twisk is 38 hectare groot en kan bij hevige regenval circa 100.000 m³ water bergen. Daardoor overstroomt de rest van dit deel van West-Friesland niet. Dit volstromen zal één keer in de 5 à 10 jaar plaatsvinden. Om het water te beheren, kent het gebied een inlaatwerk en een uitlaatwerk.
Verrassend rijk vogelgebied
Het hele jaar door zijn hier veel vogels te zien. Opvallend vaak ook bijzondere soorten. Voor bijvoorbeeld baardmannetjes is het belangrijk. Ga er eens kijken! Het fietspad (Marepad) slingert langs de natuurlijke oever van de eeuwenoude veenstroom de Oostermare. Vandaar heb je een prachtig uitzicht over de waterberging.
Stapstenen langs de Omringdijk
Naast de waterbergingfunctie is het gebied een stapsteen in de ecologische verbindingszone Aartswoud-Medemblik. Het betreft een zone die kleine en grotere moerassen en natte percelen met elkaar verbindt.
Wij beheren dit gebied in opdracht van de eigenaar het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zij zorgen ervoor dat de waterberging voldoende bergingscapaciteit houdt. Dit betekent dat indien nodig, er gebaggerd en geschouwd wordt. Landschap Noord-Holland is wel eigenaar van een stuk kadetjesland aan de oostkant van het gebied. Dit heet Oostermare.

Index:

1. Grutto                 11. Kemphaan

2. Kluut                   12. Waterhoen

3. Tureluur             13. Meerkoet

4. Slobeend           14. Brandgans 

5. Smient               15. Fuut

6. Bergeend           16. Roodborsttapuit

7. Kievit                  17. Kokmeeuw

8. Tafeleend           18. Schapen en Lammeren

9. Rietzanger         19. Wulp

10. Kuifeend          20. Wilde moeder eend met eendenkuikens. 

--------------------------------------------------------------------------

21. Kauw

22. Lepelaar

1. De grutto, de koning der weidevogels. Vanaf februari keren de grutto’s terug uit hun winterkwartieren. Ze verzamelen zich bij ondiepe plassen en plas-dras weilanden. De belangrijkste broedgebieden van de grutto in ons land zijn de veenweiden van Friesland, Noord- en Zuid-Holland. Het meest ideaal zijn vochtige, kruidenrijke graslanden met een goed bodemleven en volop insecten aan de oppervlakte. Late maaidata en kruidenrijke weilanden zijn een vereiste om jonge grutto’s kans te geven te overleven. Zodra de eieren zijn uitgebroed en de jongen op eigen wieken kunnen drijven, houden ze het in ons land niet meer uit. Zoetjes aan beginnen ze af te zakken langs de kusten van Frankrijk en Spanje naar de winterkwartieren in West-Afrika.

De haast een decimeter lange snavel is aan de basis gelig opgewipt. Het is een uitermate geschikt apparaat om er insecten, larven, slakjes en andere diertjes mee uit de grond mee te peuteren.

Het nest is een eenvoudig kuiltje in de bodem. De stoffering bestaat uit wat droog plantenmateriaal en soms ook weleens een paar veertjes. Een compleet legsel bestaat uit vier eieren. Zij zijn olijfgroen van kleur en bezaaid met donker e vlekken. Zowel het mannetje als het vrouwtje bebroeden hun schat, een periode, die ongeveer drieeneenhalve week duurt. De vogels zijn dan erg luidruchtig en agressief bij naderend gevaar.

Foto onder: 27 maart 2022

Foto's onder ( 9 maart 2023): De Grutto's zijn weer terug vanuit hun reis van Afrika naar Nederland.

2. De kluut: Een van de opvallendste vogels van zandplaten en -banken, drassige weilanden, opgespoten terreinen en dergelijke, is de kluut, een symfonie in zwart en wit. Onmiddellijk valt de lange, zwarte, zeer puntige snavel op, die omhoog gebogen is. De kluten houden er een karakteristieke manier van voedsel zoeken op na. Ze maaien met de eigenaardig gevormde snavel door het ondiepe water. Ze romen het watervlak af. Soms steken ze de gehele kop onder water en zeven het  slik om daarin hun voedsel, dat uit minuscule diertjes bestaat, te bemachtigen. Het gebeurt ook wel dat de kluut zo ver in het water loopt, dat hij geen grond meer onder zijn voeten voelt, maar ook dat is voor de bonte beauty geen bezwaar. Tussen de tenen bevinden zich flinke spanvliezen. Op hun dooie gemak peddelen zij naar een ondieper gedeelte en gaan daar weer door met afromen en zeven.

Foto's onder 5 mei 2023... Kluut zet de landing in. 

We'll prepare you for the approach.....and descent now. ( we kunnen nu de landing inzetten)

3. tureluur: Omstreeks het midden van de maand maart keren ze terug uit hun winterkwartieren, die zich om de Middellandse Zee bevinden en zich zelfs zuidelijk uitstrekken tot de Kaap kolonie. Wat opvalt zijn de dieprode pootjes. Ook de vrij lange snavel is roodachtig, maar eindigt in een zwarte punt., Tijdens de glijvlucht kunnen we mooi zijn bovenzijde observeren; we zien de opvallende witte rug en stuit en zijn witte rand aan de achterkant van zijn vleugels. Tureluurs scharrelen hun kostje graag op in vrijwel droge moddersloten. Is het water hier en daar een beetje diep, dan zien ze er ook niet tegen op om eindje te gaan zwemmen. Maar dat is beslist geen alledaags werk! 

Foto's onder: 12 mei 2021.

 4. Slobeenden in winterkleed... In de nazomer heeft het mannetje een vaal bruinachtig kleed; hij lijkt dan op het vrouwtje maar is daarvan te onderscheiden door rossige flanken en een lichte halvemaanvormige vlek bij de snavelbasis.

Een slobeend is een grote plompe eend met lange, dikke en opvallende verbrede snavel. Slobeenden verblijven in de winter in West- en Zuid-Europa op meren en in moerassen.

Foto's onder 5 mei 2023

Volgens de Kievit komt de Slobeend te dicht  bij haar kroost.

Vervolgens gaat de kievit in de aanval om de Slobeend te verjagen. 

Uiteindelijk kiest de Slobeend het hazenpad.

Uiteindelijk krijgt de Kievit bijval van haar echtgenoot. 

Missie voltooid en moeder keert weer terug naar haar kroost.

5. Smient in winterkleed … Broedt in Noord- en Noordoost Europa. In de winter verspreid en plaatselijk talrijk op natte weilanden en in moerassen. 

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Verspreiding: Broedt in  N- en NO- Europa, in winter wijd verspreid en plaatselijk talrijk op natte weilanden en in moerassen.

Foto boven (9 maart 2023): Smient man...onder: Smient vrouw

6. Bergeend: De bergeend zit een beetje tussen eend en gans in. Het mannetje onderscheidt zich van het vrouwtje door een knobbel op de felrode snavel. De bontgekleurde schakeringen op een verder wit verenkleed maken de vogel in het veld duidelijk herkenbaar.

Foto's onder (9 maart 2023) Bergeend man: 

7. kievit: Onmiskenbaar. Zwart-witte onderzijde, opvallende kuif, brede vleugels. Op rug mooie groene en paarse metaalglans. Vrouwtje minder contrastrijk getekend en gekleurd en een kortere kuif. Heeft ook iets spitsere vleugels dan het mannetje. Buiten broedtijd lijken geslachten sterk op elkaar en heeft de kievit een lichte keel.

8. (maart 2020) … tafeleend man: Tafeleenden zijn duikeenden die vooral in de herfst, winter en het vroege voorjaar in Nederland te zien zijn. Ze houden zich meestal in groepen op en zijn na zonsondergang het meest actief. Opvallend is dat het mannetje van de tafeleend al in juni wegtrekt, als het vrouwtje nog aan het broeden is. De vrouwtjes en de jongen volgen later.

9. (12 mei 2021) Rietzanger: De Rietzanger is een onopvallende vogel die uitstekend in staat is om langs verticale rietstengels te klimmen. De vogel heeft een witte wenkbrauwstreep die het gehele jaar duidelijk zichtbaar is. De Rietzanger is het best te onderscheiden van enkele verwante soorten door de zang en de korte zangvluchten. Het nest van de Rietzanger wordt in dicht struikgewas vlak bij de grond gebouwd. In tegenstelling tot de nesten van veel verwante soorten wordt het nest van de Rietzanger zelden aan verticale rietstengels opgehangen. De Rietzanger broedt in grote delen van Europa, maar overwinterd in Afrika. Rietzangers komen tijdens het broedseizoen in vrijwel geheel Europa voor, met uitzondering van Ierland, Noord-Frankrijk en Scandinavië.

10. (12 mei 2021) Kuifeend: Mannetjes zijn opvallend zwart met witte flanken, vrouwtjes overwegend bruin met lichtere flanken. Zowel mannetjes als vrouwtjes hebben een kuif, maar deze is bij mannetjes langer. In vlucht is te zien dat kuifeenden een witte baan over de slagpennen hebben lopen.

Foto boven ( 9 maart 2023): Kuifeend man... onder: Kuifeend  vrouw

Foto boven: Kemphaan mannetje (foto niet zelf gemaakt)

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

11. (27 maart 2022): De Kemphaan is een middelgrote steltloper met veel gedaanten. Typische vorm door relatief groot lichaam, vrij lange hals en middellange, iets omlaag gebogen snavel. Witte vlakken aan staartzijden, weinig opvallende vleugelstrepen. Bij deze soort is het mannetje belangrijk groter dan het wijfje. De mannetjes hebben in het voorjaar een opvallende grote variatie in kleur en tekening van de halskraag en oorpluim. Er zijn vogels met zwarte, witte, geelbruine, donkerbruine, roodbruine, grijze etc. al of niet gestreepte zomertooi. Rond het oog en nabij de snavelbasis oranje-of geelachtige wratten.  In de vlucht maakt het mannetje de indruk van een dikhalzige vogel. De kleinere vrouwtjes zijn licht- of donkerbruin en hebben oranje poten. De wijfjes missen hals en oorveren,  lijken meer op een forse tureluur, echter met een grovere en donkere tekening op de bovenzijde. De broedtijd valt van einde april tot begin juli. Zij trekken weg van begin juli tot in oktober, in november nog doortrek. In zachte winters overwinteren zij op geschikte plaatsen.

Foto's onder: Kemphaan vrouw

12. (9 maart 2023) Meerkoet: Een volwassen meerkoet kan 40 centimeter groot worden. Hij is gemakkelijk te herkennen aan de typische rode ogen, de witte snavel en de opvallende witte voorhoofdsplaat. Vrouwtjesmeerkoeten kunnen 800 tot 1000 gram zwaar worden. Het mannetje weegt slechts 600 gram, maar heeft wel een grotere voorhoofdsplaat.

13. (9 maart 2023) waterhoen: De meeste Waterhoentjes blijven 's winters in eigen land, al verplaatsen ze zich tijdens strenge vorst op zoek naar open water. Hun aantallen worden in lichte mate aangevuld door Duitse en Deense vogels. Midden in de winter zijn Waterhoentjes het talrijkst in het westen en zuidwesten van het land, zowel in boerenland, in moerassen als in stedelijke omgeving. De landelijk getelde aantallen vertonen, net als bij de broedvogels, inzinkingen in koude winters en een algeheel dalende trend.

14. (9 maart 2023) Brandgans: Als de brandganzen vertrekken dan pas begint de lente! Deze opvallende zwart-witte trekvogels bevolken elk voorjaar in groten getale onze weilanden en kom je als natuurliefhebber veelvuldig tegen, maar opeens zijn ze zomaar verdwenen. De brandganzen meestal tussen oktober en april in ons land zijn met een piek in de tweede helft van de winter. Daarna gaan ze noordwaarts waar, als daar nog sneeuw ligt, de jongen soms pas in juli uitkomen.

De brandgans best een bikkel is daar de meeste ganzen zomers doorvliegen naar Spitsbergen, Groenland en Siberië. Veel van ‘onze’  brandganzen komen echter van Nova Zembla om hier te overwinteren. Brandganzen eigenlijk broeden op hoge rots richels waar de nesten beschermd zijn tegen roofdieren maar in Nederland kiezen voor de open kale weilanden.

Het druk bebouwde Nederland een bijzondere keuze is voor de brandgans daar ze van alle ganzensoorten het meeste afstand houdt tot storende elementen als gebouwen, wegen en hoogspanningsmasten. Blijkbaar zijn er nog genoeg rustige gebieden in ons land.

15. (9 maart 2023) Fuut: 60 seconden kan de fuut maximaal duiken. De snelle jager zoekt onder water naar vissen, het hoofdbestanddeel van zijn voedsel. Aan land beweegt hij zich eerder onbeholpen voort en is daarom slechts zelden te zien.

 

150 tot 200 gram verse vis heeft de fuut iedere dag nodig. Tijdens het grootbrengen van de jongen moet hij meer vissen vangen, om zijn hongerige nakomelingen te voeren. In die tijd is hij heel druk bezig en vangt hij om de 20 tot 30 seconden een visje.

Drie tot vijf eieren legt de vrouwtjesfuut die ze samen met haar partner uitbroedt. Het duurt bijna een maand voor de jongen uitkomen. Hoewel ze meteen kunnen zwemmen en duiken, blijven ze eerst zo’n twee weken onder het veilige verenkleed van hun ouders zitten, waar ze gevoerd en warm gehouden worden.

Vijftig centimeter is de gemiddelde lichaamslengte van de fuut. Hij is daarmee de grootste inheemse duikende watervogel. Het mannetje is wat groter en zwaarder dan het vrouwtje.

16. (18 maart 2023): De roodborsttapuit is een vrij kleine zangvogel die 11,5 tot 13 cm lang is. Het mannetje heeft in de broedtijd een zwarte kop en duidelijke witte vlekken op de zijkanten van de hals en een oranje borst, waarbij het oranje tot aan de buik reikt. De bovenzijde is donkerbruin. Het vrouwtje is van boven bruin gekleurd, ook op de kop daar waar het mannetje zwart is. Ze mist de duidelijke witte hals vlekken en ze is minder uitbundig oranje gekleurd op de borst. 

Roodborsttapuiten broeden vooral in heide- en duingebieden. De toppen van struiken, lage bomen en heideplanten gebruiken ze vaal als uitkijk- en zangplek.

Vooral insecten en spinnen staan op het menu van de roodborsttapuit. Deze vagen ze vaak vanaf een hoge zitplaats en soms ook in de vlucht. Het kleine deel dat overwintert in Nederland eet gedurende de winter ook zaden en bessen. Het merendeel trekt echter in oktober naar het zuiden om te overwinteren.

Roodborsttapuiten zijn trekvogels die overwinteren in Zuidwest-Europa en Noord-Afrika. Bij zachte winters overwinteren ze ook wel bij ons.

17 (18 maart 2023) Kokmeeuw: Het verenkleed van de kokmeeuw is wit gecombineerd met een grijze rug. De kop is in het zomerkleed bruin van kleur waarbij er een witte ring om de ogen zit. In het winterkleed is de kop wit van kleur en dan zit er een donkere vlek achter het oog. De poten en snavel zijn oranje van kleur en de vleugelpunten zijn zwart. Het uiterlijk van het mannetje en het vrouwtje is gelijk.

Kokmeeuwen komen op veel verschillende plekken voor, zoals aan de kust, rondom meren, het boerenlandschap en ook in steden. Broeden doen ze vooral aan de randen van zoetwatergebieden.

Het voedsel van de kokmeeuw is heel divers en bestaat bijvoorbeeld uit visjes, insecten, waterdiertjes, maar ook afvalresten die door de mens worden achtergelaten.

De voorvleugel van de Kokmeeuw is wit van boven, de handvleugel is van onderen donker leigrijs.

(5 mei 2023) moeder kokmeeuw heeft het er maar druk mee met de voorbereidingen van een nieuw nest. 

Noordelijke populaties trekken, die meer naar het zuiden zijn meer standvogel of zwerven. In Nederland 's winters veel Finse, Zweedse en van  de landen aan de o van de Oostzee (Baltische Staten). Baltische kokmeeuwen, komen hier al vanaf de zomer aan. Deel Scandinavische en Baltische vogels trekt door naar West-Afrika, deel overwintert in Groot-Brittannië. Meeste overwinteraars in Spanje afkomstig uit Frankrijk en België, maar ook uit allerlei andere landen in Noord-Europa. Voorjaarstrek vanaf februari tot in april. Trekt over breed front, zowel overdag als 's nachts, over land en over zee.

18. (18 maart 2023) Schapen en lammeren: Ooien zijn geslachtsrijp vanaf 5 a 6 maanden, rammen zijn vruchtbaar vanaf 4 a 5 maanden. De meeste boeren laten hun ooien na één jaar dekken zodat ze wel volledig uitgegroeid zijn. De paartijd loopt bij schapen van augustus tot december. Gedurende de bronstijd wordt een ooi om de 17 tot 20 dagen bronstig of hitsig. Gedurende deze hitsige fase, die ongeveer anderhalve dag duurt, kan de ooi gedekt worden. De dracht van een schaap duurt ongeveer 147 dagen, maar het kan een keer voorkomen dat het lam al 140 dagen na dekking wordt geboren.

De Texelaar is het meest voorkomende schapenras in Nederland. Het is een vrij fors schaap met een korte nek. Ze worden vooral gebruikt voor hun vlees. Ze zijn wit, de Texelaar geeft veel wol. Als hij wordt geschoren kan er wel 5 kilo vanaf gehaald worden! Omdat het schaap zo stevig is, zijn de bevallingen soms lastig. De boer moet weleens een handje helpen. Sommige ooien krijgen wel 4 of 5 lammetjes. 

Rond maart staan er altijd weer een hoop lammetjes in de weilanden waar veel mensen van opvrolijken

Al heel lang gebruiken mensen de wol van schapen om dekens en kleding te maken. Bijna 10.000 jaar geleden begonnen mensen met het houden van schapen. Schapen worden nu nog steeds gebruikt voor hun wol, het vlees, de melk en de mest. Sommige mensen denken dat onze tamme schapen afstammen van Moeflons. Dat zijn wilde schapen met hele grote horens.  Schapen leven het liefst in een kudde. Schapen die alleen leven, zijn eenzaam en ongelukkig. Ze gaan vaak zenuwachtig op zoek naar soortgenoten. Een kudde bestaat vaak uit meerdere vrouwtjesschapen, die noem je ooien. Er zijn niet altijd mannetjes bij. Een mannetjesschaap noem je een ram.+

19. (18 maart 2023): De wulp is een grote vogel, met een lengte van ongeveer 55 tot 65 centimeter. Deze vogel behoort tot de familie van de strandlopers en snippen. Het heeft een lange, naar beneden gebogen snavel die ongeveer 10 tot 15 centimeter lang is. De kleur van de wulp varieert van grijsbruin tot donkerbruin, met een lichte buik en onderstaart dekveren. Mannetjes en vrouwtjes zien er vrijwel hetzelfde uit, maar mannetjes hebben over het algemeen iets langere snavels dan vrouwtjes.

Tijdens de vogeltrek worden de noordelijke broedgebieden in zijn  geheel verlaten. De Wulp Trekt naar landen met een mild winterklimaat, vooral naar de kust. Grote aantallen 's winters in West-Europa, met concentraties in getijdengebieden, maar ook aan de kusten van Afrika. Trekt overdag en 's nachts. Trektijd begint al in juni (dat zijn de vogels waarvan het nest is mislukt). De meeste Nederlandse broedvogels trekken weg naar Zuidwest-Europa en Engeland. Ze worden tussen juli en april afgelost door grote aantallen afkomstig uit een gebied tot ver in Rusland. In het najaar raakt bij ons het diepe binnenland leeg, terwijl de kustgebieden juist volstromen met wulpen.

20. ( 5 mei 2023) Wilde Eend: De wilde eend is een algemeen voorkomende watervogel, die veel te vinden is in parken en vijvers. Het mannetje, de woerd, is te herkennen aan de opvallende groene kop en witte nekband. Ook heeft hij als enige eendensoort gekrulde staartveren. Het vrouwtje heeft een meer gecamoufleerd vooral bruin verenkleed.  Afhankelijk van het wel of niet koude weer in de winter en lente kun je de eerste jonge eendjes in maart, april of mei zien zwemmen in het water! Het duurt gemiddeld 24 tot 32 dagen tot wilde eendenkuikens uit het ei kruipen. Eenden moeders hebben soms wel drie legsels per jaar en per keer legt ze 6 tot 10 eieren. Je vindt de nesten meestal in de buurt van het water. 

Jonge eendjes zijn net als lammetjes en Kleine konijntjes het teken van de lente! Wist je dat zo’n klein bolletje dons al direct kan zwemmen nadat hij uit het ei is gekropen. Lees hier meer over de vrolijke jonge eendjes.

Jonge eendjes kunnen vrijwel direct nadat ze uit het ei zijn gekropen al zwemmen! Na 6 tot 12 uur volgen de eendenkuikens hun moeder al het water in. Na gemiddeld 55 dagen kunnen de jonge eendjes vliegen.

Per jaar legt een gedomesticeerde eend ongeveer 50 tot 60 eieren. Haar kuikens hebben lichtgele donsveren. Omdat ze in een relatief veilige omgeving opgroeien kan dat geen kwaad. In het wild levende eendenkuikens hebben meer baat bij schutkleuren.

21. (5 mei 2023) Kauw: Kauwen zijn zwarte gedrongen vogels met zilvergrijze kopzijden. Deze intelligente soort leeft in groepen. Binnen groepen kauwen bestaat een uitgebreide sociale structuur met een pikorde, intriges en altijd zijn er 'verliefde' stelletjes te onderscheiden als ze aan het foerageren zijn. De paarband tussen kauwen duurt een leven lang en de vogels zijn bijna altijd onafscheidelijk.

Er zijn maar weinig dieren die er een vergelijkbaar hoog ontwikkeld sociaal en familieleven op na houden dan de kauwen. Het leervermogen van kauwtjes is zeer groot. Jonge kauwtjes leren van oudere soortgenoten voor welke dieren zij als rovers dienen te vrezen. Dit leren berust op een werkelijk leren en niet op aangeboren 'weten'. Verschijnt er een levend wezen dat de jonge kauwen nog niet eerder hebben gezien dan behoeft men alleen maar op de leidende oude kauw te letten. Dreigt de oude kauw dan is voor eens en voor altijd duidelijk dat men dit wezen als vijand dient te beschouwen.

Binnen een kolonie van Kauwen bestaat ook een rangorde. Bij kauwtjes hebben de laagst geplaatsten maar weinig te vrezen van de hoog geplaatsten. Hier vinden de schermutselingen vooral plaats tussen dieren van ongeveer gelijke rang. Hooggeplaatste kauwen doen alsof de laaggeplaatste kauwen lucht zijn. Alleen als ze dichtbij komen nemen ze een dreighouding aan die maar zelden tot een daadwerkelijke aanval zal leiden. Hooggeplaatste kauwen grijpen ook in als er een ernstig conflict is tussen lager geplaatste kauwen. Hierbij wordt het dan opgenomen voor de meest zwakkere van het tweetal.

22.(18 april 2024) Lepelaar: Het kan in Nederland gebeuren dat er plots een grote witte vogel met een lengte van ongeveer 80 tot 93 cm valt waar te nemen. Vooral in gebieden met water, moerassige gebieden en de Waddeneilanden. Een vogel met een enorme snavel. Een snavel als een grote lepel. De lepelaar. De snavel is zwart met aan het uiteinde de lepelvorm. Plat en breed met een gele kleur op het platte uiteinde. In de zomer heeft de lepelaar een prachtige kuif die qua kleur precies past met de zalmkleurige borstband. De lange zwarte poten doen denken aan de poten van de zilverreiger. De zilverreiger en de lepelaar behoren dan ook tot dezelfde orde: de reigerachtigen.

De lepelaars hebben hun winterverblijf in Zuidwest-Europa en de West Afrikaanse kust. De lepelaars in Nederland zijn zomervogels en vanaf hun winterverblijf trekken de lepelaars begin februari noordwaarts om in maart te gaan broeden. Voor tien jaar geleden was Nederland het meest noordelijkst gelegen land waar lepelaars broeden. In de jaren zeventig waren er ongeveer 100 broedparen in ons land en in 2018 ruim 2.500. Ook in Groot-Brittannië, Denemarken (nu het meest noordelijkst broedgebied), Polen en Duitsland broeden lepelaars. In het voorjaar kunnen dan ook in Nederland veel lepelaars bij elkaar gezien worden waar lepelaars die nog verder trekken zich verzamelen en foerageren.

De lepelaars broeden in moerassige gebieden, dichte rietkragen, kwelders, duinvalleien en bomen/struiken die moeilijk bereikbaar zijn. In Nederland broedt de lepelaar overwegend op de grond maar ook af en toe in bomen. Vooral in het rivierengebied worden broedende lepelaars in bomen waargenomen. Net als in Spanje waar de lepelaar hoofdzakelijk in bomen broedt. Een broedplek in bomen is om de vijand (o.a. de vos) geen kans te geven om het nest te plunderen.

De lepelaar is een echte koloniebroeder. Binnen een kolonie liggen de nesten veelal op 1 tot 2 meter van elkaar. Een nest wordt gemaakt in het riet van gras (biezen en zeggen) en waterplanten. Voor de vestiging van kolonies moeten moerasgebieden minimaal 100 hectare groot zijn en bij eilandsituaties minimaal 10 hectare. De voedselgebieden moeten een straal van 30 kilometer hebben ten opzichte van het nest. De grootste kolonie in Nederland was in het broedseizoen 2014 te vinden op Texel in natuurgebied de Geul met ruim 639 broedende lepelaars. Het nestelen in kolonies heeft als voordeel dat juist een grote groep minder bloot staat aan vijanden. De vijand van de lepelaar is de vos en de bunzing. Maar ook de natuur, zoals wind en opstuwend water met overstromingen zodat de nesten wegspoelen. De lepelaar broedt van eind maart tot eind juli. Van de drie tot vier eieren komt er vaak maar een jonkie tot wasdom.

Jonge lepelaars blijven nog lange tijd bij de ouders die zorgen voor voedsel en leren hoe ze moeten fourageren. Het voedsel is te vinden in ondiep water en bestaat uit kleine vis zoals stekelbaarzen, kleine witvis, garnalen en waterinsecten. Insecten en hun larven maar ook waterslakken en kleine gewervelden zoals kikkers. Met de unieke kenmerkende snavel bewegen ze zijwaarts door het water, met een geopende snavel om zo aan voedsel te komen. In de snavel bevindt zich een soort zeefmembraan wat maakt dat de lepelaar een ultra gevoelige ‘lepel’ bezit, waar ze als het ware het voedsel mee uit het water ‘lepelen’. lfIn augustus en september vertrekken de lepelaars terug naar de winterverblijfplaatsen. Maar ook is het mogelijk om in Nederland een overwinterende lepelaar waar te nemen. Een enkeling die hier blijft en een blijver (standvogel) wordt in ons land. Bij een niet al te strenge winter zullen ze overleven.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb