Het voormalige eiland Marken ligt in de provincie Noord-Holland aan het Markermeer en de Gouwzee. Op het eiland liggen meerdere kleine buurtschappen die samen Marken vormen. Tot de komst van de afsluitdijk was Marken een dorp en een eiland in de Zuiderzee. In 1957 werd er een dijk gebouwd tussen Marken en het vaste land waardoor het zijn status als eiland kwijtraakte. Het schiereiland Marken is tegenwoordig een populaire toeristische bestemming binnen de gemeente waterland. Bijna het gehele schiereiland heeft een beschermd stadsgezicht en er staan meerdere rijksmonumenten. Het bekendste bouwwerk op Marken is de vuurtoren die bekend staat als het Paard van Marken. De vuurtoren is sinds de komst van de afsluitdijk overbodig geworden en tegenwoordig in gebruik als woonhuis. De veerdienst die tussen Marken en Volendam vaart is erg populair bij de toeristen. Liliane en Thijs-van-de-toren hebben na tien jaar de nodige ervaring met de bijzondere omstandigheden die horen bij het leven op ‘Het Paard’. Aansluiting op de gangbare netwerken voor gas, water en elektra is er niet. Water en diesel worden per schip aangeleverd. Voor de stroomvoorziening maken zij gebruik van een generator. Uit de kraan komt pas warm water nadat het is opgewarmd via een gasgeiser die is aangesloten op propaangasflessen. Ze hebben het er voor over: wonen op de ‘mooiste plek van Nederland’. Aan de huur van Het Paard zit wel het nodige kluswerk vast, en dat reikt veel verder dan alleen het schoonhouden van de optiekglazen van het vuurtorenlicht.

De vuurtoren van Marken is er een van records. Onder de naam ‘het Paard van Marken’ is deze markante verschijning bekend en beroemd tot ver over de landsgrens. Waarschijnlijk is 'Het Paard' de meest gefotografeerde vuurtoren van ons land. In zijn lange bestaan is het torencomplex keer op keer bedreigd door storm en ijs. Aanvankelijk stond op Marken een vierkante vuurtoren waar in 1809 toch een lantaarn met olielamp kwam. De scheepvaart op Amsterdam was na het failliet gaan van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) in 1799 sterk teruggelopen. Aan het dure stoken met een kolenvuur kwam een eind. Ook de eerste toren, een vierkante, was aan vervanging toe. In 1839 is de huidige ronde stenen vuurtoren gebouwd. De eerste steenlegging was op 20 juni en al op 14 november van hetzelfde jaar is het vuurtorenlicht voor het eerst ontstoken. Dat was voor die tijd een record in snel bouwen.

In 1839 is er tegelijk met de bouw van de nieuwe vuurtoren ook een lichtwachterswoning gebouwd. Oorspronkelijk stonden vuurtoren en woning los van elkaar. Kruiend ijs verwoestte in 1879 de woning. En ook in 1900 was het raak: het nieuwgebouwde wachtershuis werd nu gedeeltelijk vernield door het kruiende ijs. In de twintigste eeuw is de woning meermalen uitgebreid en verbouwd tot zijn huidige karakteristieke vorm, die doet denken aan een paard. Vandaar de naam ‘Het paard van Marken’.

Het eiland Marken wordt al sinds de dertiende eeuw bewoond. Het eiland was in deze periode eigendom van het Friese klooster Mariëngaarde die hier dijken aanlegde en een afwateringssysteem. Zij zorgden er ook voor dat hier landbouw en veehouderij mogelijk werd. Ongeveer een eeuw later werden de monniken hier verdreven door de graaf Willem de Vierde van Holland. Hierna verpauperde het eiland snel werden de eilandbewoners verplicht om op terpen te gaan wonen om zich te beschermen tegen het water. Deze terpen staan hier bekend als werven, een aantal van deze werven worden nog steeds bewoond. De vele overstromingen maakten de landbouw onmogelijk en hierdoor werd de visserij de belangrijkste inkomensbron van het eiland. Hier kwam met de komst van de afsluitdijk een einde aan.

Het lichthuis op de vuurtoren is in de loop der jaren veranderd. In 1901 is het oorspronkelijke lichthuis vervangen, er werd tegelijkertijd een nieuw lichttoestel geplaatst. De ontwikkeling in de lichttechniek schreed voort: van eerst verlichting via lampolie naar, in 1921, gasgloeilicht. Het is lang de basistaak van de lichtwachter gebleven: met een lucifer het lamplicht aansteken. Pas in 1985 kreeg deze vuurtoren een elektrisch licht. En dat terwijl er wel vanaf 1965 een aggregaat aanwezig was voor het opwekken van elektriciteit. Met de komst van het elektrische vuurtorenlicht was de functie van ‘lichtwachter’ in feite overbodig geworden.


De vuurtoren bleef altijd bewoond, ook na 1985. Generaties lang was het de familie Visser, op Marken beter bekend als Ka-van-de-toren, Piet-van-de-toren, enzovoort. In de jaren vijftig, toen er nog geen sprake was van een houten bovenbouw op de oorspronkelijke woning, schoven acht paar klompen onder tafel: vader, moeder en zes kinderen Visser. De klompen van de oude Ka-van-de-toren staan nog altijd in de intact gehouden kolenkelder. Die mogen niet weg … stel je voor dat Ka gaat spoken.

INDEX:
1. Vuurgoudhaantje
2. Kramsvogel
3. Waterhoentje
4. Kievit
5. Blauwe Reiger



1. (17 februari 2025): De vuurgoudhaan is een prachtig gekleurd klein vogeltje dat in vergelijking met de goudhaan iets vaker in gemengd bos voorkomt. Een vuurgoudhaan is een heel aandoenlijk en ook wel lieflijk vogeltje en dat komt vooral door het hele plaatje van grootte, kleur, zachte pieptoontjes en gescharrel in de struiken. Bij elkaar genomen maakt dat de vuurgoudhaan tot een heel aaibaar vogeltje en in de winter zijn ze ook niet zo schuw.

Een mannetje is te herkennen aan de fel oranjerode kruinstreep. De kruinstreep is donkerder en feller gekleurd dan de wat meer geler gekleurde kruinstreep van het vrouwtje. En daarmee is vrij makkelijk het verschil tussen de mannetjes en de vrouwtjes te zien. Om de vrouwtjes te verleiden, zet het mannetje zijn felgekleurde kuif op en dat vinden de vrouwtjes heel aantrekkelijk.Vuurgoudhanen leven vooral in de oostelijke helft van Nederland. Je kunt een denkbeeldige lijn trekken van Breda naar Groningen en ten oosten van deze lijn broeden vuurgoudhanen. Maar in de winter kun je vuurgoudhanen in het hele land tegenkomen. Dit zijn dan voornamelijk vogels uit Duitsland en Denemarken die hier overwinteren en daar ligt dan ook de meest noordelijke verspreidingsgrens van deze soort. In heel Scandinavië komen geen vuurgoudhanen voor. Samen met de goudhaan, die maar een fractie kleiner is dan de vuurgoudhaan, zijn ze de kleinste vogeltjes van Europa.

Vuurgoudhanen broeden in naaldbossen maar ook in loof- en gemengde bossen. Je kunt ze ook aantreffen in coniferen en klimopstruiken. Ze hebben twee legsels met gemiddeld tien eieren per broedseizoen en maken hun nest van veren, takjes en mos.

Een vuurgoudhaan heeft een oranje tot soms wel opvallend oranjerode kopstreep met aan weerszijden een zwarte zijstreep(2). De oogstreep is zwart met daarboven een witte wenkbrauwstreep. De nek of kraag is geelgroen gekleurd. De poten(6) zijn lichtbruin gekleurd.

Een vuurgoudhaan is zeer beweeglijk en als ze zo van tak naar tak fladderen, zijn ze maar lastig te volgen. Ze zitten nauwelijks stil en zijn altijd driftig op zoek naar iets eetbaars. Ze zijn vooral op zoek naar kleine insectjes zoals muggen en spinnen. Ze maken daarbij vrijwel constant geluid maar de hoge piepjes klinken gedempt en je moet goed luisteren. Oudere vogelaars kunnen wel eens moeite hebben met de hoge tonen van de goudhanen en vuurgoudhanen. De toonhoogte van de laatste ligt iets lager. Vuurgoudhanen kun je in de winter ook in tuinen aantreffen. Je ziet ze dan wel eens in gezelschap van mezen. En als de winters zo mild blijven zoals de afgelopen jaren, trekken de vuurgoudhanen niet weg en kunnen we ze hele winter wel tegenkomen.








2. (17 februari 2025): Een kramsvogel is een vogel uit de familie van de lijsterachtigen. Hij is net als de merel en grote lijster iets groter dan de koperwiek en zanglijster. Vanaf begin oktober arriveren de kramsvogels uit het Noorden in ons land en het kleine aantal kramsvogels dat hier leeft, trekt dan verder Zuidwaarts. In de winter leven de kramsvogels in grote groepen samen en soms ook samen met groepen koperwieken. Er kunnen dan wel honderd vogels bij elkaar in een weiland zitten. Kramsvogels komen in veel Europese landen voor en is daarmee een van de meest voorkomende vogels en wordt de soort niet bedreigd. De kramsvogel heeft een gevarieerd verenkleed waarbij de kop opvalt door het wat strenge uiterlijk. Het verenkleed van mannetjes en vrouwtjes ziet er hetzelfde uit. De kop is lichtgrijs met een lichte wenkbrauwstreep boven het oog. De snavel is oranje met een zwart puntje en de oogstreek is zwart. Het lichaam is verder lichtbruin met donkere stippen en streepjes. Opvallend zijn de lange voorbij de stuit uitstekende handpennen. In de vlucht is de kramsvogel goed te herkennen aan de lichte stuit en helder witte oksels.


Ze vliegen bij het minste of geringste onraad met z’n allen op om na een korte vlucht weer terug te keren naar het veld waar ze zaten. Soms vliegen ze door en gaan samen hoog in een boom zitten en wachten tot de kust weer veilig is. Het verenkleed van de kramsvogel ziet er in de winter van zowel het mannetje als het vrouwtje hetzelfde uit als in de zomer. Er is in de zomer maar één verschil bij het mannetje te ontdekken en dat is de kleur van de snavel. In de winter heeft de kramsvogel man een geeloranje snavel net als het vrouwtje maar die wordt geel in de zomer. In de winter is het verschil niet te zien.






3. (17 februari 2025): Het waterhoen is een algemene vogel in Nederland. Waterhoentjes zijn donker van kleur met een rode snavel en een rood blesje op het voorhoofd. De punt van de snavel is geel van kleur. Op de flanken hebben ze witte strepen. In tegenstelling tot meerkoeten beschikken ze niet over zwemvliespoten. Met hun lange, groene tenen foerageren ze dan ook regelmatig op de oever.Opvallend is zijn rode snavel met gele punt. Tijdens het zwemmen of lopen is zijn staart omhooggericht. De witte onderstaartdekveren zijn dan goed zichtbaar. Jonge waterhoentjes volgen deze witte signaalveren. Het waterhoen broedt langs allerlei zoet water, als kleine sloten en vijvers, ook in dorpen en steden.

Zwart verenkleed, met witte vlekken langs de flanken. Opvallende witte onderstaartdekveren met zwarte middenstreep. Rode snavel met gele punt. Heeft een rode bles. Met hun typische (groengele) moerasvogelpoten kunnen ze over drijvende watervegetatie lopen zonder al te diep weg te zakken. Tijdens het zwemmen of lopen is zijn staart omhooggericht. Juveniel is donkerbruin zonder de opvallende vooral rode snavel.

Broedt van maart-augustus. Heeft één tot wel drie legsels per jaar bestaande uit meestal 5-9 eieren. Broedduur: 19-22 dagen. Maken een komvormig nest in dichte oevervegetatie. Meerdere vrouwtjes leggen soms eieren in hetzelfde nest, zogenoemde dumpnesten (vanaf 12 eieren). Jongen uit een eerder broedsel helpen mee met het verzorgen van kuikens uit een later nest. De jongen kruipen meteen uit het nest en kunnen na een dag of 49 vliegen.

Het waterhoen blijft in Nederland. Tijdens strenge vorst gaan ze op zoek naar open water en trekken ze ook wel weg naar Engeland of Noordwest-Frankijk. In de winter bevinden zich in Nederland ook Duitse en Deense vogels. Midden in de winter zijn de grootste aantallen te zien in het westen en zuidwesten, zowel op het platteland, in moerassen als in stedelijke omgeving. Trekt 's nachts en is dan ook soms te horen, vooral in het voorjaar.









4. (17 februari 2025): De kievit is een van de meest kenmerkende (weide-)vogelsoorten van ons land. Hij is onmiskenbaar met zijn kuif, zijn zwart-witte kleed en zijn unieke, opvallend brede vleugels. Aan de 'zang' heeft de kievit zijn naam te danken. Hij leeft in een zo open mogelijk landschap, vrijwel uitsluitend agrarisch gebied (graslanden en akkers). Zeer kleine aantallen broeden nog steeds in duinen, op kwelders en op natte heide en hoogveen. De kievit eet allerlei ongewervelden die op of vlak onder de grond leven. Vooral regenwormen, maar ook allerlei soorten insecten en hun larven, spinnen, slakjes.

De kievit is territoriaal, vaak semi-koloniaal. Het nest is een kuiltje in de grond, bekleed met strootjes. De eileg is van begin maart tot in juni, met een piek eind maart tot begin mei. Eén tot twee broedsels per jaar, meestal 4 eieren. Vooral het vrouwtje broedt. De broedduur is 26-29 dagen. Jongen (nestvlieders) zijn met 35-40 dagen vliegvlug. De kievitten verdedigen hun nest met verve tegen belagers, waardoor andere soorten graag onder de beschermende paraplu broeden. De kievit broedt graag in kort gras, afgewisseld met kale plekken. Buiten de broedtijd is de kievit vooral in open grasland- en bouwlandgebieden te vinden, ook wel in zeer ondiep water.

Kieviten trekken in de winter met de vorstgrens op en neer. Er komen hier dan ook veel kieviten vanuit het noorden.








5. (17 februari 2025) De blauwe reiger heeft een voorkeur voor vis maar is absoluut niet kieskeurig. Ook amfibieën (kikkers), reptielen (ringslangen), insecten, wormen, jonge vogels en kleine zoogdieren (mollen, muizen, ratten) staan op het menu. Vooral wanneer vis minder voorhanden of onbereikbaar is.

Het paarseizoen van de blauwe reiger duurt van februari tot juli. Blauwe reigers broeden meestal in grote of kleinere kolonies. De vrij grote, platte nesten worden tot zeer hoog in de bomen gebouwd, in tegenstelling tot de meeste andere watervogels.

Vaak staat de blauwe reiger ineengedoken, bewegingsloos maar zeer alert in of naast het water of in een weiland om dan plotseling bliksemsnel toe te slaan met zijn dolkvormige snavel wanneer hij een prooi ontdekt heeft.







6. (17 februari 2025) Grote Zilver Reiger:In het najaar en winter zien we ze steeds meer: de werkelijk spierwitte grote zilverreigers. Best bijzonder, want ruim een kwart eeuw geleden was deze vogel hier nog een zeldzaamheid. Ook broeden ze hier steeds vaker.

Tegenwoordig kent iedereen ‘de witte reiger’. De grote zilverreiger doet het al enkele decennia goed als Europese broedvogel. Hij breidde zijn broedgebied uit vanuit Zuid- en Oost-Europa en nestelt inmiddels noordelijk tot in Zweden en westelijk tot in Engeland. Deze toename wordt toegeschreven aan bescherming, habitatverbetering en klimaatopwarming. I




Sijtje Boes van Marken in 1948.

Sijtje Boes werd in 1895 geboren op Marken, ze stierf in 1983. Het gezin waarin Sijtje opgroeide telde veertien kinderen waarvan er drie jong stierven. Het was geen vetpot in het gezin van visser Klaas Boes en zijn vrouw Maretje Appel. Op dertienjarige leeftijd moesten Sijtje en haar zusje al geld verdienen. Dat deden de in klederdracht gestoken meisjes zoals zo veel andere eilandkinderen door de verkoop van souvenirs aan toeristen. Met manden vol toeristische artikelen benaderden ze toeristen die met de (salon-)boot op Marken aankwamen in de haven van het eiland, want Marken was toen nog niet verbonden met het vasteland. De verkoop aan toeristen werd op Marken 'herenjagen' genoemd. In 1920 trouwde Sijtje met visser Jan Vlasbloem, maar ze bleef zich Sijtje Boes noemen. Begin jaren twintig van de vorige eeuw liet Sijtje Boes een huis bouwen aan de haven en richtte het in als typisch Marker 'kijkhuisje'. Ze verkocht er ook souvenirs, al had zij er geen vergunning voor gekregen. In de loop der jaren bezochten talloze toeristen haar winkel. Wat vast mee hielp was het feit dat Sijtje in het Engels, Duits en Frans met haar klanten kon praten. Sijtje kreeg regelmatig bekeuringen, bijvoorbeeld omdat ze op zondag belangstellenden had ontvangen in haar kijkhuisje; dat was niet toegestaan. Maar ze trok zich nergens iets van aan, ze was een zakenvrouw en verdiende goed.Sijtje werd een bekende vrouw, fotogeniek in haar bonte klederdracht. Na de Koningin was zij lange tijd de meest gefotografeerde vrouw van Nederland.




Maak jouw eigen website met JouwWeb