Dit landgoed ligt in het Kennemerland bij Haarlem. Het landgoed Koningshof van 200 hectare bestaat namelijk bijna geheel uit het oorspronkelijke duinlandschap. Behalve rondom het bakstenen huis is er weinig ingegrepen in de natuur. Het landgoed ligt in de oude binnenduinen en een flink deel van het gebied is bebost. Een deel van het gebied is rustgebied voor wild en is afgesloten voor publiek. Ook het overig deel is beperkt toegankelijk, namelijk alleen voor leden van Natuurmonumenten en van het Noord-Hollands Landschap. De waarde van dit wandelgebied ligt vooral; in de rust die te vinden is in het gebied en het mooie natuurlijk landschap.

INDEX:

1.  Vlaamse Gaai

2. Vink

3. Konikpaarden

4. Schotse Hooglander 

5. Winterkoninkje 

6. Pimpelmees

7. Roodborst

 

1. (5 maart 2023):  De Vlaamse gaai is een veelvoorkomende maar bijzondere verschijning. Het luide geschreeuw in de bossen verraadt zijn aanwezigheid. Niet voor niets wordt de kraaiachtige vogel ook wel een schreeuwekster genoemd. Het meest kenmerkende aan de gaai is zijn lichtbruine verenkleed en blauw met zwart gestreepte vleugels. Hij heeft een zwarte snavel en wit achterste met een zwarte staartpunt. Zijn gevlekte kuifje kan hij bij irritatie omhoog zetten. Gaaien worden 30-35cm lang en hebben een spanwijdte van 55cm.

Het geluid van de Vlaamse gaai is een doordringend geluid. Maar het heeft wel degelijk een functie. De gaaien kunnen hiermee andere dieren waarschuwen voor gevaar. Ook kunnen ze andere vogels imiteren om verwarring te zaaien bij de vijand. Zo doet de gaai zonder probleem een buizerd of havik na. Hoewel het dier vooral bekend staat als lawaaischopper, kan de gaai wel degelijk zingen. Van oorsprong is het zelfs een vrije schuwe bosbewoner.

De Vlaamse gaai komt naast Nederland voor in vrijwel heel Europa, Noord-Afrika tot ver in Azië. Het wordt ook wel de bosbouwer genoemd. Dit komt omdat de vogel eikels en beukennootjes als wintervoorraad begraaft in de bossen. De exemplaren die niet teruggevonden worden, hebben alle tijd om uit te groeien tot een nieuwe boom. De gaai kan wel 8 eikels achter zijn wangen bewaren. Het dier leeft voornamelijk in loofbossen, gemengde bossen en parken. Soms laten ze zich zien in achtertuinen. Hun nesten zijn goed verstopt in struiken en bomen.

2. (10 december 2023): De Vink is een opvallende verschijning, met name het mannetje. Het mannetje heeft een blauwgrijze kop en nek, een kastanjebruine rug en felroze flanken en borst. Daarnaast zijn er witte vleugelstrepen en buitenste staartpennen. Het vrouwtje is minder kleurrijk, met overwegend grijze en bruine tinten. Beide geslachten hebben echter kenmerkende witte kleine dekveren onder de staart. Hun grootte varieert van 14 tot 16 cm, wat hen iets kleiner maakt dan een Huismus maar groter dan een Pimpelmees. De Vink heeft relatief korte poten, die ideaal zijn voor het oppikken van zaden op de grond.

De Vink staat bekend om zijn prachtige zang en lokroep. Het mannetje van de Vink heeft een melodieus liedje met verschillende tonen en melodieën. Hij kan ook andere vogels imiteren, zoals de Zanglijster, Merel en Roodborst. Het vrouwtje heeft een zachtere zang. De Vink gebruikt zijn zang om zijn territorium te markeren en om indruk te maken op een vrouwtje tijdens het broedseizoen. Naast zijn zang produceert de Vink ook herkenbare roepgeluiden, zoals tik-geluiden en tjiftjaf geluiden. Deze geluiden helpen de Vink om te communiceren met andere vogels in zijn omgeving.

De Vink staat bekend om zijn gevarieerde dieet en zijn indrukwekkende voortplantingsgedrag. Als het gaat om voedsel, voeden Vinken zich voornamelijk met zaden. Daarnaast eten ze ook insecten en bessen, vooral tijdens het broedseizoen.

Wat betreft de voortplanting, hebben Vinken een interessante manier om hun partner te verleiden. Het mannetje zingt een prachtig lied om vrouwtjes aan te trekken. Dit lied bestaat uit verschillende tonen en dialecten, en kan soms wel 20 minuten duren. Zodra een vrouwtjesvink interesse toont, begint het paarkoppel aan het broedproces. Het vrouwtje bouwt het nest, terwijl het mannetje haar constant in de gaten houdt en haar voedt tijdens deze periode. Het vrouwtje legt meestal 4 tot 6 eieren, die ze ongeveer twee weken bebroedt.

De Vink heeft een groot verspreidingsgebied en is te vinden in heel Europa, Azië en Noord-Afrika. Hij komt ook voor in Nederland, waar hij een algemene broedvogel is. De Vink leeft voornamelijk in bosrijke gebieden, maar is ook te vinden in parken en tuinen. Hij houdt van gemengde bossen met voldoende struiken en bomen om in te nestelen. De Vink is een standvogel, wat betekent dat hij het hele jaar door op dezelfde plek kan worden gevonden. In de winter kan het aantal Vinken in Nederland toenemen doordat er ook vogels vanuit Scandinavië naar ons land migreren.

De wandelingen beginnen in het dichte loofbos rondom het landhuis. Naarmate meer richting zee wordt gewandeld, zijn de verschillende fasen in de duinontwikkeling te zien. Het bos gaat over in dennenbos afgewisseld met open plekken met gras en lage struiken. Vervolgens gaat de begroeiing over in meer struikachtige planten, zoals de meidoorn en de kardinaalsmuts. Dan belanden we in het duinstruweel, veel duindoorn afgewisseld met liguster. In het openduingebied van Koningshof bloeien de duinroos, het duinviooltje en bijna tot in de winter de koningskaarsen, die de randen van de paden versieren met hun gele toortsen.  

3. ( 5 maart 2023): Het Konikpaard komt oorspronkelijk uit Polen. Daar werd het gefokt als vervanger voor zijn uitgestorven voorvader, de tarpan. Konikpaarden worden gebruikt als wilde grazers in natuurgebieden. 
Aangezien de paarden in groep leven, houden ze in grote gebieden zonder problemen de vegetatie kort. Bovendien zijn ze sterker dan gedomesticeerde paarden en kunnen ze ook strenge winters aan.

Konikpaarden eten graag kort gras, waardoor ze vaak hetzelfde terrein begrazen. Zo ontstaat een typische paardenwei. Een latrine daarentegen verruigt, doordat daar door paarden niet gegeten wordt. Hierdoor ontstaan omstandigheden waarbinnen een meer diverse flora en fauna zich kan ontwikkelen.

In Nederland werden Konikpaarden voor het eerst in 1981 geïntroduceerd in het natuurbeheer door bioloog Gerben Poortinga. De introductie was niet uitsluitend bedoeld als manier om bebossing tegen te gaan zoals voorheen de inzet van boeren vee, maar als een integraal onderdeel van de natuur. Grazers en de natuur om hen heen moeten zich in deze visie in onderlinge afhankelijkheid ontwikkelen. Poortinga verlangde van de beheerders dat strikt natuurlijke kuddevorming zou plaatsvinden zonder dierverzorgende maatregelen en dat overbevolking uitsluitend willekeurig en op basis van ecologische ontwikkelingen van het gebied zouden plaatsvinden. 

In de Nederlandse natuurgebieden ontbreken predatoren van de Konik. Hierdoor is het gedrag van de paarden anders dan in een gebied met predatoren zoals wolven en lynxen. In de Franse Jura is de Konik uitgezet omdat de paarden minder last van predatoren hebben dan de schapen die er rondlopen. In Letland is de Konik uitgezet om verbossing tegen te gaan in een milieu waar de wolf thuis is. De ervaring tot nu toe leert dat een gezonde kudde paarden weinig te duchten heeft van de wolf. De wolf is niet direct gewend om op het paard te jagen; ook de wolf moet zich hieraan aanpassen.

4. (5 maart 2023) Schotse Hooglanders: je hebt ze vast wel eens gezien in één van de vele natuurgebieden die Nederland rijk is. Deze prachtige, robuuste oer koeien, gehuld in een roodbruine dikke jas overleven zelfs bij -30 graden! Ze kunnen tegen een stootje, maar hebben een heel rustig karakter. 

De naam zegt al waar hun geboortegrond ligt: deze imposante dieren komen oorspronkelijk uit West-Schotland. Ze stammen af van een nog ouder Keltisch rund. Die leefden daar al eeuwen terug op de ruige hooglanden in het wild. Ze zijn oersterk en kunnen dankzij hun lange vacht goed tegen een koud en grillig klimaat. De buitenste laag van de vacht houdt water tegen, terwijl de binnenste laag vooral voor warmte zorgt. De Hooglanders zijn dus behoorlijk aangepast aan hun omgeving en krijgen zelfs hun kalfjes op latere leeftijd, zodat hun overlevingskansen groot zijn. 

Pas in de jaren zeventig en tachtig komen de eerste Hooglanders naar Nederland. Nu leven er hier zelfs meer dan in Schotland, zo’n duizend stuks. Niet alleen vanwege hun mooie uiterlijk, maar ook omdat ze goede grazers zijn en planten eten die andere grazers laten liggen. De hooglanders snoeien planten en struiken en zorgen voor licht en ruimte, zodat er weer andere planten tot bloei kunnen komen. Zo helpen ze bij het natuurbeheer en zorgen ze ervoor dat weiden en rivieroevers niet dichtgroeien. Heel belangrijk dus voor de biodiversiteit.

5. (10 december 2023) Winterkoninkje: Het winterkoninkje is het op één na kleinste vogeltje van Europa, alleen de goudhaan is kleiner dan hem. Hij komt wat nerveus over met zijn steeds op en neer gaande staart, drukke vliegbewegingen en druk rondscharrelend op de grond opzoek naar insecten. Ondanks dat zijn naam anders doet vermoeden, is het winterkoninkje alles behalve dol op de winter en koud weer. Sterker nog, veel winterkoninkjes overleven de koude winter zelfs niet. Dat kan ook bijna niet anders, want hij weegt maar ongeveer 9 gram en verliest in de winter gewicht door de kou. Zoals ik  al eerder aangaf is het winterkoninkje één van de kleinste vogeltjes van ons land. Hij is maar 9 tot 10 centimeter groot en weegt maar zo’n 9 gram. Zijn kenmerkende omhoog staande staartje geeft hem een wat grappig uiterlijk. Hij is roodbruin van kleur met een lichte streep boven zijn oog. Ook heeft hij fijne donkerkleurige streepjes op zijn lijf. Het winterkoninkje heeft een spanwijdte van ongeveer 17 centimeter en vliegt met snelle vleugelslagen laag boven de grond. Hij vliegt driftig van struik naar struik en scharrelt als een muis over de grond op zoek naar voedsel. Hij heeft een kleine spitse snavel en dunne, fijne pootjes.

Het winterkoninkje kan zeer slecht tegen strenge winters. Bij koud weer zoeken de kleine vogeltjes elkaar op en blijven dicht bij elkaar om te schuilen en warm te blijven. Ook slapen ze op deze manier om warm te blijven. Meestal bestaat zo’n groepje van winterkoninkjes uit minder dan tien vogeltjes. Toch kunnen ze soms grotere groepen vormen. Het record staat tot nu toe op een groep van 61 vogeltjes.

Het Winterkoninkje komt niet alleen in Nederland veelvuldig voor, ook in de rest van Europa is de winterkoning een veel geziene bewoner. Behalve in het hoge noorden waar strenge winters heersen en het zelfs in de zomer niet al te warm is. Ondanks dat Nederland niet bekend staat om zijn milde winters vol zonneschijn en heerlijke temperaturen, blijft het winterkoninkje het hele jaar in ons land. Hij is dus een standvogel en vertrekt in de winter niet naar warmere oorden. Winterkoninkjes uit Scandinavië en het Oostzeegebied trekken ieder jaar over ons land op weg naar een warmer oord om te overwinteren. Zij vinden onze winters nog altijd te koud. Veel winterkoninkjes sterven dan ook in de winter vanwege de vorst en onvoldoende insecten om te eten. Toch blijft de populatie al jaren in stand en is het geen bedreigde vogelsoort. Dit komt omdat de winterkoning meerdere legsels per jaar heeft en meerdere eieren uitbroedt.

6. (10 december 2023): De pimpelmees is kleiner dan de koolmees en heeft een korte snavel. Het mannetje en vrouwtje zijn zo goed als gelijk en hebben beide een blauwe kruin met witte begrenzing. De bovenzijde is groenachtig en de onderzijde geel zonder zwarte streep. De pimpelmees heeft blauwe vleugels met een witte vleugelstreep. Het juveniel is op de kop groenachtig (dus niet blauw) en op de wang geelachtig.

Het is de enige kleine Europese vogel met een geel-blauw verenkleed. Hij is daardoor makkelijk te herkennen. Er wordt een grote intelligentie toegeschreven aan deze vogel, deels omdat hij in staat is om nieuwe voedselbronnen te vinden. Zodra er een nieuwe manier van voedsel gevonden is ontdekt, leren pimpelmezen snel van elkaar. De Pimpelmees valt hij op door zijn behendigheid met poten en snavel tijdens het eten. Pimpelmezen bouwen hun nesten in holle bomen, maar ze accepteren gemakkelijk nestkasten. Ze keren daar ook vaak terug. De soort is de meest frequente gebruiker van nestkasten in tuinen. Nadeel is wel dat de voorraad rupsen in een tuin minder is dan in een bos. Reden is dat er minder bomen in een tuin staan. Rupsen vormen het hoofdvoedsel voor het grootbrengen van jongen. 

 

De Pimpelmees maakt een viltig nest van zachte plantendelen, wol, haren en veren. Hij nestelt in boomholen, gaten in muren en nestkasten. Soms wordt er op ongewone plaatsen genesteld zoals in brievenbussen. De pimpelmees broedt in april-juni met 1 à 2 broedsels. Per broedsel 5 tot 12 rood gevlekte, witte eieren.

 

7. (10 DECEMBER 2023): Dat roodborstjes je in de gaten houden bij het werken in de tuin, wist je misschien al. Dat ze dan niet al te schuw zijn, merk je snel. Maar is je gevederde tuinvriend wel zo lief als hij er uit ziet? En waarom tikt hij tegen je raam? We zetten 5 weetjes over dit beroemde zangvogeltje op een rij. “Roodborstje tikt tegen ‘t raam, tik, tik, tik. Laat mij erin. Laat mij erin.” Een regel uit een oud Nederlands kinderliedje, waarin een roodborst lijkt te smeken achter wat voedsel en warmte. Roodborsten tikken inderdaad soms tegen ramen. Niet uit voedselgebrek of koude. Wel uit agressie tegen de soortgenoot binnen hun territorium. Roodborsten herkennen hun eigen reflectie in het raam niet. Zij denken een indringer te zien. En vallen dus keer op keer hun spiegelbeeld aan, wat dikwijls verwonding of totale uitputting met zich meebrengt. Heb jij zo’n opgewonden roodborstje dat aan je raam tikt? Voorkom dan de weerspiegeling door bijvoorbeeld tijdelijk iets op het raam te plakken. Je hebt het vast al eens gezien: een rode flits, gevolgd door een tweede. Twee roodborsten verwikkeld in een territoriale strijd. Soms op leven en dood. Want in tegenstelling tot zijn vertederende uiterlijk is de roodborst een agressief vechtersbaasje. Hij gebruikt zijn oranjerode borst om indringers af te schrikken en aarzelt niet om fel aan te vallen. In alle seizoenen krijgt de roodborst onmiddellijk een rood waas voor de ogen bij het zien of horen van een soortgenoot. Deze indringer verjaagt hij onmiddellijk. Je zal dan ook zelden twee roodborsten samen aantreffen op je voedertafel.

Onder de roodborsten heb je stand- en trekvogels. Mannetjes zijn eerder standvastig en blijven meestal ‘thuis’ in eigen land. Ze markeren met hun luide zang een voedselgebied, waar ze de hele winter blijven. Vrouwtjes en jonge vogels trekken in het najaar naar het Zuiden (Frankrijk, Spanje, Portugal). De roodborsten op je voedertafel in de winter zijn echter vaak toeristen. Het zijn noordelijke Scandinavische wintergasten. Zij zoeken hun toevlucht in tuinen omdat vele geschikte (bos-) territoria reeds bezet zijn door inheemse roodborsten. Meestal is de roodborst in je wintertuin dus niet dezelfde als je zomerse vogelvriend. Naar het voorjaar toe wordt er weer verhuisd en barst de strijd om een nieuw territorium opnieuw los. Bij zangvogels geldt dat meestal enkel de mannetjes zingen. Roodborsten vormen hierop een uitzondering. Roodborst-vrouwtjes zingen ook, vooral in de herfst. Luidkeels laten beide seksen hun parelende zang, afgewisseld met hoge tonen, de lucht in schallen. Je kan hen horen van vroeg in de ochtend tot laat in de avond, zelfs als het (nog) donker is. Ze gebruiken hun zangtalent om hun territorium af te bakenen. Roodborsten zijn qua uiterlijk hetzelfde. Zo gebeurt het dat- in de broedtijd- een vrouwtje meestal eerst wordt aangevallen als ze in zijn territorium een lied komt zingen. Daarbij reageert zij minder agressief dan in de rest van het jaar. Eenmaal hij daardoor zijn vergissing ingezien heeft, maakt hij haar attent het hof en beantwoordt haar bedelgedrag met lekkere hapjes.