Middenin het West-Friese land bij Oostwoud, ligt tussen de akkers een waterrijke stuk natuur, omzoomd door bomen.  Het Egboetswater geheten, een rustig, weids recreatiegebied én een thuis voor talloze dieren, planten en insecten.

Het terrein is stevig onder handen genomen, bomen moesten worden gerooid, er werd een poel uitgezet om uitgebaggerd te worden. De IVN-werkgroep maakte plannen om meer biodiversiteit te krijgen door middel van een kruidenlaag, een struikenlaag en een bomenlaag. Hier gingen jaren van klussen en groenonderhoud overheen. 

Er is meer diversiteit van bomen, planten en vooral insecten en dieren gekomen, spontaan of door hulp van mens en dier. Waar voedsel en schuilplaatsen zijn komen de vogels vanzelf: ekster, grote bonte specht, zwartkopje, winterkoning, roodborst, boomkruiper, te veel om op te noemen. Zo zijn er meidoorns, sleedoorn, winterakonieten, koekoeksbloemen, ereprijs, vergeet-mij-nietje, speenkruid en nog veel meer.

De vleermuizen zijn het grootste succes, sinds 2013 hangen er inmiddels 35 vleermuiskasten. Bevolkt door Ruige dwergvleermuizen die hun intrek hebben genomen in de kasten die door  het Landschap Noord-Holland en IVN-vrijwilligers zijn opgehangen.Ze hangen minimaal op 3 mtr. hoogte want vleermuizen kiezen graag de kast met de beste klimaatomstandigheden en voedselaanbod.

Index:

1. Kleine Karekiet

2. Wilde Eend

3. Tafeleend

4. Watersnip

5. Knobbelzwaan

6. Waterhoen

7. Krakeend

8. Fuut

9. Ekster 

10. Fazant

11.Tjiftjaf

12. Pimpelmees

 

1. (7 juli 2021): De kleine karekiet is een echte moerasbewoner. De markante, krassende, staccato zang (met altijd een "krr-krr-kiet-kiet-kiet"-achtige strofe) is te horen in de meeste rietstroken. De voorkeur van deze onopvallende bruine vogel gaat uit naar rietlanden, die met de stengels in ondiep water staan. In goede broedgebieden, zoals de laagveenmoerassen in Nederland, kunnen kleine karekieten in kolonies broeden.

Egaal gelig bruin van boven, vuilwit van onderen, verder eigenlijk geen expliciete kenmerken. Een relatief lange snavel is een hulp om hem te onderscheiden van de zeer gelijkende bosrietzanger. Geen verschil tussen mannetje en vrouwtje.

Zingt vanaf half april tot eind juli. Broedt van mei tot eind juli/augustus. Het nest wordt voornamelijk door het vrouwtje gebouwd. Ze weeft een diep komvormig nest tussen rietstengels, waarin doorgaans 4 eieren worden gelegd. Het nest is één van de meestgebruikte door de koekoek om haar ei in te leggen. Broedduur 11-14 dagen. Jongen zitten 9-13 dagen op het nest. Na het uitvliegen worden ze nog een tijd verzorgd door de ouders.

11 november 2021

2. (21 maart 2023) Wilde Eend: De eenden die we in steden en bebouwde omgeving zien, zijn vaak tamme eenden. Ze zijn gewend aan mensen en lopen niet zo gauw weg als je in de buurt komt. Dit is anders voor de wilde eend, die in het buitengebied veel minder vaak voorkomt. Zodra het winter is, begint het vormen van paartjes. Dat kan er soms verhit aan toegaan. Geregeld proberen woerden, mannetjes, elkaar te verdrinken om zo rivalen uit te schakelen. Ook zie je vaak trio’s: twee mannetjes en één vrouwtje, waar een stel van overblijft. De paartjes blijven samen tot en met de broedtijd.

Als je goed kijkt dan kun je waarnemen dat de wilde mannetjes eend een aantal zeer bijzondere lichaamshoudingen kan etaleren, die je niet verwacht. Dit heeft alles met de balts te maken. Gedreven door hormonen willen ze indruk maken op de vrouwtjes. Zowel hun lichaamshouding alsmede hun verenkleed is daarbij functioneel.

Op een gegeven moment krijgt een mannetje toegang tot een vrouwtje, alhoewel de vrouwtjes soms bijna of letterlijk verzopen worden door agressieve mannetjes waar ze niet van gediend is. De hormonen gieren in het rond en ook de mannetjes zijn soms niet mals tegen elkaar. 

Het vrouwtje van de wilde eend heeft bruine veren in verschillende kleurgradaties. Met deze schutkleuren valt ze een stuk minder op dan het fleurige mannetje. Zijn kop is felgroen met een mooie glans. Verder heeft hij een witte kraag en een kastanjebruine bef. Op zijn kont heeft hij een paar zwarte veren. Krullen deze omhoog? Dan is het een wilde eend, geen tamme eend. Het mannetje, de woerd, en het vrouwtje hebben ook een overeenkomst: de paarsblauwe ‘spiegel’ op de rug, met een witte rand eromheen. Ook hebben beide eenden een gele snavel en oranje poten met zwemvliezen. Een volwassen wilde eend kan een leeftijd van vijftien jaar bereiken. Het gewicht ligt tussen de 800 en 1500 gram.

3. (21 maart 2023): De tafeleend is een middelgrote eend met een opvallend uiterlijk. Het mannetje heeft een donkerbruine kop en nek, een roodbruine borst en een zwarte staart. De rug en vleugels zijn donkergrijs van kleur. Het vrouwtje daarentegen heeft een bruine kleur met een lichtere buik en donkere vlekken op de flanken. Beide geslachten hebben een blauwgrijze snavel en rode ogen.

Tafeleenden zijn te vinden in verschillende waterrijke gebieden, zoals meren, vijvers, rivieren en moerassen. Ze geven de voorkeur aan helder water met voldoende vegetatie waarin ze kunnen schuilen en nesten kunnen bouwen. Tafeleenden zijn voornamelijk te vinden in Europa, maar ze kunnen ook worden aangetroffen in delen van Azië.

Tafeleenden hebben een monogaam voortplantingssysteem, wat betekent dat ze een paar vormen voor het broedseizoen en trouw blijven aan elkaar gedurende dat seizoen. Het vrouwtje bouwt een nest dicht bij het water, meestal verstopt tussen het riet of andere vegetatie. Hier legt ze een gemiddeld aantal van 8-12 eieren, die ze gedurende ongeveer 24-28 dagen bebroedt. Het broedseizoen van de tafeleend begint meestal in maart en duurt tot juli. Tijdens deze periode zijn de mannetjes zeer territoriaal en verdedigen ze hun broedgebied agressief tegen andere mannetjes. Na het uitkomen van de eieren zorgen zowel het mannetje als het vrouwtje voor de kuikens, die na ongeveer 6-8 weken zelfstandig kunnen zwemmen en voedsel kunnen vinden.

4. ( 21 februari 2024): De watersnip is een middelgrote vogel, ongeveer 25 tot 27 centimeter lang. Het uiterlijk van de watersnip kan variëren tussen mannetjes en vrouwtjes. Mannetjes hebben over het algemeen een langer snavel dan vrouwtjes, wat hen helpt bij het zoeken naar voedsel in de modderige bodem. Beide geslachten hebben een bruin verenkleed met donkere strepen en vlekken, waardoor ze goed gecamoufleerd zijn in hun natuurlijke omgeving.

De watersnip is een trekvogel die in Nederland voornamelijk in moerassen en natte graslanden te vinden is. Ze geven de voorkeur aan gebieden met veel water en modderige bodems, waar ze hun voedsel kunnen vinden. Tijdens de wintermaanden migreren veel watersnippen naar warmere gebieden in Zuid-Europa en Afrika.

De watersnip is een insecteneter en voedt zich voornamelijk met ongewervelde dieren zoals wormen, slakken en insectenlarven. Ze gebruiken hun lange snavel om in de modder te prikken en hun prooi te vangen. Het voedsel wordt vervolgens met behulp van de snavel naar binnen gezogen.

De watersnip broedt in Nederland in de periode van april tot juli. Tijdens het broedseizoen veranderen de mannetjes in territoriale vogels en voeren ze spectaculaire baltsvluchten uit om vrouwtjes aan te trekken. Ze maken daarbij gebruik van hun opvallende geluiden en duikvluchten. Na de paring legt het vrouwtje 3 tot 4 eieren in een ondiep nest op de grond, meestal in dicht gras of onder begroeiing.

De watersnip wordt momenteel niet beschouwd als een bedreigde diersoort. De populatie van deze vogelsoort is stabiel en er zijn geen directe bedreigingen bekend. Het behoud van geschikte leefgebieden, zoals moerassen en natte graslanden, is echter van groot belang om de watersnip te beschermen.

5. (24 april 2024) Knobbelzwaan:

De knobbelzwaan komt oorspronkelijk uit het noorden van Centraal-Europa, het zuiden van Scandinavië, de Baltische staten en het Zwarte Zeegebied. In Azië komt hij voor van Klein-Azië tot Noord-China. Broedpopulaties in West-Europa zijn uitsluitend afkomstig van uitgezette en verwilderde vogels. Ook in sommige delen van Centraal-Europa is de knobbelzwaan misschien nooit inheems geweest. Het verspreidingsgebied is dan ook aanzienlijk uitgebreid doordat de mens hem op verschillende plaatsen heeft uitgezet. Zelfs in Zuid-Afrika heeft hij een tijdlang geleefd, maar daar is hij inmiddels weer uitgestorven.

Knobbelzwanen komen overal voor waar zoet water is. Ze broeden in laaggelegen delen van het land, vooral in open graslanden met veel sloten in het veenweidegebied. Ze broeden ook wel in parken. Het ruien buiten de broedtijd vindt plaats op open water, zoals de Veluwerandmeren, het IJsselmeer en in de Delta. Niet-broedende knobbelzwanen zijn ook veel op weilanden te zien.

Knobbelzwanen zijn grote sierlijke witte watervogels. Het verenkleed is geheel wit. De poten zwart of vleeskleurig. Ze hebben een brede, platte, oranjerode snavel met een zwarte snavelpunt en een zwarte basis waarmee ze zich onderscheiden van andere zwanensoorten . De ogen zijn hazelnootkleurig. Mannetjes hebben een grote zwarte knobbel boven de snavelbasis die meest prominent is tijdens het broedseizoen. Ze kunnen 160 centimeter groot worden met een spanwijdte van 240 cm. In de regel wegen volwassen mannetjes tussen de 10,6 en 13,5 kg. Vrouwtjes wegen aanzienlijk minder en zijn meestal niet zwaarder dan 10 kg. Gemiddeld hebben vrouwtjes ook een iets kleinere lichaamsgrootte. Knobbelzwanen dragen hun nek vaak in een S-vorm. Tijdens het broedseizoen is vaak een showhouding te zien, waarbij de nek sterk naar achteren wordt gebogen, de snavel omlaag en de vleugels als zeilen worden geheven. Knobbelzwanen worden vaak 16 tot 20 jaar oud. 

Hoewel knobbelzwanen niet vaak geluid maken, hebben ze wel een verscheidenheid aan geluiden, vaak beschreven als "grommende, hese, fluitende en snuivende geluiden". Knobbelzwanen sissen meestal naar concurrenten of indringers die hun territorium proberen binnen te komen. Het meest bekende geluid dat wordt geassocieerd met knobbelzwanen is het klapperen van de vleugels tijdens de vlucht, wat uniek is voor deze soort en wat op een afstand van 1 to 2 kilometer kan worden gehoord. Zwanen zijn vooral vocaal en communiceren via een verscheidenheid aan fluitende en tsjilpende geluiden wanneer ze tevreden zijn, evenals een hard krijsend geluid wanneer ze gestrest zijn. Knobbelzwanen ruien één keer per jaar. Ze kunnen dan zes tot acht weken niet vliegen. Bij broedende vrouwtjes begint de rui wanneer de kuikens nog klein zijn. De rui van de mannetjes van zulke succesvolle broedparen begint wanneer de slagpennen van het vrouwtje terug zijn gegroeid.

6. (24 april 2024): Waterhoenen zijn herkenbaar aan hun donkerbruine tot zwarte verenkleed, rode snavel met een gele punt, en rode voorhoofdsplaat. Ze zijn kleiner dan meerkoeten en hebben kenmerkende niet-gelobde tenen.

Waterhoenen verkiezen dichte watervegetatie zoals rietvelden en moerassen. Ze zijn te vinden in stedelijke parken, maar ook in landelijke gebieden. Deze vogels zijn omnivoren en hun dieet bestaat uit plantaardig materiaal en kleine waterdieren. Waterhoenen zijn minder agressief dan meerkoeten en tonen een voorkeur voor schuilplaatsen in dichte vegetatie.

7. (24 april 2024) Krakeend: 46-56 cm. Kleiner en slanker dan wilde eend, met steiler voorhoofd. Mannetje uniform donkergrijs met zwarte onder- en bovenstaartdekveren. Mannetje van dichtbij toont fijne zwarte en witte streepjes op mantel, rug en flanken. Borst zwart gevlekt met op elke veer halvemaanvormige witte markering; onderdelen wit. Snavel donker grijs, poten oranjegeel. 

Vrouwtje grijzer en fijner getekend dan vrouwtje wilde eend, met veel minder kastanjebruin aan voorzijde van witte spiegel; zijkant van snavel geel of oranje. Mannetje in eclipskleed als vrouwtje maar met grijzere en donkerder bovendelen. Juveniel als vrouwtje, maar oranje-achtige borst gestreept in plaats van gevlekt.

Deze onopvallende eend komt steeds meer voor. Als je oplet hoor je op veel plaatsen het zachte geluid waar deze vogel zijn naam aan dankt: een laag en kort kwakend krak.

In broedseizoen bij voorkeur ondiep, stilstaand of langzaam stromend open water met goede dekking. Buiten broedseizoen beschutte plaatsen in natte gebieden, meren en riviermondingen. Foerageert voornamelijk zwemmend met kop onder water. Hoofdzakelijk plantaardig: wortels, bladeren, wortelstokken, knoppen, zaden.

8. (24 april 2024) Fuut: Het is een typische vogel van plassen, meren, rivieren en moerassen met riet. De donkere oorpluimen geven een karakteristiek uiterlijk. Het gezicht is wit met een roodbruine en zwarte kraag eromheen die opgericht staat bij het baltsritueel. De onderkant is wit, van boven is hij donker, overgaand in roestbruin. Tussen oog en snavel loopt een zwarte streep. De snavel is lang en puntig. Het winterkleed is vaalbruin en wit, met zwarte kopveren. Mannetjes en vrouwtjes zijn identiek. De poten hebben geen zwemvliezen, maar de tenen zijn wel voorzien van vliezige verbredingen. Doordat de poten vrij ver naar achteren op het lichaam staan, kan de fuut makkelijk zwemmen en duiken en kan hij een grote snelheid halen bij het zwemmen. Een zeer kenmerkende eigenschap is de mogelijkheid om redelijk lange afstanden onder water zwemmend af te leggen. Dit wordt gedaan om vis te bejagen, of om te vluchten bij gevaar. Futen kunnen zich door de plaatsing van de poten echter niet zo gemakkelijk lopend over het land voortbewegen. Nesten worden bij voorkeur dicht langs de waterkant gebouwd.

De fuut eet hoofdzakelijk vis. Vissen van 2 tot 10 cm, soms nog groter, worden duikend gevangen in water met niet al te dichte onderwatervegetatie. De vissoorten zijn divers, onder meer voorn, alver, serpeling, riviergrondel, rietvoorn, brasem en stekelbaars. De vissen worden op een diepte van 2 tot 4 meter onder water achtervolgd. Een duik duurt zo'n halve minuut lang. In zeer helder water wordt soms vanaf het wateroppervlak gejaagd, dan kijkt de fuut met de kop onder water. Dit gebeurt doorgaans in de ochtend en in de namiddag. Ook worden wel insecten, schaaldieren (inclusief zee-garnalen), weekdieren, kikkervisjes en kikkers en planten gegeten. De vogel eet ongeveer 150-200 gram voedsel per dag.

In de wintermaanden zijn ze niet territoriaal en de meeste vogels zijn solitair. Tijdens het broedseizoen worden paartjes gevormd en is er meestal weinig associatie tussen verschillende paartjes. Af en toe worden losse kolonies gevormd, bestaande uit meerdere paartjes. Waarschijnlijker worden deze kolonies gevormd als er een tekort is aan geschikte broedplaatsen. Broedparen verdedigen de nestplaatsen. Het mannetje en het vrouwtje van een paartje verdedigen allebei hun partner, nest en jongen. Na het broedseizoen wordt het broedgebied doorgaans verlaten. In de nazomer vindt de vleugelrui plaats, in grote groepen op grote, open wateren als het IJsselmeer, Randmeren, wateren in het Deltagebied (onder meer Grevelingen) en de Waddenzee. In winter zijn er ook grote aantallen (duizenden) op de Noordzee. Bij aanhoudende vorst neemt het belang van de kustgebieden toe. Vogels uit Noord- en Noordoost-Europa trekken weg.

Futen hebben een uitgebreid baltsgedrag. Ze voeren twee soorten dansen uit tijdens de balts. In de eerste dans gaan het mannetje en het wijfje zij aan zij over het wateroppervlak. Voor de tweede dans duiken zij onder water en komen ze terug boven met een bek vol plantenslierten. Dan zwemmen ze naar elkaar toe, met de hals gestrekt, en zwemmen tegen elkaar op, rechtop, met de borst uit het water geheven. Ze verwijderen zich dan van elkaar om elkaar daarna weer te naderen. De paring gebeurt op het water.

9. (24 april 2024): De ekster is een middelgrote zangvogel in de kraaienfamilie, een groep bekende en intelligente vogels. De vogel heeft een herkenbaar verenkleed: zwarte kop en romp met een witte buik en onderstaart. De vleugels hebben opvallende witte en blauwe strepen. Bovendien hebben eksters een lange staart, die ze vaak omhoog houden als ze zitten of lopen. De ekster is een erg intelligente vogel. Zo zijn ze bijvoorbeeld erg goed in het onthouden van locaties waar voedsel te vinden is. Eksters zijn vaak nieuwsgierig van aard en kunnen soms ook agressief reageren op andere (kleinere) vogels in hun territorium. Eksters zijn alleseters, en eten dus zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Zo voeden ze zich tegenwoordig bijvoorbeeld ook met noten en ander voedsel in tuinen. Ook worden door sommige eksters eieren of jongen van andere vogels gegeten.

Eksters zijn een belangrijk onderdeel van de ecosystemen waarin ze voorkomen. Door hun dieet van zowel zaden als insecten en kleinere dieren helpen ze de balans in de natuur te behouden. Ook ruimen ze afval in tuinen en parken op, wat vooral in stedelijke gebieden belangrijk is. Eksters bouwen hun nesten het liefst hoog in bomen. Eksters leggen meestal één broedsel van ongeveer vijf tot zeven eieren per jaar.

10. (24 april 2024): De fazant, een vogel die vaak geassocieerd wordt met landelijke taferelen en jachttaferelen, heeft een bijzondere plaats in de natuur. Deze vogelsoort staat bekend om zijn kleurrijke verenkleed en opvallende verschijning. De mannetjes, met hun heldere kleuren en lange staartveren, zijn eenvoudig te onderscheiden van de minder opvallende vrouwtjes.

Een fazant is een vogel die tot de familie van de Phasianidae behoort. Deze familie omvat ook andere bekende soorten zoals kippen, kalkoenen en pauwen. Fazanten zijn opvallend door hun kleurrijke verenkleed en lange staartveren. Ze komen oorspronkelijk uit Azië maar ze zijn over de hele wereld uitgezet als jachtwild. Mannetjesfazanten staan bekend om hun prachtige uiterlijk; ze hebben vaak heldere kleuren en patronen op hun verenkleed waarmee ze vrouwtjes aantrekken tijdens de paartijd. De hennen zijn meestal minder opvallend gekleurd wat helpt bij het camoufleren wanneer ze nestelen op de grond.

Deze vogels hebben een voorkeur voor open velden met dichte begroeiing waarin ze kunnen schuilen en zoeken naar voedsel. Hun dieet bestaat hoofdzakelijk uit zaden, bessen, insecten en kleine ongewervelden. Boeren zien fazanten vaak als nuttig omdat ze zich voeden met schadelijke insecten en onkruidzaden.

Fazanten kunnen in het wild tot 1-3 jaar oud worden, maar onder beschermde omstandigheden veel langer. Hun aanpassingsvermogen maakt hen tot succesvolle overlevenden in diverse habitats rondom de wereld. Wat gedrag betreft zijn fazanten voornamelijk grondbewoners die zich voeden met alles wat moeder natuur biedt: van zaden en granen tot insecten en kleine dieren. Hun vermogen om snel weg te vliegen over korte afstanden maakt hen uniek; hoewel ze niet bekend staan als hoogvliegers, kunnen ze indrukwekkende snelheden bereiken als het nodig is.

De fazant is een opvallende verschijning in het Europese landschap. Zijn kleurrijke verenkleed trekt direct de aandacht, vooral bij de mannetjes. Deze hebben vaak een gouden, bruine en groene glans met markante rode gezichtsbedekking en een witte halsring. Vrouwtjes zijn daarentegen meer gecamoufleerd met hun bruinachtige tinten; perfect voor het broeden en zich onopgemerkt bewegen. Een ander kenmerkend aspect is hun grootte en bouw. Fazanten behoren tot de familie van de Phasianidae, waar ook kalkoenen onder vallen, wat al iets zegt over hun postuur. Ze hebben lange poten en staarten, wat hen helpt bij rennen door struikgewas of open velden wanneer ze zich bedreigd voelen.  

11. (22 maart 2025): De tjiftjaf heeft een olijfgroen verenkleed dat hem goed helpt te verschuilen tussen het groen van bomen en struiken. Zijn witte buik zorgt voor een opvallend contrast en maakt het mogelijk om hem gemakkelijk te herkennen. Met een grootte van ongeveer 11 centimeter behoort de tjiftjaf tot de kleinere vogelsoorten.

 In Nederland arriveert de tjiftjaf vaak in maart of april, afhankelijk van de weersomstandigheden. De tjiftjaf is een van de eerste lentegasten die terugkeren naar het land, wat aangeeft dat de lente in aantocht is. De meeste tjiftjaffen verlaten Nederland weer in september of oktober om te overwinteren in warmere en warmere gebieden. Tijdens de wintermaanden zijn ze vaak te vinden in Zuid-Europa en in tropisch Afrika. De migratie van de tjiftjaf kan variëren, afhankelijk van factoren zoals voedselbeschikbaarheid en klimaatverandering.

De tjiftjaf bouwt zijn nest in diverse broedgebieden, zoals bossen, parken en tuinen. Ze geven de voorkeur aan dichte vegetatie en nestelen vaak in lage struiken en bomen. In Nederland komt de tjiftjaf veel voor en heeft een verspreiding over het hele land. De tjiftjaf is een vogel die zich aanpast aan verschillende leefgebieden, waardoor hij in veel verschillende broedgebieden te vinden is. Deze flexibiliteit draagt bij aan de verspreiding van de tjiftjaf in Nederland. Ze kunnen worden waargenomen in zowel natuurlijke habitats, zoals bossen en heidevelden, als in door de mens gecreëerde omgevingen, zoals tuinen en stadsparken. Het vermogen van de tjiftjaf om in diverse omgevingen te broeden, maakt hem een succesvolle soort in Nederland. Bovendien draagt de verstedelijking van het landschap bij aan de broedpopulaties van de tjiftjaf, omdat de vogels zich kunnen aanpassen aan de aanwezigheid van mensen en hun tuinen en parken als broedgebied kunnen gebruiken.

De populatiegrootte van de tjiftjaf in Nederland wordt regelmatig geschat om de trends en overleving van deze vogelsoort te onderzoeken. Deze schattingen kunnen van jaar tot jaar variëren, afhankelijk van verschillende factoren. Een van de belangrijkste factoren die van invloed kunnen zijn op het aantal tjiftjaffen is de beschikbaarheid van voedsel. De tjiftjaff voedt zich voornamelijk met insecten, zoals rupsen, vlinders en kevers. Als er voldoende voedselbronnen beschikbaar zijn, kan dit leiden tot een toename van het aantal tjiftjaffen. 

12. (22 maart 2025) Pimpelmees: Het is misschien wel een van onze mooiste inheemse vogeltjes: de parmantige pimpelmees. Een pimpelmees is echt een prachtig vogeltje om te zien. Met zijn paarsblauwe petje, blauwzwart omlijnde witte wangetjes en blauwzwarte kinvlek, gele onderdelen, mosgroene bovendelen, blauwe vleugels en staart. Het mannetje is in het voorjaar iets feller gekleurd dan het vrouwtje, zijn petje is dan nog dieper blauw dan anders. Dat is het enige verschil tussen man en vrouw.

Ze zijn zo ongelooflijk beweeglijk, en zitten maar hoogst zelden rechtop. Al bungelen en buitelend aan superdunne takjes of blaadjes klimmen ze behendig door dun struikgewas, riet of kreupelhout. Ze zoeken zo naar hun voedsel, dat vooral bestaat uit kleine insecten zoals larven en bladluizen.

In maart beginnen de pimpelmezen weer met het inspecteren van mogelijke broedplekken, waarbij ze geduchte concurrentie ondervinden van de koolmees en boomklevers, die groter en sterker zijn. In april beginnen ze met broeden. De 7-13 eieren worden door het vrouwtje zo’n twee weken bebroed, waarna de jongen door beide ouders drie weken worden gevoed. Daarna vliegen ze uit wat ik al een paar keer heb mogen meemaken in onze tuin: een schitterend gezicht, al die kleine meesjes op een rij. Een jonge vogel is op de kop groenachtig (dus niet blauw) en op de wang geelachtig Soms leggen ze zelfs twee broedsels in een jaar.

Pimpelmezen overwinteren voornamelijk in eigen land. Doortrekkers en overwinteraars komen vooral uit Duitsland, maar ook wel van verder uit het oosten tot uit Rusland aan toe. Na het broedseizoen zwerven de pimpelmezen in de wijde omtrek van het broedgebied rond, vaak in gemengde groepen met kool-, staartmezen en soms boomkruipers. Soms komen er tussen half september en half november ineens eeninvasie van pimpelmezen voor, bijna altijd afkomstig uit de landen rond de Oostzee. De voorjaarstrek is veel minder groot in omvang, en vindt plaats van februari tot april.

In het voorjaar inspecteert het mannetje in een fladderende baltsvlucht mogelijke nestlocaties. Het viltige nest wordt bekleed met zachte plantendelen, wol, haren en veren. Favoriete plekken zijn boomholtes, gaten in muren en nestkasten. Maar wordt ook op ongewone plekken gebroed, zoals in brievenbussen.

Tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog ontdekte men hoe melk langer vers blijft: met een aluminium dopje over de glazen fles. De melk werd rondgebracht en bij de voordeur gezet. Het duurde niet lang voordat de slimme pimpelmees doorhad dat het dunne dopje doorgeprikt kon worden, om zo van het roomlaagje bovenop de melk te snoepen. Deze gewoonte verspreidde zich razendsnel onder de pimpelmezen, waarschijnlijk als gevolg van goed voorbeeld doet goed volgen: de jonge pimpelmezen keken het af van hun ouders. Het gedrag werd gekopieerd door koolmezen, eksters, merels en spreeuwen. Met de opkomst van de halfvolle en magere melk in kartonnen pakken verdween dit trucje van de pimpelmees. Room is ook niet goed voor de pimpelmees, ze kunnen de lactose niet verteren.

Maak jouw eigen website met JouwWeb