Oer-Hollands landschap vlakbij Alkmaar: De Eilandspolder. Dit door mensen gemaakte landschap was vroeger een eiland tussen de meren Schermer en Beemster tot die in de Gouden Eeuw werden drooggelegd. De combinatie van talloze slootjes, het laag gelegen land, de kleine dorpjes, oude stadjes en de omliggende laaggelegen droogmakerijen maken het tot een fascinerend gebied. In de lente is het hier gruttoland bij uitstek, in de winter komen hier de smienten en goudplevieren. De Randstad lijkt hier opeens wel heel ver weg. Wij beheren het westelijke deel van de Eilandspolder in samenwerking met boeren. Er zijn ook een paar meertjes als De Lei, het Arismeer en De Knie en flink brede sloten in grillige patronen.

Index

1. Grote bonte specht

2. Waterhoen

3. Haas

4. Meerkoet

5. Grutto

6. Spreeuw

7. Bergeend

8. Zanglijster

9. Merel 

10. Zwartkop

11. Rietzanger

12. Kneu

13. Fitis

14. Tafeleend

15. Krakeend

16. Tuinfluiter

17. Scholekster met jongen

18. Wezel

19. Tapuit

20 Waterhoen

 

 

 

Een van de mooiste dorpjes in dit gebied is De Rijp; de geboorteplaats van Jan Adriaanszoon Leeghwater. Hier wandel je zo zijn wereld binnen. En die van andere welvarende Hollanders in de Gouden Eeuw. De Rijp was destijds een van de rijkste dorpen in Laag Holland. De statige kapiteins- en rederswoningen en de raadhuizen van zowel De Rijp als buurdorp Graft zijn hiervan het bewijs. 

Met circa 890 inwoners is Graft één van de kleinste dorpen in Laag Holland en het Land van Leeghwater. Desalniettemin kent dit kleine dorpje een rijke geschiedenis. Zo behoort Graft tot de oudste nederzettingen op het voormalige Schermereiland. Ongeveer de helft van de beroepsbevolking verdiende hun brood op het water door haringvangst en walvisvaart. En wie niet op zee zijn brood verdiende, deed dat op de boerderij, in één van de hennepmolens of in de lijnbaan. Vandaag de dag zijn er nog veel herinneringen aan die glorietijd. Zo telt het dorp ruim 45 rijks- en gemeentelijke monumenten, waarvan vooral het volledig in renaissancistische stijl opgetrokken raadhuis niet te missen is. Naast het raadhuis ligt de bijzondere zerkenvloer van de voormalig Nederlands Hervormde Kerk uit de 17e eeuw. De kerk is inmiddels afgebroken, maar de zerkenvloer - met ruim 157 zerken! - is gelukkig bewaard gebleven.

1.  (1 december 2020): De grote bonte specht is een uitgesproken boomvogel, die zowel in loofhout als naaldbos thuis is. Maar zelfs, zoals hier het geval is, kunnen lanen met bomen, begraafplaatse en kleine parken voldoende ruimte voor een opmerkelijk klein territorium verschaffen.  

2. (20 januari 2021) :  Waterhoentjes zijn donker van kleur met een rode snavel en een rood blesje op het voorhoofd. De punt van de snavel is geel van kleur. Op de flanken hebben ze witte strepen. Juveniel is donkerbruin zonder de opvallende vooral rode snavel. In tegenstelling tot meerkoeten beschikken ze niet over zwemvliespoten. Met hun lange, groene tenen foerageren ze dan ook regelmatig op de oever. De waterhoen voedt zich met waterplanten, grassen, insecten en kikkervisjes. Maar ook is het dier niet schuw van een visje. Met zijn puntige snavel prikt hij het visje aan stukken, eet er zelf van en deelt het aan zijn kuikens. Waterhoenders hebben een uitgebreid baltsritueel zoals pronken met staartveren, buigen en pikken.

Een haas komt via het weiland aangerend, stopt voor de sloot en springt er vervolgens overheen. Hier vervolgt hij zijn weg. Echter het was wel even schrikken want hij had niet op mij gerekend! Bijna liep hij tegen mij aan om vervolgens het hazenpad te kiezen.

3. (28 maart 2022) Haas:  Als we naar het uiterlijk kijken van de haas en het wilde konijn dan zien we een aantal duidelijke verschillen. Het konijn heeft een kort en compact lichaam en hoofdje. De oren van het wild konijn zijn klein. De haas heeft een lange slanke bouw met grote stevige achterpoten. De haas heeft een lange snuit en lange oren. Een konijn en een haas hebben een andere manier van bewegen. Een konijn huppelt meer en een haas rent. Konijnen zijn groepsdieren die samen met elkaar in holen leven. De jongen worden ook geboren in het hol. Een haas is een solitair dier dat gebruikt maakt van een leger. Een leger is een kuil in de grond waar de haas zich in kan verschuilen. Hazen leven soms tijdelijk in groepjes samen tijdens het foerageren. In de paartijd leven ze in grotere groepen samen. Wanneer een haas rent gebruikt hij zijn krachtige achterpoten om af te zetten. Een haas is dan ook sneller dan een konijn, een haas kan snelheid van 75 km per uur bereiken. Gemiddeld rent een haas een snelheid van 50 km per uur. Terwijl een haas vlucht voor zijn vijand kan hij haakse bochten van 90 graden maken. Hiermee ontwijkt de haas aanvallen van de vijand.

De Rijp is rond 1400 gesticht als havenplaatsje voor het nabijgelegen Graft en stelt dan nog niet zo heel veel voor. Twee eeuwen later in 1607 maakt De Rijp zich los van Graft. De bouw van een eigen raadhuis (1630) staat symbool voor de welvaart van het dorp en markeert de nieuwe bestuurlijke zelfstandigheid. Aan het begin van de Gouden Eeuw kan De Rijp zich in rijkdom en inwonertal meten aan stadjes als Purmerend en Monnickendam. Er wordt ook een nieuwe haven gebouwd. Het ‘Schermer Eylandt’ is dan nog werkelijk een eiland, omringd door het water van de grote meren Schermer, Beemster en Starnmeer. Vanuit De Rijp zeilen haring- en handelsschepen rechtstreeks naar de Zuiderzee.

Als je door De Rijp loopt, dan is het net alsof je in de Gouden Eeuw terecht bent gekomen. Het dorp werd in de 13e eeuw gesticht en werd heel welvarend dankzij de visserij en de verwerking van hennep.

In 1654 woedde een vreselijke brand in de Rijp. De vlammen sloegen om zich heen en vernietigden honderden huizen in de Rijp. Woningen, pakhuizen, bruggen en schepen gingen in de vlammenzee op. Wat nog bewaard is gebleven, dat zijn het raadhuis en de kerk. De rest werd opnieuw opgebouwd. De architect van het ‘Raathuys’ was de beroemde meneer Leeghwater. Hij noemde De Rijp ‘Het beste dorp van Holland’. Hij ontwierp het raadhuis in 1630 en deze is dus bewaard gebleven tijdens de grote brand.

Bij de kerk staat een groot standbeeld van Jan Jansz. Weltevree. Hij was zeeman en voer naar het Oosten. Omdat het water en eten aan boord op was, zette de zeeman voet aan land in Korea.
Dàt had hij niet moeten doen want eenmaal binnen, mocht hij het land niet meer verlaten. Dus in plaats van terug te keren, burgerde hij in op het eiland. Hij werd een belangrijke regeringsfunctionaris en trouwde met een Koreaanse vrouw met wie hij twee kinderen kreeg.
Dat is tot op vandaag de dag de reden dat er een band is tussen Korea en De Rijp. De Koreaanse ambassadeur komt hier jaarlijks naartoe om dit feit te vieren!

4. (28 maart 2022) Meerkoet: Door het zwarte verenkleed en de witte plaat op het voorhoofd is de meerkoet één van de makkelijkst te herkennen vogels. De witte plaat op het voorhoofd is bij het mannetje groter dan bij het vrouwtje. In het voorjaar is de plaat groter dan in het najaar. De roep van de meerkoet is veelvuldig te horen en klinkt bij het mannetje als pieks en bij het vrouwtje als kouw. De meerkoet is een echte watervogel, die maar weinig vliegt en dan slechts met moeite uit het water omhoog komt. De meerkoet is een in Nederland veel voorkomende watervogel, die op bijna elk water aanwezig is, zeker ook op stadsvijvers. Het nest is groot en slordig en bestaat uit verschillende materialen die de vogel in de buurt van het nest aantreft. Het nest wordt vaak gebouwd in de beschutting van de oever, maar soms ook midden op het water. 
Hoewel de meerkoet in de zomer meestal alleen of in paren te zien is, vormen de vogels in de winter soms grote groepen. Vooral als het water bevriest en de meerkoeten ingesloten dreigen te worden, zoeken de vogels elkaar op en houden ze samen een wak open.

 Foto's onder: 28 mei 2023... jonge Meerkoeten.

De gele en witte nekhaartjes, alsmede de rode haarpuntjes gaan later verloren. Grotere jongen zijn grijs met wit op de keel,voorkant van de hals en onderzijde.  

Rallenkuikens zijn actieve jongen met zwart of donkerbruin dons en voeten zonder zwemvliezen en lange tenen. De kuikens kunnen zeer vroeg lopen en zwemmen, maar blijven echter enige tijd in het nest. 

5. (28 maart 2022): De grutto komt vooral voor in Europa en delen van Rusland en is een van Europa’s grotere waadvogels die te herkennen is aan zijn lange nek, met name lange poten en lange, rechte, fijn puntige snavel. Het volwassen vrouwtje is groter en zwaarder dan het mannetje met een langere snavel. Zomerkleed van volwassen vogels is een opvallende is een koperrode kleur op de borst, het hoofd en de nek met het volwassen mannetje dat een helderder en breder kleurgebied vertoont. De flanken hebben zwarte balken en de bovenste vleugels zijn zwart met een brede witte vleugelbalk en zwarte staart. De romp is wit, net als de bovenste staartdeksels die het uiterlijk geven van een brede witte streep over de bovenkant van de bovenste staart. De onder vleugel is overwegend lichtgrijs tot wit. In het winterkleed zijn de bovendelen en het borstgebied bruingrijs en de vleugels vergelijkbaar met de broedkleur en -patroon. Terwijl de snavel zwart getipt is en in de zomer een oranjeroze kleur heeft, is hij in de winter vooral roze zonder donkere punt. De poten blijven het hele jaar door donkergrijs tot zwart. Jonge vogels zijn vergelijkbaar met het volwassen winterkleed, hoewel iets donkerder over de bovenste delen..

Met behulp van hun lange snavels als sondes eten grutto’s een verscheidenheid aan insecten en insectenlarven, weekdieren, paai- en kikkervisjes, zaden, bessen en rijst; de laatste is een hoofdbestanddeel bij het overwinteren in Afrika ten zuiden van de Sahara.

Het broedgebied van deze soort grutto strekt zich uit van IJsland, de Shetlands en geïsoleerde gebieden binnen Scandinavië, via noordwest continentaal Europa naar West- en Centraal-Rusland, Noord-Kazachstan, Oost-Siberië en Mongolië tot het schiereiland Kamtsjatka. De vogels trekken voor de winter naar het zuiden van het Verenigd Koninkrijk, West-Afrika ten zuiden van de Sahara en oostwaarts over Mali, Niger, Tsjaad en Soedan en naar het zuiden naar Ethiopië, de DRC, Kenia en Zambia. Russische fokkers reizen naar het zuiden naar Iran, Pakistan, India, Myanmar en de kusten van Indonesië en Australazië.

Foto's onder: jonge Grutto in vogelvlucht:

Ook vaak aangeduid als een kustvogel geven deze steltlopers de voorkeur aan habitats zoals moerassen, moerassen, vochtige weiden, moerassen, reservoirs, modderige estuaria en zoetwatermeren in het binnenland. Hoewel gemakkelijk herkenbaar als een van de grotere grutto’s, kunnen ze nog steeds worden aangezien voor de Rosse Grutto die qua grootte en winterkleed vergelijkbaar is. De brede witte vleugelbalken, zwarte staart en lange achterpoten tijdens de vlucht helpen echter bij een positieve identificatie.

Grutto’s zijn over het algemeen monogaam. Nesten worden op de grond gebouwd uit een ondiepe schraap, normaal gesproken omgeven door dikke vegetatie die vaak als camouflage wordt gebruikt. Eén broedsel van 3 – 6 licht olijfgroene eieren, wordt jaarlijks gelegd tussen mei en juli en gemiddeld drie weken door beide ouders bebroed. Vluchten vindt plaats van vijfentwintig tot dertig dagen later.

De gemiddelde levensverwachting ligt tussen de tien en vijftien jaar.

6. (29 maart 2023): De Spreeuw heeft een verenkleed met iriserende kleuren. Iriserende kleuren zijn het gevolg van breking van het licht aan het oppervlak. s' Zomers heeft de Spreeuw een glanzend zwart verenpak met paarse en groene weerschijn en een gele snavel. Na de broedperiode wordt het totale verenkleed gewisseld. Dan zien we de Spreeuwen in een wit gespikkeld pakje.

Tijdens de zang worden de keelveren uitgezet.

De Spreeuw is een meesterimitator, bijvoorbeeld van geluiden van andere vogels als Wulp, Kievit, Grutto, Buizerd, Wilde Eend, en van dieren als hond en kat. 

Buiten de broedtijd drommen ze samen tot grote groepen van soms wel honderdduizenden exemplaren. die voor het overnachten in de gemeenschappelijke slaapbomen als een grote spreeuwenwolk hun bekende vliegmanoeuvres uitvoeren. 

7. (29 maart 2023): Bergeenden zijn de grootste eenden die in Nederland broeden. Het bezit van een territorium is een voorwaarden om tot broeden te komen.

Deze kleurrijke eenden soort verlaat onze streken 's zomers vrijwel voltallig, 0m na de broedtijd in de Duitse Waddenzee in de Helgo Bocht te ruien. In 3=4 weken wordt het gehele verenpak vernieuwd, maar in die tijd kunnen ze niet vliegen. Vervolgens keren de meeste weer naar het broedgebied terug, waar intussen een aantal achtergebleven vogels als pleegouders voor de in groepen verzamelde kuikens is opgetreden.

8. (29 maart 2023): De zanglijster is een algemene broedvogel in tuinen, parken en bossen. Een bekende eigenschap van de zanglijster is het stukslaan van slakkenhuisjes op stenen en tegels, maar ook takken, zodat zij bij het vlees kunnen komen. De zanglijster zingt uitbundig, met gevarieerde strofen maar met een kenmerkende herhaling van meestal driemaal hetzelfde geluid.

De zanglijster broedt van eind maart tot in juli. Ze kunnen tot drie legsels per jaar hebben met elk 3-6 eieren. Broedduur 12-14 dagen. Het nest wordt gemaakt op een slecht zichtbare plek laag in struiken en bomen. Het bestaat uit takjes en vermolmd hout dat bekleed is met mos en/of gras; van binnen glad bepleisterd met modder. De jongen zitten 13-14 dagen op het nest. Na het uitvliegen van de jongen worden ze ca. 2 weken gevoerd door de ouders.

De meeste in Nederland broedende zanglijsters trekken vanaf september richting Frankrijk, Spanje en Zuid-Engeland. Daar worden zij vergezeld door grote groepen door Nederland trekkende zanglijsters uit Scandinavië. Een deel van de doortrekkers overwintert in Nederland, met name in het westen en uiterste zuiden van ons land. Vanaf eind februari vindt de trek in omgekeerde richting plaats.

9. (29 maart 2023) Merel: Van februari tot diep in de zomer is de zang van de mannetjes te horen. De vroege ochtendzang wordt tamelijk abrupt afgebroken als de zon eenmaal is opgaan. In de avond klinkt de merelzang weer.

Merels staan bekend als vogels die hun territorium fel verdedigen, ook de merelvrouwtjes. In het territorium van een paar Merels houdt het vrouwtje zich andere vrouwtjes van het lijf en verdedigt het mannetje het gebied tegen mannelijke indringers. 

Die territoriumgevechten zullen vooral vlak voor het broedseizoen plaatsvinden als alle eerstejaarsvogels die de winter overleefden op zoek zijn naar een eigen leefgebied en een partner.

Het mannetje is geheel zwart en het vrouwtje is donkerbruin van kleur met iets lichtere borst, die bruin gestreept is.

10. (26 april 2023) Zwartkop: De naam Zwartkop geldt alleen voor de man. Het vrouwtje heeft een bruin petje.

De Zwartkop is een zomervogel, zeer talrijke broedvogel, doortrekker in groot aantal, wintervogel in zeer klein aantal.

De Zwartkop overwintert in het Middellandse zeegebied. De man komt eerder in Nederland terug dan het vrouwtje. Hij begint met het bouwen van enkele nesten zodat het vrouwtje een keuze kan maken. Meestal worden er na elkaar twee legsels van ieder vier tot zes eieren in dertien dagen bebroed. 

Meestal worden er na elkaar twee legsels van ieder vier tot zes eieren in dertien dagen bebroed. De jongen zijn in tien tot veertien dagen vlieg vlug.

11. (26 april 2023) Rietzanger: Het verenkleed van deze 12,5 cm lange trekvogel heeft een grijsbruine bovenzijde met donkerbruine vlekken en strepen. De poten zijn bruin, de keel en kin zijn wit. De onderzijde, de flanken en de stuit zijn geelbruin. De wenkbrauwstreep is lichtgeel tot wit.

Rietzangers komen tijdens het broedseizoen in vrijwel geheel Europa voor, met uitzondering van Ierland: Noord-Frankrijk en Scandinavië.

Het voedsel van de Rietzanger bestaat uit insecten, larven en eieren.

Het legsel van de Rietzanger bestaat uit vijf tot zes witte tot grijsgroene eieren met bruine vlekjes.

12. (26 april 2023): Kneuen zijn vaak te zien in groepjes, waarbij de vogels erop los kwetteren. Een man kneu in prachtkleed heeft een fraaie karmijnrode borst en 'baret'. De kneu broedt in lage struiken en struwelen nabij kruidenrijke vegetaties, in allerlei tamelijk open landschappen. Ze broeden vaak half-kolonievormig en zoeken hun voedsel ver buiten de territoria. Nederlandse broedvogels overwinteren in Zuidwest-Europa.

Een kleine vinkensoort, kleiner dan huismus. Man heeft een warmbruine rug en in prachtkleed een karmijnrode borst en 'baret'. Na het broedseizoen is dat meer roodbruin. Mannetjes een grijs achterhoofd, bij vrouwtjes en onvolwassen vogels is dit bruingrijs. Vrouwtjes en onvolwassen vogels hebben een zwak gestreepte borst en kruin en hebben geen rood in het verenkleed. Grijze kegelvormige snavel. Vliegt vaak in groepjes met golvende vlucht, druk kwetterend.

Broedt vanaf half april tot eind juli, meestal tussen eind april en half juni. Heeft twee tot drie broedsels per jaar met meestal 4-6 eieren. Broedduur 12-13 dagen. Bouwt nest vaak in laag en middelhoog struweel met uitstekende takken, liefst in doornige struiken, niet te dicht en niet te open. Ze broeden graag in semi-koloniaal verband. Niet erg territoriaal, soms meerdere nesten in een struik. De jongen zitten 12-17 dagen op het nest. Na uitvliegen, krijgen ze nog een tijdje begeleiding van de ouders.

De kneu broedt in dichte struiken in allerlei halfopen landschappen. Het talrijkst zijn kneuen in de duinen en in akkerbouwgebieden met hagen, maar ze broeden ook op plekken met jonge aanplant, oude struikheide met opslag en soms stedelijke bebouwing (tuinen, jonge groenvoorziening). Vanuit de liefst doornige struiken ondernemen kneuen in kleine groepjes voedselvluchten van soms drie kilometer naar plekken met een rijk aanbod aan zaden. Vanaf juli vormen zich groepen op voedselrijke plekken.

In Nederland broedende kneuen trekken via Zuidwest-Frankrijk weg naar Spanje en Marokko. In Nederland ook doortrekkers vanuit Engeland, Duitsland en Noord-Europa. Er zijn overwinteraars op plekken met voedsel in het agrarisch gebied. Na het broedseizoen vanaf half september begint de najaarstrek tot eind oktober met een piek rond half oktober. De voorjaarstrek begint ongeveer half maart en loopt tot begin mei, met een piek rond half april. Trekt meestal overdag met tussenstops in grote groepen langs kusten en rivierdalen.

13. (26 april 2023): De fitis heeft een lengte van ongeveer 11 tot 12 centimeter en heeft een slanke bouw. Het verenkleed van de fitis is voornamelijk groenachtig van kleur, met een lichte buik en een gelige onderzijde. Het mannetje en het vrouwtje zien er vrijwel hetzelfde uit, maar het mannetje heeft vaak wat meer geel op de borst.

De fitis komt voornamelijk voor in loofbossen, parken en tuinen met voldoende struikgewas. Hij heeft een voorkeur voor gebieden met veel bladafval, omdat hij daar insecten kan vinden om op te eten. In de wintermaanden trekt de fitis naar warmere gebieden in Zuid-Europa en Afrika.

De fitis is een insecteneter en voedt zich voornamelijk met kleine insecten, zoals muggen, vliegen en kevers. Daarnaast eet hij ook kleine spinnetjes en andere geleedpotigen. De fitis zoekt zijn voedsel voornamelijk in de boomtoppen, waar hij behendig tussen de takken door klautert.

De fitis bouwt zijn nestje op de grond, meestal goed verstopt onder bladeren en gras. Het nestje bestaat uit gras, mos en boomschors, en wordt bekleed met fijne materialen zoals veertjes en haren. Het vrouwtje legt gemiddeld 5 tot 6 eieren, die ze zelf uitbroedt. Na ongeveer 12 tot 14 dagen komen de eieren uit en worden de jongen gevoed met insecten die door beide ouders worden verzameld. Het broedseizoen van de fitis begint meestal in april en duurt tot juli. Tijdens deze periode zijn de fitis en zijn zang het meest actief. Na het broedseizoen trekken veel fitissen weer naar warmere gebieden om te overwinteren.

14. (26 april 2023):Tafeleenden zijn duik eenden die vooral in de herfst, winter en het vroege voorjaar in Nederland te zien zijn. Ze houden zich meestal in groepen op en zijn na zonsondergang het meest actief. Opvallend is dat het mannetje van de tafeleend al in juni wegtrekt, als het vrouwtje nog aan het broeden is. De vrouwtjes en de jongen volgen later.

Mannetje heeft roodbruine kop met fel rode ogen, een zwarte borst en stuit en verder een lichtgrijs verenkleed. Het vrouwtje is minder opvallend, met een lichtbruine kop en stuit, en op de romp een licht grijsbruin verenkleed.

Start met broeden vanaf eind april tot begin mei. Eén legsel met meestal 8 tot 10 eieren. Als er meer dan 15 eieren worden aangetroffen, dan zijn die er vermoedelijk ingelegd door een ander vrouwtje. Broedduur circa 25 dagen. Alleen het vrouwtje bebroedt de eieren. Het nest bevindt zich langs het water en bestaat uit riet en plantaardig materiaal, aan de binnenzijde door het vrouwtje bekleed met mos. Na 50-55 dagen kunnen de jongen vliegen.

Tafeleenden komen voor bij meren, moerassen en langzaamstromende rivieren met voldoende oeverbegroeiing. Ze broeden in de buurt van eutrofe meren en moerassen, met een minimale waterdiepte van 1 meter. In de winter op groter, open water.

De soort is omnivoor en eet zowel zaden, wortels en waterplanten als insecten, larven, amfibieën en kleine visjes. Duikt naar voedsel onder water. Meer planteneter dan kuifeend. 

De Nederlandse broedvogels trekken niet weg. In de winter krijgen zij gezelschap van grote groepen noordelijke populaties die vanaf september naar ons land komen, maar ook in landen rondom de Middellandse Zee worden aangetroffen. Is het bij ons een koude winter, dan trekken de tafeleenden ook wel door naar Frankrijk en Engeland. 

15. (26 april 2023) Krakeend: Het broertje van de wilde eend is het hele jaar in ons land te vinden. Overal het algemeen ziet de mannelijke krakeend er anders uit dan de wilde eend. De mannelijke krakeend heeft namelijk een veel minder opvallend uiterlijk. Deze eend heeft namelijk een bruine kop met een zwart achterste. Hier en daar heeft de krakeend wat lichtbruine veren, zoals in de staart en op de vleugel, maar de rest van het lichaam is grijs. De snavel is donkergrijs. Tussen de mannelijke en vrouwelijke krakeend zitten een aantal verschillen. De vrouwelijke krakeend vertoont veel overeenkomsten met de vrouwelijke wild eend. Zo hebben ze ook een bruin verendek. De vrouwelijke krakeend heeft echter ook witte accenten op de buik en oranje snavel, die hen onderscheid van de vrouwelijke wilde eend. Gemiddeld is de krakeend zo’n 51 centimeter groot. Lees meer over de krakeend, onderaan deze pagina!

Je vindt de krakeend in de meer gematigde regio’s van Europa. Zo komen ze niet voor in het hete zuiden, zoals Spanje, en het koude noorden, zoals Scandinavië. In Nederland is de krakeend in de laatste decennia sterk toegenomen in aantal. Krakeenden broeden het liefst langs een kanaal of een meer, met een langzame zoetwater stroom. Ze maken dan vaak gebruik van de ruige vegetatie in dit soort gebieden, zodat de nesten veilig blijven. De krakeend lijkt voorkeur te geven aan gebieden die door de mens naar eigen hand zijn gelegd. Denk dan bijvoorbeeld aan grote open wateren in polders, waar dammen in geplaatst zijn. Dit kan te maken hebben met het ecosysteem dat op deze plekken ontstaat, zoals de groei van wieren. Je vindt de krakeend dus het meest in de waterrijke gebieden in het westen en noordwesten van Nederland, met name in de polders. De krakeend is echter wel een trekeend. Dit houdt in dat hij zich meestal in de winter naar warmere oorden verplaatst. Vooral krakeenden uit de noordelijke regio’s van het verspreidingsgebied vertrekken naar het zuiden. De krakeenden in het zuiden blijven meestal op hun plek. Krakeenden in midden Europa vertrekken zelfs helemaal naar het noorden van Afrika.

Het broedseizoen van de krakeend begint laat in de lente maar loopt door tot aan het begin van de zomer. Ze maken hun nest vaak op de grond, een stukje van het water af en verstoppen het nest goed. Ze maken daarbij gebruik van dichte grassen en bladeren. Tussen mei en juli legt de krakeend gemiddeld 10 eieren. Het duurt dan zo’n 25 dagen voordat de eieren uitkomen. Na 50 dagen kunnen de jonge krakeenden zelf vliegen. Omdat de krakeend vaak in groepsverband of in paren broedt, leggen ze hun eieren ook wel eens in een ander nest. 

16, (28 mei 2023):De tuinfluiter is een kleine vogel met een lengte van ongeveer 12 tot 14 centimeter. Zowel mannetjes als vrouwtjes hebben een vergelijkbaar uiterlijk, maar er zijn enkele subtiele verschillen. Het verenkleed van de tuinfluiter is overwegend bruin van kleur, met een lichte buik en een witte keel. De vleugels hebben een lichte streep en de staart is vrij kort. Mannetjes hebben vaak een iets donkerdere kleur dan vrouwtjes, maar over het algemeen is het verschil minimaal.

De tuinfluiter is een trekvogel die in de zomer naar Nederland komt om te broeden. Tijdens de wintermaanden trekt hij naar Afrika, waar hij verblijft in gebieden met dichte vegetatie, zoals bossen en struikgewas. In Nederland is de tuinfluiter voornamelijk te vinden in loofbossen, parken en tuinen, waar hij zich graag verstopt tussen de bladeren en struiken.

De tuinfluiter is een insecteneter en voedt zich hoofdzakelijk met kleine insecten, zoals muggen, vliegen en kevers. Hij jaagt op zijn prooi door van tak naar tak te springen en te foerageren in de bladeren en struiken. Daarnaast eet de tuinfluiter ook wel bessen en andere vruchten, vooral tijdens de herfstmaanden wanneer insecten schaarser zijn.

Het broedseizoen van de tuinfluiter begint in april en loopt tot juli. Het vrouwtje legt gemiddeld 4 tot 6 eieren, die ze gedurende ongeveer 12 tot 14 dagen bebroedt. Na het uitkomen zorgen beide ouders voor de jongen, die na ongeveer 10 tot 12 dagen uitvliegen. De jongen worden nog enige tijd gevoed door de ouders, voordat ze zelfstandig genoeg zijn om te overleven.

De tuinfluiter is een veelvoorkomende vogelsoort in Nederland en heeft geen bedreigde status. De populatie wordt geschat op enkele honderdduizenden broedparen in Nederland. Echter, net als veel andere vogelsoorten, heeft de tuinfluiter te maken met habitatverlies en de versnippering van leefgebieden. Het behoud van geschikte leefgebieden is daarom van groot belang om de tuinfluiter te beschermen.

17. (28 mei 2023) De scholekster is een gedurfd verend steltloper, gemakkelijk te onderscheiden door zijn zware oranje snavel en rode ogen, met oranje orbitale ring. Het is een grote vogel, compact en diepgeworteld. Het uiterlijk is van wit onder en zwarte kop en bovendelen. De vleugels hebben een zwarte voorrand en een brede witte vleugelbalk die tijdens de vlucht opvalt. Mannetjes hebben gemiddeld een kortere en dikkere snavel dan vrouwtjes. Mannetjes hebben soms ook een helderdere rode basis van snavel, maar het onderscheiden van geslachten is over het algemeen vrij moeilijk. Vrouwtjes zijn meestal ook zwaarder. De scholekster heeft relatief lange en stevige poten, die roze zijn. Nieuw uitgevlogen juvenielen zijn uitzonderlijk goed gecamoufleerd om te lijken op met korstmossen bedekte rotsen. In de winter krijgen de vogels een witte kraag. Eerste wintervogels zijn bleker dan volwassenen met een grotere, witte keelvlek of ‘kinband’.

De scholekster is in de eerste plaats een kustvogel, maar broedt landinwaarts door rivieren, lochs, overstroomde grindputten, steenachtige oevers en estuaria. In de winter is de vogel strikter aan de kust en gedurende deze tijd hebben ze de neiging om gemeenschappelijk te rusten. Scholeksters komen veel voor op kustlijnen waar weekdieren zoals kokkels en mosselen zich voeden. In Groot-Brittannië zijn ze het hele jaar door te zien.

Scholeksters rusten gemeenschappelijk, dus zijn meestal te vinden in gebieden die veilige hoogte-getij roosts bieden, evenals goede voedergebieden. Scholeksters maken een opmerkelijk schouwspel dat in zwermen in formaties door de lucht vliegt met hun witte vleugelbalken die flitsen. Hun vlucht is direct met snelle wingbeats, enigszins doen denken aan een eend. RSPB-reservaten aan estuaria zijn een goede plek om scholeksters te zien. Kijk uit voor hen langs wadplaten, of langs de warme gordelroos in de zomer.

Scholeksters broeden op open, vlakke kusten. In het broedseizoen verspreiden koppels zich en verspreiden zich rond de kust en langs brede, stenige rivieren, meestal nestelend tussen de rotsen, soms op een voorgebergte. Hun nest is een ondiepe schraap in de open lucht, bekleed met kiezels en schelpen. Scholeksters zijn territoriaal en meestal monogaam. Het vrouwtje legt 3 eieren die licht glanzend, buff-geel zijn met veel donkere vlekken, vlekken en strepen. Eieren worden gelegd tussen april en mei. Ze worden gedurende 24-35 dagen geïncubeerd. Incubatie wordt gedeeld, maar vrouwtjes doen het meeste werk, terwijl mannetjes het territorium verdedigen. Het paar zal 1 broedsel per jaar grootbrengen. Vogels bereiken geslachtsrijpheid na 3-5 jaar. De soorten leggen soms hun eieren in de nesten van andere vogels en laten ze grootgebracht worden door de gastheer.

Scholeksters leven meestal 12 jaar. Het record staat echter op 40 jaar, een maand en twee dagen.

18. (10 april 2024): De wezel is een lang dier met een klein lichaam. Een volwassen dier is circa 4 tot 5 centimeter dik en 16,5 tot 24 centimeter lang. De staart is ongeveer 6 centimeter. Vrouwtjes zijn een stuk kleiner dan mannetjes. Mannetjes worden 16,6 tot 31,4 centimeter lang, met een staartlengte van 6 tot 12,5 centimeter en een gewicht van 54 tot 73 gram, vrouwtjes hebben een kop-romplengte van 14,8 tot 18,1 centimeter, een staartlengte van 3 tot 8,8 centimeter, en een gewicht van 30 tot 35 gram. Bovendien zijn in het zuiden van Europa wezels iets groter dan in het noorden, en kan de gemiddelde lengte per regio verschillen. In geheel Europa kunnen wezels aangetroffen worden, met uitzondering van de eilanden in de Middellandse zee, IJsland en Ierland. Zowel in stedelijke gebieden als op het platteland komen ze voor. De dieren leven vooral in heggen, struikgewas en bosranden, maar ze kunnen overal overleven, zolang er voldoende beschutting en prooi is. Zodoende zijn ze te vinden in een grote diversiteit aan gebieden: van graslanden tot bossen, van zandduinen tot in bergen en van moerassen tot woestijnen.

19. (27 april 2024): De tapuit is een opvallende, middelgrote zangvogel van open gebied. De witte stuit en witte staart met een omgekeerde zwarte 'T' erop zijn belangrijke kenmerken. Mannetje heeft een zwart masker en zwarte vleugels en is overwegend grijs van boven en wit van onder. Vrouwtje is onopvallender, meer beige, getekend. Ze hebben een spitse insecteneterssnavel en tamelijk lange poten. Zijn snelle lopers én vliegers.

Tapuiten zijn op de grond levende vogels van duinen en heidevelden, in het buitenland ook van droge graslanden, hoogvenen, rotsige hellingen en toendra's. Tapuiten broeden in holen, vaak een konijnenhol. Het uit insecten en ander klein gedierte bestaande voedsel wordt liefst op schaars begroeide, insectenrijke plaatsen verzameld. Tapuiten zijn trekvogels en overwinteren op de Afrikaanse savannen. Het gaat niet goed met de tapuit in Nederland.

Broedt van vanaf april tot juni. Heeft één of soms twee legsels per broedseizoen met meestal 4-6 eieren. Ze broeden in konijnenholen. Broedduur 13-14 dagen. De jongen zitten zo'n 13-15 dagen op het nest.

In Nederland broeden tapuiten in twee typen landschap: langs de kust in de duinen en in het binnenland op droge heiden en stuifzanden. Het zijn open landschappen met een afwisseling van korte vegetaties en open, zandige plekken. In het verleden broedden tapuiten ook in agrarisch cultuurland maar daar is de soort al enkele decennia verdwenen.

Het dieet van de tapuit is divers en bestaat uit kleine ongewervelde dieren, vooral insecten. In de duinen vooral rozenkevers, kleine junikevers, kniptorlarven, vlinderrupsen, vliegen, spinnen en sprinkhanen. Via een tactiek van 'rennen-stoppen-pikken' halen ze op gezicht en zelfs gehoor prooidieren van de bodem en uit de bovenste bodemlaag

Trekt over een breed front van de Europese broedgebieden naar Afrika. Tapuiten uit Alaska trekken over Azië naar Afrika; vogels uit Oost-Canada, Groenland en IJsland trekken over de Atlantische Oceaan en de Britse eilanden naar Afrika. Het is de verst trekkende zangvogel voor zover bekend. In Nederland trekken veel Scandinavische en Groenlandse vogels door van april tot diep in mei, in het najaar vooral augustus/september tot in oktober. Ze trekken vooral 's nachts, waarbij ze 300 kilometer per etappe afleggen.

Als broedvogel is de tapuit in het laatste kwart van de vorige eeuw sterk afgenomen. Noord-Brabant, Limburg en grote delen van het kustgebied zijn geheel verlaten. De aantallen kelderden van ruim 2000 paartjes rond 1975 naar 260-290 in 2012. In Europa is het een van de snelst afnemende soorten.

20. (27 april 2024): Het Waterhoentje is een donkere vogel met een rood-gele snavel en groene poten met lange tenen. Het is een wat zenuwachtige vogel, die bij dreigend onraad snel dekking zoekt. Je ziet de waterhoen in ons land en in België het hele jaar door in kleine slootjes maar ook op meren en plassen. Waterhoenen eten gras, zaden, waterplanten, slakken, insecten en kikkervisjes.

Ze hebben net als de Fuut een 'baltsritueel' dat ze uitvoeren op het water. Het is een bijzondere manier om elkaar te begroeten en bedoeld om de partner aan te trekken en over te halen tot de paring.

Hun nest maken ze - vaak in het riet en vlak bij het water - van stengels en bladeren. Ze hebben 2-3 keer per jaar een legsel van 5 tot 11 eieren (april - augustus)