De Kolk van Dussen is een natuurgebied in West-Friesland in de Nederlandse provincie Noord-Holland.
Het natuurgebied van 40 hectare ligt ten westen van Lambertschaag, tussen het Pannepad en de Westfriesedijk. Het gebied dient tevens als waterbergingsgebied. De bloemrijke weidevelden langs het gebied trekken veel insecten en weidevogels aan. Het waterrijke gebied herbergt daarnaast veel eenden, ganzen en steltlopers.
De Kolk van Dussen en de Veersloot of Molensloot aan de zuidzijde van het gebied maken deel uit van een verbindingszone langs de Westfriesedijk tussen het Zwanenwater en het IJsselmeer. Het gebied wordt beheerd door Landschap Noord-Holland. 

Ten noorden van de Veersloot is het land omgevormd tot moerasgebied met waterberging. Bij de inrichting is teruggegrepen op het getijdegebied van vóór de aanleg van de West-Friese Omringdijk. Er ligt een kreek die omzoomd wordt met natte graslanden. Direct na de inrichting kwamen er al snel veel vogels op af zoals de kleine plevier en de kluut. Het krekengebied zal bij wateroverlast dienst doen als calamiteitenberging. Volgens de eerste voorzichtige berekeningen zal het gebied gemiddeld éénmaal per 5 jaar onder water lopen. Er kan maar liefst 60.000 m3 water geborgen worden. Rond het ondiepe water broeden er veel vogels. Naast weidevogels ook kluten en visdiefjes.

Index:

1. Slobeend                     

2. Kievit

3. Smient

4. Tafeleend

5. Lepelaar

6. Tureluur

7. Buizerd

8. Kluut

9. Grutto

10. Winterkoning

11. Graspieper

12. Wintertaling

13 Krakeend

14 Meerkoet

15. Kleine Karekiet

16. Kleine Plevier

17 Bergeend

18. Boeren Zwaluw

19. Blauwe Reiger

20. Kokmeeuw

21. Bosruiter   

22. Kemphaan

23. Gele Kwikstaart

24. Haas

1. Slobeend: Deze eend dankt zijn naam aan zijn spatelvormige snavel: met deze snavel kan hij al zijn voedsel weg ‘slobberen’. Zo werkt hij op efficiënte wijze allerlei kleine waterdieren en kroos weg. Naast deze bijzondere snavel vallen nog een aantal andere kenmerken van de slobeend op. Zo hebben de mannetjes in de baltsperiode een groene kop, een helder witte borst en een rood/bruine buik. Tijdens de vlucht kun je ook goed de lichtblauwe vleugel van de slobeend zien. De vrouwelijke slobeend heeft wel dezelfde kenmerkende snavel, maar een heel ander verenkleed. Deze is bruin met donkerbruine vlekken, erg vergelijkbaar met de wilde eend. Een volwassen slobeend is ongeveer 48 centimeter groot, maar kan ook een stukje kleiner of groter uitvallen. Lees onderaan deze pagina meer over de slobeend. 

Je vindt de slobeend het meest in gematigde gebieden in Europa, ook in de meer gematigde regio’s van Scandinavië of Spanje. Nederland is tijdens de broedperiode van de slobeend een van de meest populaire landen in het noordwesten van Europa. Vooral in het westen van het land, met name bij de polders, kom je de slobeend tegen. In de nazomer kun je ze ook treffen bij de Oostvaardersplassen. Vooral in waterrijke gebieden kun je de slobeend treffen. Ze maken hun nesten in hoog gras, vlakbij het ondiepe water. Je kunt ook slobeend nesten verder van het water vandaan vinden, in struiken of andere beschutting. Hier kiezen ze vaak voor wanneer er geen hoog gras bij het water beschikbaar is. De Europese slobeend blijft vaak op dezelfde plek, maar van oorsprong is de soort eigenlijk een trekvogel. De locatie waar de slobeend overwintert varieert van het zuiden van Europa tot het tropische gedeelte van Afrika. Vanaf maart keren ze dan weer terug naar hun oorspronkelijke broedgebied. Hierdoor is de kans dat je de slobeend in Nederland aantreft in maart en april het grootst.

Vanaf april start de broedperiode van de slobeend. Deze periode duurt tot begin juni. Ze bouwen dan graag zelf een nest op een mooie beschutte locatie. Ze kiezen vaak een plek uit waar de aanvliegroute naar het nest goed vrij is. Wanneer het nest klaar heeft de slobeend één legsel, met 7 tot 10 eieren. Deze eieren hebben een groengele kleur. Wanneer het nest door roofdieren verloren gaat, starten ze soms nog een tweede legsel. Het broeden duurt ongeveer 23 dagen, daarna komen de eieren uit. Je vindt slobeenden tijdens hun broedperiode vaak in losse groepen of paartjes. Ze vinden het dan niet erg om bij elkaar in de buurt te broeden. Net als meer eenden, kan de slobeend profiteren van het gebruik van een eendenkorf. Een eendenkorf is een vaasvormige mand, waar eenden in kunnen broeden. Door de vorm kunnen veel vogels, maar ook veel roofdieren, het nest gedeelte van de korf niet bereiken. Hierdoor blijven de eieren veilig en kunnen ze niet weggekaapt worden. Dit verhoogt de kans op broedsucces voor de slobeenden. Wanneer u in waterrijk gebied woont, kan het plaatsen van broedkorven de slobeend helpen. Zeker omdat het aantal slobeenden sinds halverwege de vorige eeuw sterk afneemt. De eendenmand kan het beste op een beschutte locatie geplaatst worden en werkt het best op een plek boven het water. Dan kunnen veel landroofdieren het nest niet bereiken, maar de eenden wel. Door de handige snavelvorm kan de slobeend een bepaalde hoeveelheid water tot zich nemen en deze vervolgens filteren. Het voedsel dat zich in dit water bevindt blijft dan achter. Denk dan bijvoorbeeld aan slakjes, kleine kreeftjes en insecten. Ook plankton en zaden van planten blijven in de snavel achter. Dit geeft de slobeend een groot voordeel tijdens minder voedselrijke periodes.

2. Kievit... Bij zacht weer komt al in februari, begin maart de voorjaarstrek op gang. Kievieten zijn echte weervogels, oftewel een soort die niet ver weg zijn geweest en die het weer op de voet volgen. Soms is de vreugde van korte duur: zodra de vorst weer invalt, maken ze rechtsomkeert. Die heen-en-weer bewegingen kunnen tijden door blijven gaan, soms tot in april.

De kievit is een van de meest kenmerkende (weide-)vogelsoorten van ons land. Hij is onmiskenbaar met zijn kuif, zijn zwart-witte kleed en zijn unieke, opvallend brede vleugels. Deze spelen in de baltsvlucht een belangrijke rol, waarbij de kievit man spectaculaire buitelingen maakt en de zwart-witte onder vleugels van ver zichtbaar zijn. Aan de 'zang' die hij dan laat horen, heeft de kievit zijn naam te danken. Ook de vleugels maken een opvallend geluid. Onmiskenbaar. Zwart-witte onderzijde, opvallende kuif, brede vleugels. Op rug mooie groene en paarse metaalglans. Vrouwtje minder contrastrijk getekend en gekleurd en een kortere kuif. Heeft ook iets spitsere vleugels dan het mannetje. Buiten broedtijd lijken geslachten sterk op elkaar en heeft de kievit een lichte keel.

3...Smient: De Smient zit graag in grote groepen in het weiland om er naar voedsel te zoeken. Hij kan een onmiskenbaar geluid maken, dat nog het meest op fluiten lijkt. Broedend zal je ze weinig aantreffen in Nederland, dat doet hij vooral in het noorden en oosten van Europa. Als het streng blijft vriezen, trekken de Smienten verder naar het zuiden.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Verspreiding: Broedt in  N- en NO- Europa, in winter wijd verspreid en plaatselijk talrijk op natte weilanden en in moerassen.

4. (16 maart 2020)… tafeleend: Enkele duizenden paren broeden in Nederland, maar vooral in de winter zijn Tafeleenden in veel groter aantal aanwezig. Het mannetje is grijs met een roodbruine kop, het vrouwtje is onopvallend bruin. De vrouwtjes worden gemakkelijk verward met andere eendensoorten, maar gelukkig zwemmen de Tafeleenden vaak in grote groepen mannetjes en vrouwtjes bij elkaar.

Het mannetje heeft een opvallende zilveren (gemarmerde) rug en flanken, een roodbruine kop en een zwarte borst. De stuit van de vogel is volledig zwart. Op basis van deze kenmerken is de tafeleend niet te verwarren met andere algemene eenden soorten. De basis van de snavel loopt vloeiend over in de kop, waardoor je ook in tegenlicht tafeleenden vrij makkelijk kunt onderscheiden. Enkele specifieke kenmerken zijn: een helderrood oog en een opvallend snavelpatroon: zwart met een brede blauw-grijze band. Het vrouwtje is minder opvallend gekleurd, maar lijkt in hoofdlijnen op het mannetje. Ze heeft een donkergrijze/bruingrijze rug, een bruinige kop en een zwarte borst. De snavel is zwart, afgezien van een dunne lichte lijn.  De iris van het oog is zwartbruin en de lichte oog ring is meestal zichtbaar.

5. (5 juni 2020)...Lepelaar: Het gaat erg goed met de lepelaars in Nederland. Sinds de jaren zeventig werden er niet zoveel vogels gesignaleerd als in 2019. Zelfs langs de bebouwing van de Randstad zijn kolonies te zien. De vogels gebruiken daar regelmatig bomen met nesten die eerder door blauwe reigers zijn gebruikt. Kennelijk bieden de polderslootjes in de omgeving van deze broedplaatsen genoeg voedsel om de jongen mee te voeden. In 1970 broedden er slechts 215 paren in het Naardermeer, in het Zwanenwater en op Texel. Sindsdien maakte de soort een spectaculaire ontwikkeling door en groeide de populatie in 2019 tot ongeveer 3.800 paren.

6. (5 juni 2020)... Tureluur: De Tureluur is gelukkig een nog veel voorkomende vogel in het Nederlandse weidegebied. Je kan hem vaak vinden aan de slootranden, waar hij naar insecten en ander eten zoekt. De Tureluur valt op door z’n rode snavel en z’n rode poten, maar ook door z’n luidruchtige gedrag.

7. (23 januari 2021): De buizerd  overwegend een standvogel die in hetzelfde gebied overwintert als waar hij broedt, behalve in de koudste gebieden en op enkele ondersoorten na. De vogel jaagt gebruikelijk in open land, maar nestelt in bosranden. Normaal gesproken bestaat de prooi van een buizerd voornamelijk uit kleine zoogdieren, amfibieën (zoals kikkers) en kleine vogels, maar hij is bij gelegenheid ook een aaseter. De roep van de buizerd klinkt als een gerekt klagend gemiauw. Wanneer men een nest nadert, beginnen de buizerds opgewonden en miauwend boven de boomkruinen te vliegen. Door de typische vlucht is de vogel gemakkelijk te herkennen; enkele vleugelslagen, kort zweven en dan weer een paar slagen. De buizerd is een uitgesproken langzame vlieger met zijn brede vleugels en de korte, brede staart.

8. (9 mei 2021) Kluut: Het is een geweldig gezicht om kluten na een lange winter weer te zien. De kluut is zo sierlijk met z’n zwart-witte veren, lange poten en z’n opgewipte snavel. Met zijn snavel zeeft hij door het slik om wormpjes en garnaaltjes te vinden. Het is ook een slimme vogel die zijn vijanden een loer probeert te leggen. Als hij kuikens heeft doet hij net alsof hij gewond is. Hij laat dan een vleugel hangen om de aandacht af te leiden. Kluten zijn trekvogels en brengen de wintermaanden door in warmere streken van Zuidwest-Europa en Noordwest-Afrika. Onze broedvogels arriveren in de regel einde maart tot ver in april.

Foto's onder: 4 juni 2023.... Kluut met jongen.

De foeragerende bergeenden komen te dicht bij de jongen van een kluut, dus moeten ze worden weggejaagd. 

9. (9 mei 2021) ...Grutto: De grutto is plaatselijk een zeer talrijke broedvogel van weiden en graslanden, moerassige gebieden en droge duinen, strandweiden en vochtige heide. De grutto is gemakkelijk te herkennen aan de lange rechte snavel en de lange poten, die tijdens de vlucht buiten de staart uitsteken. Daarbij wordt de witte staart met zwarte eindband duidelijk zichtbaar. In het zomerkleed zijn de hals en de borst warm bruin. In het winterkleed zijn hals en borst lichtgrijs. Onze broedvogels keren terug in het laatst van februari, gedurende maart en begin april. In tegenstelling met de kievit, die een korte begroeiing van het broedterrein prefereert, nestelt de grutto bij voorkeur in lang gras en hoge vegetatie. 

10. ( 17 maart 2023) Winterkoning: Het winterkoninkje behoort met zijn lengte van 10 cm en gewicht van 10 gram tot het kleinste en lichtste vogeltje van Europa. Met zijn opgewipt staartje en heldere zang is het een opvallende verschijning. Het nestje van de winterkoning heeft de vorm van een ei dat rechtop staat. De ingang zit aan de zijkant. Aan de buitenkant is het bekleed met mos, binnenin vooral met veren en haartjes. Het mannetje bouwt in het vroege voorjaar verschillende nesten die door het vrouwtje aan een nauwkeurige inspectie worden onderworpen. Ze kiest er dan een uit om in te broeden. Doorgaans maakt een mannetje zo’n zes nestjes per jaar. Een overijverige Nederlandse man winterkoning bouwde een recordaantal van twaalf nesten in één broedseizoen. De helft van de mannetjes houdt er per broedseizoen één vrouwtje op na (monogaam), de andere helft paart met 2, 3 tot 4. Bij streng winterweer sterven veel winterkoninkjes. Dat is ook niet zo verwonderlijk. Vogels verteren bij strenge vorst snel hun vetreserves om hun hoge lichaamstemperatuur van zo'n 40° C te behouden. Een winterkoning kan in een koude nacht tot 10% van zijn lichaamsgewicht verliezen.

11. (17 maart 2023) De Graspieper is onopvallend,klein, gestreept en met een dunne snavel. De buitenste staartpennen zijn wit en de flanken zwaar gestreept, in tegenstelling tot de gelijkende Boompieper die eerder dun gestreept is. De Graspieper heeft geen oogstreep maar wel een opvallende oogring. 

De Graspieper verkiest de meest open landschappen met heel weinig opgaande elementen. Deze vogel broedt van einde maart tot augustus op de grond, goed verstopt in de vegetatie. Dat doet hij in allerlei open landschappen: open duin, heide, kwelders en open hoogveengebieden. In agrarisch gebied in graslanden en akkers met veel sloten en dijkjes.

Graspiepers leven van insecten, spinnen en vele andere geleedpotigen tot een lengte van ca. 5 mm lengte, veel langpootmuggen en vliegen. Buiten de broedtijd ook wel zaden. Voedsel wordt lopend gezocht en van de grond af of van vegetatie tot ca. 10 cm hoogte gepikt.

De Graspiepers uit onze regio trekken na de broedtijd grotendeels weg naar Zuidwest-Europa. De voorjaarstrek naar het broedgebied begint al eind februari tijdens zachte winters. Als het koud is gebeurt dat later. De piek is half april. Ze trekken dan in grote aantallen (tot soms tienduizenden per dag). In het najaar trekken de vogels naar hun overwinteringsgebied vanaf eind september.

12. (17 maart 2023) Wintertaling: De winterlating is een wat kleinere eend met een grootte van ongeveer 35 cm. Dit met een spanwijdte van ongeveer 60 cm. Bij wintertalingen is het mannetje veel opvallender gekleurd dan het vrouwtje. Door verandering van hun leefgebieden en de verdroging neemt het aantal broedparen in Nederland af. Ze staan inmiddels dan ook al op de rode lijst. Wintertalingen worden gemiddeld zo’n drie jaar oud.

De wintertaling heeft een voorkeur voor leefgebieden zoals ondiepe waterplassen waar een sterke begroeiing van de oevers aanwezig is. Je komt ze ook tegen op langzaam stromende rivieren en natte graslanden. Het aantal broedparen in Nederland loopt terug vanwege de verdroging en verandering van hun leefgebieden.

Boven Wintertaling man.... onder wintertaling vrouw. Het mannetje heeft een roodbruine kop waarop een groene vlek over het oog naar de nek loopt. Het verenkleed is grijzig van kleur waarbij er een witte streep over de flanken loopt. Daarnaast hebben ze een witte borst. Het verenkleed van het vrouwtje is lichtbruin en is voorzien van donkere vlekken. Ze lijken wat op het vrouwtje van de wilde eend en de zomertaling. Ze hebben een glanzend groene spiegel.

Het voedsel van de wintertaling bestaat voornamelijk uit waterplanten en zaden. Gedurende het broedseizoen eten ze ook veel dierlijk voedsel in de vorm van ongewervelde diertjes. Ze bemachtigen hun voedsel door te grondelen en het voedsel met hun snavel uit te filteren.

13. (17 maart 2023):  Krakeenden komen nu vooral voor aan de westelijke kant van Nederland (Friesland, Noord- en Zuidholland) en dus zelfs in Amsterdam. Het hoogste aantal krakeenden vind je in september tot november. Een groot deel van deze vogels is trekvogels; ze vliegen voor de winter naar Zuid-Europa en Afrika. Steeds vaker echter worden het standvogels, die het hele jaar in Nederland of nog wat zuidelijker in Europa blijven. Krakeenden hebben als volwassen eenden niet veel natuurlijke vijanden, behalve de mens die door overmatige recreatie vaak de broedgebieden verstoort.

De krakeend komt in natuurgebieden tegenwoordig vaker voor dan onze eigen wilde eend.  Dichterbij  valt meteen de borsttekening van deze watervogel op. Met een bruine kop, zwart achterlijf, gitzwarte snavel en lichtbruine staartpunt, lijkt hij qua kleur niet op een wilde eend. En de prachtige tekening op zijn borst van kleine golfjes in wit, tegen een grijs-zwarte achtergrond, is ook niet alledaags te noemen. De krakeend is in het Nederlands zo genoemd, omdat het mannetje vaak een laag “krek” geluid laat horen. Hij roept dus, zoals bijvoorbeeld de koekoek, zijn eigen naam.

Krakeenden zijn vooral planteneters (bladen, stengels en zaden), maar enig dierlijk voedsel is hun niet vreemd. Vooral tijdens de wintermaanden vormen insecten en bijvoorbeeld weekdieren een rijke aanvulling op hun dieet. 

Krakeenden zijn nauw verwant aan de wilde eend en sterk toegenomen in Nederland. Komt hier en daar zelfs in steden voor. Hij broedt veel later in het voorjaar dan de wilde eend en graag in ruigte bij zeer voedselrijk water.

14. (4 juni 2023) Meerkoet met  jong: De nesten, die gemiddeld 7 a 8 eieren bevatten, zijn al in maart te vinden. Tweede broedsels komen regelmatig voor; derde broedsels zijn zeldzaam. De meerkoet consumeert zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Broedvogelaantallen kunnen sterk schommelen, onder meer door de invloed van strenge winters.

Van de Meerkoet wordt vaak beweerd dat de soort een negatieve invloed heeft op de broedvogelaantallen van andere watervogels, zoals Wilde Eend, Fuut en Waterhoen. Dit is gebaseerd het agressief territoriumgedrag van de Meerkoet tegen over andere soorten.. In het broedseizoen worden daarbij wel eens kuikens van andere watervogels gedood.

Foto's onder 4 juni 2023: Meerkoet met al wat oudere jong.

De Nederlandse populatie bevat zowel stand- als trekvogels. Veel oude en jonge vogels blijven de gehele winter in of vlak bij hun broedgebied. Strenge vorst kan leiden tot verplaatsing op grote schaal.

15. (4 juni 2023) Kleine Karekiet: De kleine karekiet is een echte moerasbewoner. De markante, krassend  geluid is te horen in de meeste rietstroken. De voorkeur van deze onopvallende bruine vogel gaat uit naar rietlanden, die met de stengels in ondiep water staan. In goede broedgebieden, zoals de laagveenmoerassen in Nederland, kunnen kleine karekieten in kolonies broeden.

De Kleine Karekiet is gaal gelig bruin van boven, vuilwit van onderen, verder zijn er eigenlijk geen expliciete kenmerken. Verder heeft de vogel een relatief lange snavel. 

Er zijn geen verschillen tussen mannetje en vrouwtje. Zingt vanaf half april tot eind juli.

Broedt van mei tot eind juli/augustus. In vrijwel alle laaglandgebieden van Europa komt de kleine karekiet voor: van Zuid-Scandinavië tot in het Middellandse Zeegebied. De rivier Wolga vormt ruwweg de oostgrens van het verspreidingsgebied. Ontbreekt in Ierland.

Het nest wordt voornamelijk door het vrouwtje gebouwd. Ze weeft een diep komvormig nest tussen rietstengels, waarin doorgaans 4 eieren worden gelegd. De broedduur is meestal tussen de  11  en 14 dagen. Jongen zitten 9-13 dagen op het nest. Na het uitvliegen worden ze nog een tijdje verzorgd door de ouders.

De Kleine Karekiet eet vooral insecten. De kleine karekiet is niet erg kieskeurig in zijn voedsel en eet een groot scala aan soorten.

De kleine karekiet is een lange-afstandstrekker die overwintert ten zuiden van de Sahara, tot in Zambia, West-Europese populaties in West-Afrika. Een enkeling steekt niet de Sahara over en blijft in Zuid-Frankrijk en van Marokko. Al vanaf eind juli begint de trek, de piek ligt in augustus; trek tot begin oktober. Terugtrek van april-juni. Nachttrekker.

16. (4 juni 2023) Kleine Plevier: De Kleine Plevier is van de Bontbekplevier te onderscheiden door zijn slanke bouw, gele oogring en witte voorhoofdstreep. De snavel is donker. De vleugels zijn effen, zonder de  witte streep van de Bontbekplevier. De geslachten zijn gelijk. Lengte 15 centimeter.

Tot het baltsgedrag behoort de paraplu- houding van de man een  ritueel waarbij het wijfje onder zijn staart doorgaat. Bij dreiggedrag maakt hij zich groter door zijn veren uit te zetten. Het jong van de Kleine Plevier heeft een onvolledige borstrand. Een hoofdzakelijk bruine kop en de kenmerkende gele oogring.

17 (4 juni 2023)  De Bergeend heeft een groot verspreidingsgebied en komt voor in  Europa, Noord Afrika, Midden Azië.  In Noord en Oost Europa vooral trekvogel. Maar in Nederland, België en Duitsland ook deels stand- en broedvogel. Bergeenden worden nu in Nederland overal broedend aangetroffen. Rond het IJsselmeer, in Noord-Holland, Friesland, Groningen, Zeeland en langs onze grote rivieren. Er vindt een ruitrek plaats voordat de trek naar de overwinteringgebieden begint. Belangrijkste ruigebieden in Nederland zijn de Waddenzee en het Zeeuwse Deltagebied.

De Bergeend is een echte holenbroeder. Het vrouwtje heeft geen camouflage tekening, zoals bij de meeste andere eenden soorten, maar heeft dat ook niet zo nodig omdat in holen wordt gebroed. Het minst kust gebonden zijn ze in de periode als de broedplaatsen in de maanden april-mei worden opgezocht. Ze broeden in holen van Konijnen, ongebruikte afvoerbuizen, onder hooibergen maar ook in dicht struikgewas.
Van eind april tot in begin augustus kan men kleine jongen aantreffen. Evenals bij ganzen begeleidt zowel het wijfje als het mannetje de jongen, terwijl wij bij andere eendensoorten zien dat alleen de wijfjes de zorg voor de jongen op zich nemen.

Kuikens gaan al snel met de ouders naar het water. Jongen verzamelen zich geleidelijk in crèches van tientallen, onder de hoede van enkele volwassen vogels.

 Voor hun voedsel zijn bergeenden afhankelijk van voedselrijk slik. Het wad bijvoorbeeld, maar ook modderige sloten en slikranden langs de uiterwaarden.

De bergeend legt zijn eieren vanaf april tot in juni. Eén legsel met meestal 8-10 eieren. Broedduur ongeveer 28 dagen. 

18. (4 juni 2023) Boeren Zwaluw: Deze boerenlandvogel is een echte acrobaat. Door zijn behendigheid is de boerenzwaluw heel goed in het vangen van insecten. Hij is te herkennen aan zijn blauw/zwarte bovenkant en witte onderkant. Verder heeft hij rode en zwarte accenten. Zo heeft hij een rood gezichtje en loop er een zwarte band over zijn borst. De staart van de boerenzwaluw in lang en gevorkt. Een jonge boerenzwaluw heeft een minder kenmerkende kleur. Wanneer hij volwassen is, is hij zo’n 19 centimeter groot.

In september en oktober verzamelen boerenzwaluwen zich voor een reis naar het zuiden. Ze vliegen dan vanuit Nederland naar het westen en het midden van Afrika. Tussen maart en juni komen ze terug naar Nederland. Als ze terug zijn breekt hun broedperiode aan. 

De boerenzwaluw eet dus het liefst insecten en vangt die op een creatieve manier. Naast het rechtstreeks uit de lucht grijpen, vliegt de zwaluw ook vlak over water heen. Soms steekt de zwaluw zijn snavel in het water om snel wat te drinken, maar hij gebruikt deze tactiek ook om waterinsecten te kunnen vangen. Wanneer je in een boeren omgeving woont, zul je snel zwaluwen aantrekken. Wil je ze graag in de buurt houden, dan is het gebruik van pesticiden en insecten verdelgers af te raden, zodat de boerenzwaluwen genoeg te eten zullen hebben.

19. (16 juni 2023) Blauwe Reiger: Het natte Nederlandse laagland biedt Blauwe Reigers uitstekende levenskansen. In de talrijke polders en moerassen, met hun overdaad aan ondiep water en laag begroeide oevers en akkers, kunnen de vogels gemakkelijk hun kostje opscharrelen.

De Blauwe Reiger behoort tot de vogelsoorten die de onverteerbare delen van hun voedsel uitbraken in de vorm van karakteristieke braakballen. Braakballen van de Blauwe Reiger zijn te vinden op plaatsen waar de vogels rusten of voedsel zoeken, bijvoorbeeld langs de waterkant of in weilanden. Ze zijn zeer verschillend van vorm en grootte; van kleine, ronde en dichte haarballen tot 20 cm lange braakballen.  van aan elkaar geplakt muizenhaar. Soms bevatten ze alleen een losse verenmassa.

De vis, is het hoofdvoedsel van de Blauwe Reiger en wordt in ondiep water gevangen. Meestal loopt de reiger daarbij behoedzaam door het water, de hals schuin naar voren gestrekt en de snavel iets omlaag. Krijgt de een geschikt prooi in het vizier dan stopt hij en stoot plotseling, als met een speer toe. Het slikken van grote vissen is echter niet zonder risico, want menige reiger is al gestikt in een vis met stekelige rugvinnen zoals baars en snoekbaars die hebben. Reigers jagen meestal op vis, maar versmaden ook kleine zoogdieren niet, zoals mollen en muizen.

20. (16 juni 2023): De kokmeeuw  is een middelgrote meeuw met op de kop een bruine kap. Deze kap verliezen ze in de wintermaanden, er rest dan nog slechts een tekening die lijkt op een koptelefoon. Kokmeeuwen komen in heel Europa en delen van Azië voor; de grootste aantallen zijn te vinden aan de kusten van de Noordzee, de Oostzee en de Botnische Golf.

Veel kokmeeuwen overwinteren in steden waar ze profiteren van de hoeveelheid voedsel dat er te vinden is en de iets hogere temperaturen. In de lente trekken deze meeuwen naar hun broedgebieden. Ze broeden in april tot eind mei in grote kolonies op zandplaten langs de kust, op Waddeneilanden en op vergelijkbare plaatsen langs vennen of plassen. Leden van dezelfde kolonie leggen hun eieren allemaal gelijktijdig in een tijdsbestek van drie tot vier dagen. Dit biedt onder andere bescherming tegen roofdieren, omdat die maar een beperkte hoeveelheid voedsel per dag kunnen eten.

Kokmeeuwen leggen drie eieren die door beide ouders bebroed worden. Het zijn semi-nestvlieders, wat wil zeggen dat ze al na een paar uur het nest verlaten, maar wel in de buurt blijven. Bij onraad houden ze zich doodstil tussen de plantengroei en zijn dan bijna niet te vinden door hun camouflerende donsveren. Na 6 weken zijn de jongen in staat om te vliegen en zelfstandig voedsel te zoeken.

Iets ouder jong van Kokmeeuw.

Door ringonderzoek is er tegenwoordig veel bekend over de kokmeeuw. Zo kunnen ze enorme afstanden afleggen en hoge leeftijden bereiken. Een kokmeeuw die in 1978 in de Amsterdamse Waterleidingduinen bij Zandvoort als jong op het nest geringd werd, werd in 2011, met een respectabele leeftijd van 33 jaar, in een broedkolonie in Zoetermeer gesignaleerd.

21. (20 juli 2023) Bosruiter: Lengte 20 cm. In broedleed is de rug op een grijsbruine ondergrond wit gepareld. De buikzijde is wit. In rustkleed is de pareltekening van de bovendelen verbleekt. Broedvogel van de Euraziatische naaldwoudzone. In Midden-Europa vrijwel uitgestorven. Ook in Scandinavië door veenontginning achteruitgaand. 

Bosruiters trekken reeds vanaf eind juni naar de wintergebieden: lagunen en moerassen in de tropen en subtropen. In voor-en najaar is het bij ons een weinig talrijke doortrekker: een klein aantal overzomert hier. Tijdens  

Tijdens de trek foerageren de vogels op modderige oevers; s' nachts trekken ze verder en mijden daarbij het strand. De Sahara wordt zonder rusten overgevlogen.

Bosruiters zoeken hun voedsel wadend in het water en lopend langs de oever, zelden zwemmend.

22. (20 juli 2023) Kemphaan: Als broedvogel is de Kemphaan bijna uit ons land verdwenen. De laatste broedvogels houden zich op in extensief benutte graslanden (meest met aangepast beheer) in Friesland en Noord-Holland. Bij ons werd hij veroorzaakt door verlaging van grondwaterpeil, intensieve bemesting, zware beweidingsdruk en andere bijverschijnselen van de moderne landbouw.

Kemphanen zijn het hele jaar in ons land te zien, met de hoogste aantallen in maart-april en in juli. Tijdens de trek kunnen ze overal opduiken, maar echt grote concentraties zijn vrijwel voorbehouden aan Friesland (voorjaar). De kleine aantallen overwinteraars concentreren zich met name in Zeeuws-Vlaanderen. 

steltloper met veel gedaanten. Typische vorm door relatief groot lichaam, vrij lange hals en middellange, iets omlaag gebogen snavel. Witte vlakken aan staartzijden, weinig opvallende vleugelstrepen. De mannetjes hebben in het voorjaar een opvallende kraag en oorpluimen en zijn zeer divers in kleur en tekening. De kleinere vrouwtjes zijn licht- of donkerbruin en hebben oranje poten.

23. (20 juli 2023) Gele Kwikstaart: Gele kwikstaarten hebben een voorkeur voor open landbouwgebieden. Ze wippen de staart regelmatig met felle schokkende bewegingen op en neer.

De onderzijde van het vrouwtje is lichtgeel. De gele kwikstaart lijkt op de grote gele kwikstaart, maar de onderzijde is feller geel van kleur, terwijl de rug van de grote gele kwikstaart lichtgrijs in plaats van olijfgroen is. Ook is de gele kwikstaart minder gebonden aan het water.

Broedt van eind april tot in juli. Heeft doorgaans één of twee legsels met meestal 4-6 eieren. Broedduur: 12-14 dagen. De gele kwikstaart maakt zijn nest goed verstopt op de grond. De jongen blijven 10-13 dagen op het nest. Daarna kunnen ze binnen enkele dagen goed vliegen.

Gele kwikstaarten trekken in zuidelijke tot zuidwestelijke richting weg om via Frankrijk en het Iberisch Schiereiland ( Spanje en Portugal) naar Afrika te vliegen. De meeste gele kwikstaarten overwinteren in het Sahelgebied. Doortrekkers in Nederland te zien vanaf eind maart tot in mei, in het najaar vanaf half augustus tot eind september. Gele kwikstaarten trekken overdag in groepen.

Man gele kwikstaart heeft een duidelijke gele keel en borst in prachtkleed. Blauwgrijze kop met brede witte wenkbrauwstreep, gele onderdelen en olijfgroene bovendelen.

24. (20 juli 2023) Haas: Een volwassen haas  is ten opzichte van een konijn forser, heeft grotere poten en langere oren met een zwarte punt, 'lepels'. De kleur van de vacht is grijs- of geelbruin, de buik is wit en de wangen zijn bleekgeel.

Maak jouw eigen website met JouwWeb