

Makkum is een dorp gelegen aan het IJselmeer. Het staat zowel in Nederland als bij onze buurlanden bekend als watersportplaats. Daarnaast is deze plaats in de gemeente Sudwest-Fryslan bekend om zijn historische centrum. Met iets meer dan 3200 bewoners is dit geen grote woonplaats. Toch is Makkum erg geliefd onder de watersporters en vakantiegangers.

Al sinds het begin van de geschiedenis van Makkum was deze plaats belangrijk voor de handel. Steen en tegelbakkerijen maar ook verschillende molens en scheepswerven waren hier in de 17 eeuw al werkzaam. Vooral de schelpkalkbranderijen zorgde voor goede inkomsten waardoor de welvaart snel steeg. Dit zie je ook nu nog terug in de gebouwen in deze plaats, maar ook in Amsterdam werd deze metselkalk volop gebruikt. Het vervoer van het metselwaar gebeurde uiteraard per schip. Ook in het wapen van Makkum is dit hele verhaal terug te zien. Deze bestaat namelijk uit een zeemeermin van goud met in de linkerhand een kalkoven. In de rechterhand zie je een zeilend schip die naar rechts vaart.

De plek staat nu dan ook vooral bekend om zijn natuur. Voor de kenners onder ons de specifieke vogels en variatie in planten. Voor de andere mensen juist het uitzicht en de prachtige stranden.


Hoewel Makkum een dorp is heeft het wel een stedelijke structuur. Dit zie je vooral terug in de sluis waar zich monumentale koopmanshuizen bevinden. Er bevinden zich dan ook delen in deze plaats die behoren tot het beschermd dorpsgezicht. Dit houdt in dat deze gebouwen worden gezien als algemeen belang en hierdoor veilig gesteld moeten worden.





De Makkumerwaard of, in het meervoud: de Makkumerwaarden, is een natuurgebied van de vereniging It Fryske Gea aan de Friese IJsselmeerkust, even ten zuiden van de Afsluitdijk.
Het gebied ligt in de gemeente Súdwest-Fryslân bij Makkum en Piaam en bestaat uit drie eilanden. Van noord naar zuid gaat het om de Noodwaard, de Zuidwaard en de Kooiwaard. Rondom deze gebieden ligt bovendien een uitgestrekt watervogelreservaat, dat zich uitstrekt van de Afsluitdijk in het noorden tot het dorp Gaast in het zuiden over een breedte van zo'n anderhalf à twee kilometer.


Index
1. Wintertaling 32. Grutto
2. Grote zaagbek 33. Kluut
3. Fuut 34. Grutto
4. Meerkoet 35 Tureluur
5. Raaf 36. Dodaars
6. Ree 37. Smient
7. Roodborsttapuit 38. Middelste Zaagbek
8. Rietzanger 39. Zwarte Ruiter
9. Kneu 40. Oeverloper
10. Watersnip 41. Putter
11. Wulp 42. Bruine Kiekendief
12 Rosse Grutto 43. Buizerd
13. Fitis 44. Nonnetje
14. Grote Lijster
15. Rietgors
16. Braamsluiper
17. Zanglijster
18. Tjiftjaf
19. Witte Kwikstaart
20. Wilde Eend
21. Heggenmus
22. Groenling
23. Bosrietzanger
24. Baardman
25. Gele Kwikstaart
26. Kemphaan
27. Scholekster
28. Nijlgans
29. Krakeend
30. Kokmeeuw
31. Kievit











1. Wintertaling (januari 2020) : De wintertaling, ons kleinste eendje. Het is een razendsnelle vlieger; als hij met zijn rappe wiekslag door het luchtruim ijlt, kan men de wind door de slag - en stuurpennen horen fluiten. Het mannetje is grotendeels grijs met donkere golflijntjes. De kop en de hals zijn donkerbruin met door het oog en over de slaap een langwerpige, bronsgroene vlek, die omzoomd is door een gelig wit randje. Het vrouwtje is eenvoudig bruingrijs, maar wel heeft zij, evenals het mannetje, een fraaie glanzend groene spiegel op de vleugels.

Wintertalingen zijn 34-38 cm groot met een spanwijdte van 58-64 cm. Ze wegen 250 tot 400 gram, waarbij mannetjes iets zwaarder zijn dan vrouwtjes.

Woerden hebben een heldere kastanjebruine kop met een brede, glanzend groene, boogvormige streep die vanaf het oog doorloopt tot aan de hals en wordt begrensd door een crème witte rand. Deze geelwitte contourlijn ontbreekt bij de Noord-Amerikaanse wintertalingen. De zijkanten van de snavel zijn bij beide geslachten oranje tot groenachtig van kleur. De borst is bij beide geslachten felgekleurd. De borst van het mannetje is geelachtig met donkerbruine vlekken. Deze is scherp gescheiden van de kastanjebruine hals. Aan weerszijden van de zwart gevederde achterkant van de woerd zitten botergele driehoeken. Dit is een belangrijk identificatiekenmerk van deze soort bij observatie in het veld. De lichtgrijze kleur op de rug wordt onderbroken door een witte in de lengte lopende band. Evenwijdig daaraan loopt een zwarte band. De zijkanten van het lichaam zijn fijn grijswit gestreept. Beide geslachten hebben een heldergroene spiegel. Het prachtkleed van een woerd veranderd door de rui naar een winterkleed waarmee hij meer op een vrouwtje lijkt. De verandering van het verenkleed bij mannetjes vindt plaats tussen juni en augustus. Tussen september en november verandert het verenkleed weer in het prachtkleed.

In tegenstelling tot mannetjes hebben vrouwtjes het hele jaar door een onopvallend bruinachtig verenkleed. Bij vrouwtjes zijn het rug- en schoudergebied bijna bruinzwart, terwijl de flanken grijsbruin zijn. Het verenkleed aan de bovenzijde van het lichaam heeft een ruw schubachtig patroon. Op de kop loopt een lichte lengtestreep boven het oog en een donkere, duidelijke lengtestreep door het oog. De wangen zijn licht en de keel is witachtig tot geelbruin. Het winterkleed van het vrouwtje heeft een groter aandeel grijs. Het verenkleed van een juveniel komt overeen met het winterkleed van volwassen vrouwtjes. Bij zwemmende vrouwelijke wintertalingen is de groene vleugelspiegel meestal zichtbaar aan de achterkant van het lichaam.
Foto's onder: Wintertaling vrouw.

Net als wilde eenden zijn de wintertaling niet erg kieskeurig wat betreft voedsel. Ze eten wat beschikbaar is in de slik en langs de oevers. Gedurende het broedseizoen heeft deze eenden soort een voorkeur voor dierlijk materiaal, zoals wormen, insecten en kreeftachtigen. In de winter worden vooral zaden van waterplanten, grassen en landbouwgewassen gegeten. Bij het zoeken naar voedsel zijn ze afhankelijk van water dat niet dieper is dan 20 cm. Door hun korte nek kunnen ze niet in diepere wateren vissen. In het winterverblijf rusten ze vaak overdag en gaat ze pas 's nachts op zoek naar voedsel. Op zee is het foerageren afhankelijk van het getij.

Op het water zwemt de wintertaling meestal met een ingetrokken kop en lijkt daardoor enigszins gedrongen. Kenmerkend voor deze soort is dat ze vrijwel verticaal uit het water opvliegen. Buiten het broedseizoen zijn ze sociaal en vormen ze vaak aparte groepen. Paartjes blijven tot laat in de winter bij elkaar. De balts begint wanneer de wintertalingen zijn teruggekeerd naar hun broedgebieden. Het baltsgedrag bestaat uit achtervolgingsvluchten om territoria af te bakenen. Noordelijke populaties trekken ver, terwijl zuidelijke populaties het hele jaar op dezelfde plek blijven of over kleine afstand trekken. In oktober trekt de wintertalingen richting de Middellandse Zee en het midden en oosten van Afrika. Eind februari wordt met de tocht terug naar het noorden van Europa begonnen.


( maart 2020) ,Makkum - Zuidwaard
Rondom deze "plas" die in verbinding staat met het IJsselmeer zijn hier en daar rietkragen. Eenden soorten, kluut en andere steltlopers laten zich hier bekijken en soms worden in augustus reuzensterns gezien. Diverse zangvogels, ganzen en grote zilverreiger behoren ook tot de opties en incidenteel worden visarend, krooneend, poelruiter of de ijs eend hier waargenomen.



De Makkumersúdwaard is een soort schiereiland in het IJsselmeer. Hier loop je door de kruidenrijke ruigtes en rietvelden. In het gebied leven veel verschillende vogels. De baardmannatje is er een voorbeeld van. Deze bijzondere rietvogel buitelt als een echte acrobaat door het riet en eet zomers insecten. Zodra de winter in aantocht is, dan schakelt hij over op een vegetarisch dieet van (riet)zaden. Om deze zaden te kunnen verteren past deze kleine rietvogel zijn maag aan. Het baardmannetje is te herkennen aan zijn karakteristieke ‘bakkebaarden’






2. (maart 2020)… Grote zaagbek: De grote zaagbek is een opvallende verschijning in de waterrijke gebieden van Europa en Noord-Amerika. Als fervent vogelliefhebber heb ik deze elegante watervogel vaak mogen observeren, en elke keer weer ben ik gefascineerd door zijn kenmerkende snavel met de zaagtanden die zo typerend zijn voor deze soort. Wat veel mensen niet weten, is dat de grote zaagbek eigenlijk tot de familie van de eenden behoort, hoewel hij daar in gedrag en uiterlijk sterk van afwijkt.

Met z’n gestroomlijnde lichaam en krachtige vleugelslagen is de grote zaagbek een uitstekende zwemmer én vlieger. Het mannetje is met name tijdens het broedseizoen niet te missen door zijn prachtige zwarte kop met helderwitte flanken; een schouwspel dat natuurliefhebbers maar al te graag willen zien. Vrouwtjes daarentegen hebben een meer ingetogen bruin verenkleed, waardoor ze goed gecamoufleerd zijn als ze op hun nest zitten tussen het riet.

Als je aan de oever van een meer of rivier staat, kun je geluk hebben en getuige zijn van hoe deze vogels duiken naar vis – hun voornaamste voedselbron. Hun unieke snavel speelt hierbij een cruciale rol: dankzij de scherpe ‘tanden’ kunnen ze glibberige prooien stevig vasthouden. De grote zaagbek leeft meestal in kleine groepjes, maar soms ook solitair, afhankelijk van het seizoen en beschikbaarheid van voedsel.

De grote zaagbek is een fascinerende watervogel wiens leefgebied zich uitstrekt over Noord-Europa, Azië en Noord-Amerika. Deze vogels geven de voorkeur aan koude waterrijke gebieden zoals meren, rivieren en kustgebieden. Wat vooral interessant is, is dat ze tijdens het broedseizoen vaak te vinden zijn in zoetwater. Ze hebben een opvallend migratiepatroon dat varieert afhankelijk van hun locatie. Zo zullen bijvoorbeeld de grote zaagbekken die in Scandinavië verblijven, naar West-Europa of de Middellandse Zee trekken om te overwinteren.




3. (maart 2020): De fuut is een middelgrote watervogel met een kenmerkende verschijning. Zowel het mannetje als het vrouwtje hebben een lange slanke hals en een spitse snavel. Het mannetje heeft een donkere kastanjebruine kop en nek, een zwarte rug en bovendelen, en een witte onderkant. Tijdens het broedseizoen ontwikkelt het mannetje ook een opvallende kuif op zijn achterhoofd. Het vrouwtje heeft een bruine kop, nek en rug, met een lichtere onderkant. Ze heeft geen kuif zoals het mannetje.

De fuut is een watervogel en geeft de voorkeur aan leefgebieden met zoet water, zoals meren, vijvers, moerassen en langzaam stromende rivieren. Ze kunnen ook worden aangetroffen in brakke wateren, maar vermijden over het algemeen gebieden met zout water. De fuut is goed aangepast aan het leven in het water en is een uitstekende zwemmer en duiker.

De voortplanting van de fuut omvat verschillende interessante gedragingen. Tijdens het baltsritueel zwemmen de mannetjes en vrouwtjes in elkaars buurt en maken ze verschillende bewegingen en geluiden om elkaar te imponeren. Het paren gebeurt meestal op het water. Na de paring legt het vrouwtje meestal 3-7 eieren in een drijvend nest, gemaakt van plantaardig materiaal en verankerd aan riet of andere vegetatie in het water.

Het broedseizoen van de fuut vindt meestal plaats in het voorjaar en de zomer, afhankelijk van de regio. Beide ouders zorgen voor de eieren en de jongen na het uitkomen. De jongen kunnen binnen enkele dagen na het uitkomen zwemmen en duiken.




4. (maart 2020)… meerkoet: De meerkoet is te vinden op grote wateren, plassen en meren, maar ook in parken, grachten en sloten. Hij komt voor in Europa, Noord-Afrika, Azië en Australië. In Nederland is het een algemene broedvogel. Buiten de broedtijd komen er grote groepen doortrekkers en wintergasten voor.

De meerkoet duikt veel, met name bij het zoeken naar waterplanten. Hij vliegt niet graag, maar hij verplaatst zich liever rennend over het water. Ook bij het opstijgen uit het water wordt eerst een stuk rennend afgelegd. Bij migratie, die meestal 's nachts plaatsvindt, kan hij echter grote afstanden afleggen.

Het nest wordt aan de waterkant gebouwd van riet en waterplanten, maar ook van drijvend afval zoals stukken papier of plastic. In een nest worden 5 tot 10 grijswitte tot zandkleurige eieren met bruinzwarte vlekjes en puntjes uitgebroed in een tijdsbestek van 21 tot 25 dagen. De jongen worden door beide ouders begeleid en kunnen na ongeveer 8 weken vliegen. Overleeft van een nest slechts een enkel jong of zelfs geen (omdat de jongen een gewilde prooi zijn voor reigers, meeuwen en snoeken), dan doen de ouders een volgende poging. Per broedseizoen doen de ouders 2 tot 3 pogingen een nest jongen groot te brengen. Een meerkoet wordt gemiddeld tien jaar oud.




5. (maart 2020) … raaf: De raaf, ook wel bekend onder zijn Latijnse naam Corvus corax, is een grote en imposante vogel die behoort tot de kraaienfamilie. Met zijn glanzende zwarte verenkleed, krachtige snavel en indrukwekkende grootte is de raaf een opvallende verschijning in het Nederlandse landschap.

De raaf is een monogaam dier en vormt vaak een paar voor het leven. Het broedseizoen begint in het vroege voorjaar, meestal in maart. Het nest van de raaf wordt gebouwd op hoge bomen, rotsen of kliffen. Het vrouwtje legt meestal 3 tot 7 eieren, die door beide ouders worden uitgebroed. Na ongeveer 20 tot 25 dagen komen de jongen uit het ei. Beide ouders zorgen voor de jongen en brengen hen voedsel.



Rietorchis

Paarse Morgenster

Koekoeksbloem




6, (maart 2020)… De ree is klein: schouderhoogte ongeveer 70 cm. Het gewei is ook klein en wordt niet veel langer dan 25 cm en heeft onder normale omstandigheden nooit meer dan drie zijtakken per stang. Het gewicht ligt rond de 25 kg: een waarde die sterk afsteekt tegenover het gewicht van het Edelhert.


In de schemering komen reeën tevoorschijn uit de bescherming van de bossen. Ze trekken dan naar de weides en velden. Ze gaan in kleine groepjes op zoek naar voedsel. Met planten vullen ze hun voeding aan, die verder bestaat uit wilde vruchten, kruiden, bladeren en knoppen bestaat. Reeën zijn herkauwers. Ze slikken hun voedsel snel door om het later, beschermd in het bos, rustig te herkauwen en te verteren. Reeën zien alles zeer goed bewegen, maar ze kunnen nog beter ruiken. Ze kunnen een mens al op 300 meter afstand ruiken. Ook hun gehoor is prima.





onderstaande foto's (26 februari 2022)






7. ( maart 2020) roodborsttapuit: De roodborsttapuit is een vrij kleine zangvogel, ongeveer 12cm lang. In de broedtijd heeft het mannetje een zwarte kop en witte vlekken op de zijkant van de hals en een oranje borst. De bovenzijde is donkerbruin. Het vrouwtje is van boven bruin gekleurd, ook op de ko, zonder de witte halsvlekken. Ze is minder fel oranje gekleurd op de borst. Onvolwassen vogels zijn eveneens bruin gekleurd met een soort donkerbruin schubbenpatroon. De roodborsttapuit is een insecteneter.
Recent kent deze soort een opleving, mogelijk door de zachtere winters en de verruiging van duin- en heidegebieden. De achteruitgang in de laatste decennia van de Roodborsttapuit in cultuurland heeft te maken met intensief grondgebruik. Er verdwenen veel ruige hoekjes en verder is veel grasland omgezet in maïsvelden. Die zijn volstrekt ongeschikt als foerageer- of nestbiotoop voor de Roodborsttapuit. Het bermbeheer, wel of niet maaien en spuiten in de broedtijd, is van grote invloed op de soort. In duinen en natuurgebieden is de soort gevoelig voor veranderingen in terreinbeheer. De Roodborsttapuit gaat achteruit bij verbossing en te intensieve begrazing, en gaat vooruit bij tegengaan van verbossing en lichte begrazing.

Foto onder: (17 maart 2023) Roodborsttapuit vrouw - Foto's boven Roodborsttapuit man.





8. (mei 2020)… rietzanger: Als vogelliefhebber ben ik altijd gefascineerd door de verscheidenheid aan soorten die onze natuur rijk is. De rietzanger is zo’n soort die mijn aandacht heeft getrokken. Deze kleine, maar opmerkelijke vogel is een ware meester in het verbergen tussen het riet van moerassen en wetlands. Met zijn bruin gestreepte verenkleed en een opvallend wenkbrauwstreep blendt hij naadloos in met zijn omgeving.

Het leefgebied van de rietzanger strekt zich uit over grote delen van Europa en Azië, waarbij ze in de winter naar Afrika trekken. Hun gezang, dat bestaat uit een reeks scherpe tonen afgewisseld met trillers en ratels, weerklinkt vaak lang voordat je deze vliegkunstenaar daadwerkelijk spot. Het observeren van rietzangers vereist geduld en oplettendheid; hun verschijning is even vluchtig als fascinerend.

Rondtrekken doen deze vliegertjes ook; ze overwinteren namelijk in Afrika ten zuiden van de Sahara. Dit migratiegedrag betekent dat ze elk jaar duizenden kilometers afleggen, wat best indrukwekkend is voor zo’n klein beestje. De terugkeer naar Nederland start gewoonlijk in april en mei, waarbij het mannetje arriveert om een territorium te vestigen.




9. kneu: De kneu is een zangvogel uit de familie van vinkachtigen. Het 13,5 cm lange mannetje is te herkennen aan het rood van kruin en borst, meestal is de kleur afgedekt door de grijze veerranden. Het dier heeft een grijsbruine kop. De rug en mantel zijn kastanjebruin. De donkerbruine staart heeft witte randen. Het vrouwtje is over het geheel wat meer streperig getekend dan de man.







10. watersnip: De lange snavel van de Watersnip heeft zachte grond nodig om in te boren. Daarom nestelen Watersnippen alleen in natte graslanden op veengronden, gemaaide rietlanden. Bolwerken, zoals in de Zaanstreek en Noordwest-Overijssel zijn zeldzaam geworden. Dat heeft alles van doen met ontwatering. Hierdoor neemt de soort al vele tientallen jaren in aantal af en komt hij in boerenland alleen voor indien het waterpeil kunstmatig hoog gehouden wordt. De ooit forse Nederlandse broedpopulatie, die rond 1970 mogelijk 10.000 paartjes telde, is gedecimeerd en de soort is verdwenen uit grote delen van het land.
Doortrekkende Watersnippen zijn afkomstig uit een gebied dat tot diep in Rusland reikt. Een deel overwintert bij ons, de meeste trekken door naar de Britse Eilanden en Zuidwest-Europa. Tussen half juli en begin mei kunnen grote aantallen Watersnippen verschijnen in gebieden met ondiep water, modderige plekken en veel dekking. De aantallen zijn het hoogst van half september tot half november en in maart en begin april.






11. 20 november 2020...Wulp: De wulp is de grootste steltlopersoort van onze contreien en heeft ook de langste snavel. In het voorjaar heeft hij een prachtige baltszang met aanzwellende fluittonen en lang aangehouden trillers. Laat dit horen tijdens een baltsvlucht, waarbij hij na een kort boogje met snelle vleugelslagen uitzweeft op stilgehouden vleugels. Nederland is zowel in als buiten de broedtijd een belangrijk land voor de wulp.

Foto's onder...10 april 2023







12. (5 mei 2021) Rosse grutto vrouw): Lange, iets opgewipte snavel. Kortere poten dan grutto. Geen vleugelstrepen en geen zwart-witte staart als grutto, maar gebandeerd. Lichte stuit. Lange vleugels zijn in vlucht opvallend, poten steken nauwelijks buiten staart uit. Mannetje is in zomerkleed van kop tot onderstaart warm roodbruin ("ros") getekend; vrouwtje is veel lichter. In winterkleed vrijwel wit van onderen en lichtbruin van boven. Vaak in grote groepen op het wad.







13. (2 juni 2021) De fitis is een van de vroegst wegtrekkende zomervogels. Het gros van onze broedvogels heeft Nederland nu zelfs al verlaten. Vanaf half augustus trekken vooral Scandinavische vogels door, op weg naar tropisch Afrika. Erg veel merk je er niet van. De fitis verdwijnt als een dief in de nacht.

De verwante tjiftjaf broedt tweemaal in een seizoen. Maar de fitis slechts éénmaal en al in juli kunnen fitissen opduiken op plaatsen waar ze niet broeden. Het zijn onopvallende groengele, insectenetende zangvogels, die af en toe een zacht, vloeiend tweelettergrepig “dju-wíe” laten horen en daardoor hun aanwezigheid verraden. Vaak zijn het jonge vogels en het loont zeker de moeite om er een goed te bekijken, want het zijn beauty’s. Een jonge fitis is mooi zachtgeel van de onderzijde en heeft een opvallend getekend koppatroon met een gele wenkbrauwstreep en een duidelijke oogstreep. In vergelijking met de tjiftjaf heeft hij duidelijk langere vleugels.

Foto's onder: 9 juni 2021.

Die lange vleugels van de fitis zijn een aanpassing voor de trek, kenmerkend voor lange afstandstrekkers . Alle fitissen uit het immense verspreidingsgebied – van Noordwest-Europa, tot Noord-Scandinavië en Oost-Siberië – overwinteren ten zuiden van de Sahara, in tropisch Afrika. Dat is veel zuidelijker dan de tjiftjaf, die kortere vleugels heeft. Die trekt maar deels ten zuiden van de Sahara; veel tjiffen blijven in Noord-Afrika en in Zuidwest-Europa. De tjiftjaf overwintert zelfs in kleine aantallen in ons land, in tegenstelling tot de fitis. Die wordt in oktober al nog maar zelden gezien.

Eind juli is de trek in volle gang en in augustus hebben onze broedvogels Nederland nagenoeg verlaten.

Vanaf half augustus nemen de aantallen fitissen, vooral in Noordoost-Nederland, weer wat toe, tot er eind augustus, begin september een kleine, tweede trekpiek is. Dit zijn Scandinavische broedvogels die op trek naar het zuidwesten en het zuiden Nederland aandoen. Hoewel die populatie tientallen miljoenen vogels betreft, worden er maar bij ons zelden grote aantallen gezien of gevangen op ringbanen. Uitschieters zijn 22, 23 en 24 augustus 2007, toen er tijdens ringonderzoek resp. 127, 219 en 159 fitissen werden gevangen op Schiermonnikoog. In zo’n situatie spreekt men van een 'fall', die voorkomt als vogels massaal wegtrekken en onderweg bij slecht weer (regen bijvoorbeeld) boven zee de trek moeten afbreken en zo snel mogelijk aan land gaan. Trekdrang bij de fitis is hormonaal bepaald, onder invloed van het afnemen van de daglengte.




14. (2 juni 2021) Grote lijster: De grote lijster is een middelgrote zangvogel met een lengte van ongeveer 24 tot 27 centimeter. Het mannetje en het vrouwtje hebben een vergelijkbaar uiterlijk, maar er is een klein verschil tussen beide geslachten. Het mannetje heeft namelijk een donkergrijs verenkleed met een gele snavel, terwijl het vrouwtje een lichter bruin verenkleed heeft met een donkere snavel. De grote lijster komt voor in Europa, Azië en delen van Noord-Afrika. In Nederland is de grote lijster een algemene broedvogel die vooral te vinden is in bosrijke gebieden, parken en tuinen. Deze vogelsoort mijdt juist open gebieden zoals weilanden en akkers.

De grote lijster begint met broeden in het voorjaar. Het mannetje zingt uitbundig om een partner aan te trekken en een territorium te verdedigen. Het nest van de grote lijster wordt gebouwd in bomen, struiken of op de grond. Het vrouwtje legt gemiddeld vier tot zes eieren die ze gedurende ongeveer twee weken uitbroedt. Beide ouders nemen deel aan het voeren van de jongen totdat ze vlieg vlug zijn.

Het broedseizoen van de grote lijster begint in april en loopt tot juli. Tijdens deze periode zijn de vogels het meest actief en laten ze hun zangkunsten horen. Na het broedseizoen verlaten de jongen het nest en verspreiden ze zich over het leefgebied.






15. (10 juni 2021) Rietgors: Het mannetje heeft de kop en keel mooi zwart met een brede witte nekkraag. Rug roodbruin met zwarte vlekken, op de vleugels mooi bruin, onderzijde van het lichaam bijna wit. Het wijfje heeft alleen aan de keel een paar zwarte zijstrepen, de kop heeft dezelfde kleur en tekening als de rug.

Een rietgors heeft een grootte van gemiddeld 14 tot 15 cm en is daarmee ongeveer net zo groot als een huismus en vink. De rietgors is misschien we de bekendste gorzensoort in Nederland en ze komen bij ons dan ook voor als broedvogel, overwinteraar en doortrekker. De meeste rietgorzen die bij ons broeden overwinteren in het zuiden, maar sommigen blijven ze ook hier tijdens de winter.

De Rietgors vertoont zich veel en graag aan begroeide waterkanten, zelfs aan vrij kleine heideplasjes. Het meest in de veenplassen, waar het mannetje door het zwart met wit van kop en staart al dadelijk de aandacht trekt. Hij zit graag te zingen op lage struiken. De meeste rietgorzen komen in Maart, vertrekken in Oktober, maar overal blijven er ook vrij veel overwinteren en dan zijn ze vaak in troepjes bijeen.

De gemiddelde levensduur is ongeveer 3 jaar. De maximale leeftijd gemeten vanaf het ringen was 9 jaar, 11 maanden en 18 dagen (vastgesteld in 1978).

Nesten worden meestal gebouwd op de grond of op de basis van een struik (soms tot 4 meter hoog in de struik). Vrouwtjes bouwen de nesten zelf uit een mengsel van twijgen, gras, rietstengels en mos. Ze worden dan bekleed met mos, haar, fijnere stengels van planten en rietbloemen. Het broedseizoen is meestal tussen april en eind augustus, maar varieert afhankelijk van de breedtegraad en hoogte.

Een tot drie legsels van 4-5 eieren worden elk jaar Incubatietaken worden gedeeld tussen beide ouders voor een periode van meestal 13 dagen. Eenmaal uitgekomen, worden de kuikens door beide ouders gevoerd. De prille periode ligt tussen de 12 en 14 dagen.







16. (10 juni 2021): De braamsluiper heeft een lengte van ongeveer 13 tot 14 centimeter en een spanwijdte van ongeveer 20 tot 23 centimeter. Het verenkleed van de braamsluiper is overwegend grijsbruin van kleur. Het mannetje heeft een donkere kop met een lichte wenkbrauwstreep en een zwarte keel. Het vrouwtje heeft een lichtere keel en een minder opvallende wenkbrauwstreep.

De braamsluiper komt voornamelijk voor in struikgewas, bosranden en open terreinen met verspreide bomen. Hij houdt van dichte begroeiing waarin hij kan broeden en zich kan verschuilen. In Nederland is de braamsluiper vooral te vinden in de duinen, maar hij komt ook voor in andere delen van het land.

De braamsluiper is monogaam en vormt tijdens het broedseizoen een paar. Het vrouwtje bouwt een nest van takjes, gras en mos, meestal laag tegen de grond in dicht struikgewas of braamstruiken. Het vrouwtje legt gemiddeld 4 tot 6 eieren, die ze zelf bebroedt. Na ongeveer 12 tot 14 dagen komen de eieren uit en worden de jongen gevoed door beide ouders. Het broedseizoen van de braamsluiper begint in april en duurt tot juli. Tijdens deze periode is de braamsluiper het meest actief en laat hij zijn zang horen om een partner aan te trekken en zijn territorium te verdedigen. Na het broedseizoen trekt de braamsluiper naar het zuiden om te overwinteren.

Tijdens het broedseizoen bouwt het vrouwtje een nest van takjes, gras en mos
Het vrouwtje legt gemiddeld 4 tot 6 eieren. De eieren komen na 12 tot 14 dagen uit.De jongen worden door beide ouders gevoed.




17. (16 juni 2021): De zanglijster heeft een lengte van ongeveer 23 centimeter en een spanwijdte van 33-36 centimeter. Het verenkleed van de zanglijster is overwegend bruin van kleur. Mannetjes en vrouwtjes hebben over het algemeen een vergelijkbaar uiterlijk, maar er zijn enkele kleine verschillen. Zo heeft het mannetje vaak een iets donkerdere borst en keel dan het vrouwtje. Daarnaast hebben beide geslachten een opvallende lichte oogring.

De zanglijster komt in vrijwel heel Nederland voor en is te vinden in diverse leefgebieden. Ze voelen zich vooral thuis in bosrijke gebieden, parken, tuinen en heggen. Daarnaast zijn ze ook te vinden in agrarisch gebied, open landschappen en zelfs in stedelijk gebied. De zanglijster is een trekvogel en overwintert voornamelijk in Zuid-Europa en Noord-Afrika.

De zanglijster begint met broeden in het voorjaar. Ze bouwen hun nesten meestal laag in struiken of bomen, goed verstopt tussen bladeren en takken. Het nest wordt gemaakt van takjes, gras en modder, en wordt bekleed met fijne grassen en wortels. Het vrouwtje legt meestal 3 tot 5 eieren, die ze gedurende ongeveer 13 dagen bebroedt. Beide ouders zorgen voor het uitbroeden van de eieren en het voeden van de jongen.

Het broedseizoen van de zanglijster begint meestal in april en duurt tot in juni. Gedurende deze periode zijn zanglijsters erg territoriaal en verdedigen ze hun nest en broedplaats agressief tegen indringers. Na het broedseizoen trekken veel zanglijsters naar het zuiden om te overwinteren.




18. (9 juni 2021): De tjiftjaf is een kleine vogel met een lengte van ongeveer 11 centimeter. Hij heeft een olijfgroene rug en een lichtgele buik. Opvallend zijn de donkere oogstreep en de lichte wenkbrauwstreep. Het mannetje en het vrouwtje hebben een vergelijkbaar uiterlijk, maar het mannetje kan soms een iets intensere kleur hebben. De tjiftjaf voedt zich voornamelijk met insecten en kleine spinnetjes. Hij zoekt zijn voedsel in de bomen en struiken door actief te foerageren. De tjiftjaf kan ook nectar drinken uit bloemen, vooral tijdens de trekperiode. Hierdoor kan hij soms verward worden met andere vogelsoorten die gespecialiseerd zijn in het drinken van nectar.

De tjiftjaf begint in het voorjaar met het bouwen van zijn nest. Het nest wordt gemaakt van takjes, gras en mos en wordt meestal goed verborgen tussen de bladeren van een boom of struik. Het vrouwtje legt gemiddeld 5 tot 6 eieren, die ze gedurende ongeveer 13 dagen uitbroedt. Beide ouders nemen deel aan het broeden en het voeren van de jongen. Het broedseizoen van de tjiftjaf begint in april en duurt tot juli. Tijdens deze periode is de tjiftjaf actief op zoek naar een partner en het bouwen van een nest. Na het broedseizoen vertrekken de meeste tjiftjaffen naar warmere gebieden voor de winter.








19. (16 juni 2021): De witte kwikstaart is een kleine vogel met een slanke lichaamsbouw. Hij heeft een opvallend witte buik en borst, terwijl zijn rug en vleugels een grijze tot zwarte kleur hebben. De mannetjes hebben vaak een donkere kop en zwarte kin, terwijl de vrouwtjes een lichtere kleur hebben. Deze vogel heeft lange poten en een lange staart die hij op en neer beweegt terwijl hij loopt, wat een kenmerkend gedrag is van de witte kwikstaart.

De witte kwikstaart komt voor in verschillende leefgebieden, waaronder graslanden, moerassen, rivieroevers en akkers. Deze vogel is vaak te vinden in de buurt van water, waar hij op zoek gaat naar insecten en andere kleine prooien. De witte kwikstaart is een trekvogel en brengt de wintermaanden door in warmere gebieden, zoals delen van Afrika.

De voortplanting van de witte kwikstaart vindt plaats in de lente en zomer. Het mannetje maakt een nest op de grond, vaak verborgen in gras of struiken. Het vrouwtje legt gemiddeld 4-6 eieren en broedt ze uit gedurende ongeveer 12-14 dagen. Na het uitkomen worden de jongen gevoed door beide ouders en verlaten ze het nest na ongeveer 14-16 dagen.

Het broedseizoen van de witte kwikstaart loopt van april tot juli. Tijdens deze periode zijn de mannetjes erg actief en vertonen ze territoriaal gedrag. Ze zingen vaak om hun aanwezigheid aan te kondigen en proberen vrouwtjes aan te trekken.



De wilde eend heeft een opvallend uiterlijk, vooral bij de mannetjes. Het mannetje, ook wel de woerd genoemd, heeft een prachtige groene kop, een witte halsring en een kastanjebruine borst. De rest van zijn lichaam is overwegend grijs. De vrouwtjes, ook wel eenden genoemd, zijn minder felgekleurd. Ze hebben een bruine kleur met donkere strepen op hun verenkleed. Beide geslachten hebben een kenmerkende blauwe vleugelspiegel, die goed te zien is tijdens de vlucht.

De wilde eend komt voor in een breed scala aan leefgebieden, waaronder meren, rivieren, moerassen, vijvers en zelfs parken en tuinen. Ze zijn zeer aanpasbaar en kunnen zich gemakkelijk aanpassen aan verschillende omgevingen. Ze hebben ook de neiging om in de buurt van mensen te leven, waardoor ze vaak te zien zijn in stedelijke gebieden.

De wilde eenden hebben een interessant voortplantingsgedrag. Ze vormen meestal monogame paren, wat betekent dat ze een partner voor het leven kiezen. Het broedseizoen begint in de lente en tijdens deze periode bouwen de vrouwtjes nesten op de grond, vaak verborgen tussen het riet of in dichte vegetatie. Het vrouwtje legt gemiddeld 8-12 eieren, die ze alleen bebroedt. Het mannetje bewaakt het nest en beschermt het territorium. Het broedseizoen van de wilde eend begint meestal in maart en loopt tot juni. Tijdens deze periode zijn de mannetjes erg territoriaal en verdedigen ze hun partner en nest agressief tegen andere mannetjes. Na ongeveer 28 dagen komen de eieren uit en worden de kuikens geboren. Ze zijn meteen in staat om te zwemmen en te foerageren, maar worden nog steeds door hun ouders beschermd.




21 (16 juni 2021): De heggenmus heeft een lengte van ongeveer 14 centimeter en weegt gemiddeld 20 gram. Het verenkleed van de mannelijke heggenmus is donkergrijs van kleur, terwijl het verenkleed van het vrouwtje bruin is. Beide geslachten hebben een opvallende roodbruine staart, die ze vaak omhoog houden. De heggenmus heeft een spitse snavel en relatief lange poten.

De heggenmus komt voor in verschillende leefgebieden, zoals bossen, parken, tuinen, heggen en struikgewas. Ze zijn vaak te vinden in dichtbegroeide gebieden met voldoende schuilplaatsen. Heggenmussen zijn standvogels, wat betekent dat ze het hele jaar door in Nederland blijven.

De heggenmus vormt monogame paren, wat betekent dat ze een partner voor het leven hebben. Het mannetje bouwt een nest, meestal laag bij de grond, in struiken of heggen. Het nest is gemaakt van grassen, mos en bladeren, en wordt bekleed met fijne materialen zoals haar en veertjes. Het vrouwtje legt gemiddeld 4 tot 5 eieren, die ze gedurende 12 tot 15 dagen bebroedt. Beide ouders zorgen voor de jongen en voeden ze met insecten. Het broedseizoen van de heggenmus begint in april en loopt tot augustus. In deze periode zijn de heggenmussen het meest actief en zichtbaar. Ze zingen dan volop en zijn druk bezig met het bouwen van nesten en het grootbrengen van hun jongen.




22. (16 juni 2021): De groenling is een dikke, forse zaadeter met een stierennek. Met zijn krachtige snavel kan de vogel gemakkelijk harde zaden kraken. De groenling eet hoofdzakelijk zaden van kruiden, struiken en bomen. Rozenbottels (van rimpelroos en hondsroos) zijn erg in trek. Op de voedertafel worden vooral zonnebloempitten en ongezouten pindas gegeten. De stevige snavel wordt gebruikt om de zaden te kraken. Dat doen ze op een bijzondere manier: de vogel trilt de zaden in de snavel terwijl hij die ronddraait. Hierdoor komt de vrucht los uit de schil. De vrucht wordt opgegeten, het omhulsel niet.

Groenlingen maken vaak een nest in het oud nest van een andere soort. Vooral het vrouwtje staat in voor de nestbouw. Het bouwen van een nest duurt doorgaans acht à twaalf dagen. Een legsel bestaat gemiddeld uit vier tot zes eieren. In grote delen van Europa houden groenlingen er twee legsels per jaar op na. Het uitbroeden van de eieren duurt twaalf dagen. Die taak wordt alleen door het vrouwtje uitgevoerd. Het mannetje helpt wel bij het voederen van de jongen. Mannetjes groenling paren vaak met meerdere vrouwtjes in eenzelfde broedseizoen. Eén mannetje kan er uitzonderlijk zelfs vijf vrouwtjes tegelijk op na houden.




23. (16 juni 2021) Bosrietzanger: Een vogeltje dat sprekend lijkt op de kleine karekiet is de bosrietzanger. Er zijn natuurlijk wel enige verschillen maar die zijn zo gering, dat ze op afstand niet te zien zijn. Bij de bosrietzanger zijn de pootjes lichter, meer vleeskleurig, de bovenzijde is licht bruin en de onderkant is een tikje lichter. Een uitstekend onderscheidskenmerk is de zang. Deze is bij de bosrietzanger zeer gevarieerd en buitengewoon melodieus. Tijdens het voordragen van het lied houdt de bosrietzanger zich niet schuil, maar zit hij graag op een uitstekende tak of iet dergelijks, zoals de rietgors dit pleegt te doen. Ook kan hij als de beste imiteren. De rietzanger is niet zo schuw als de karekieten. De naam bosrietzanger is een beetje misleidend, want dit vogeltje is namelijk in het geheel niet aangewezen op rietvelden, zoals de de kleine karekiet. Hij geeft de voorkeur aan laag struikgewas in een vochtige omgeving. Vooral wilgen-en elzenbosjes aan de waterkant, waar een weelderige plantengroei is, hebben zijn speciale aandacht. Ook houdt hij zich wel op in korenvelden. Maar naar gelang de zomer voortschrijdt, wordt het voedsel schaarser en omstreeks midden van september zoeken ze betere oorden op. Ze vertrekken naar de uitgestrekte savannen van oostelijk Afrika.














24. (27 februari 2022) Baardman: Baardmannetjes hebben hun verspreidingsgebied van Mantsjoerije via Centraal-Azië en het nabije Oosten tot Europa. De vogels broeden ook in Engeland, Nederland, België, Frankrijk, Spanje, Noord -Duitsland en Oostenrijk. Hun leefgebied bestaat uit rietvelden langs de oevers van meren en met riet begroeide moerasranden. Tijdens de broedperiode leven ze in paren. In de winter vormen ze grotere groepen. De baardman heeft een oranjebruine kleur en een lange staart. Het mannetje heeft opvallende baardstrepen en een grijze kop. Juveniel lijkt op vrouwtje maar dan met een zwarte rug.




25. (30 mei 2022) Gele Kwikstaart: In Europa vinden we ook een geel kwikstaartje dat heel sierlijk is gebouwd. In Zuid-Europa worden deze vogels gedurende vele maanden van het jaar waargenomen. Ze komen echter later aan dan de witte kwikstaarten., meestal tegen het einde van de maand april of begin mei. Ze blijven dan een paar maanden en vertrekken in de maand augustus, of op zijn laatst in september. Vaak komen ze al in Afrika aan, als de andere kwikstaarten nog in onze streken vertoeven. De meeste gele kwikstaarten kiezen voor hun winterverblijf een land als Egypte uit, maar er zijn er ook die tot Midden-Afrika gaan.







26. (28 augustus 2022) Kemphaan: Middelgrote steltloper met veel gedaanten. Typische vorm door relatief groot lichaam, vrij lange hals en middellange, iets omlaag gebogen snavel. Witte vlakken aan staartzijden, weinig opvallende vleugelstrepen. De mannetjes hebben in het voorjaar een opvallende kraag en oorpluimen en zijn zeer divers in kleur en tekening. De kleinere vrouwtjes zijn licht- of donkerbruin en hebben oranje poten.
Buiten de broedtijd natte en drogere graslanden, slikvlakten, ondiepe wateren. Meer aan zoet dan aan zout water. De vogeltrek is over een breed front naar zuidwest, richting tropisch Afrika, vooral van juli-september. Overwintert in zachte winters ook in Nederland.







27. ( 18 maart 2023) Scholekster: Op de weilanden ontmoet u stellig bonte piet, de scholekster. De Scholekster ontwikkelt zich van strand- en duinvogel, via weidevogel tot, incidenteel, stadsvogel. Tot 1930 was de Scholekster vrijwel alleen aan de kust te vinden. Langs het strand werd op mosselen en andere schelpdieren, krabbetjes en kreeftjes gefoerageerd, in de duinen stonden insecten op het programma. Overbevissing van de mosselbanken en mechanische kokkelvisserij dreven de voedselzoekende vogels aan het eind van de vorige eeuw naar goed beweide (natte) graslanden en akkers, met regenwormen en rupsen.

Wanneer de intentievering van de landbouw toeslaat, wordt de stap gezet naar de plantsoenen en sportvelden in en bij de stedelijke bebouwing, op zoek naar wormen uit de vaste graszoden. In de stad vindt de Scholekster broedgelegenheid op platte daken van gebouwen als alternatief voor het natuurlijke broedbiotoop. Deze broedvogels verlaten hun gebied na het broedseizoen en trekken dan naar het Wadden- of het Deltagebied.




28. (18 maart 2023) Nijlgans: Een van de leukste waarnemingen in Egypte: de Nijlgans, zoals het hoort: aan de Nijl, meldt een vogelaar op reis. De Nijlgans is een exoot: een soort die met behulp van de mens, al of niet opzettelijk, is geïntroduceerd en niet tot de oorspronkelijke avifauna behoort.

De Nijlgans is schuw en waakzaam. Het is een solitaire vogel. Het nest hoeft niet aan de waterkant te liggen, zo wordt er in boomnesten van o.a. Zwarte Kraai of zelfs in hoge nestkasten van bijvoorbeeld de Torenvalk, enkele honderden meters van het water af, gebroed.

In Nederland zijn eieren te vinden tussen februari en juni, en jongen vanaf maart tot in juli. Zoals bij alle ganzen en zwanen is er één legsel per jaar.

Sinds 1975 broedt de Nijlgans in Nederland. In korte tijd is deze gans in Nederland algemeen geworden. Tegenwoordig is deze verwilderde, uitheemse vogelsoort in ons landschap een gevestigde soort, al heeft hij zich nog niet zo snel aangepast als de Grote Canadese Gans, een andere exoot.




29. (18 maart 2023) Krakeend: Het broertje van de wilde eend is het hele jaar in ons land te vinden. Overal het algemeen ziet de mannelijke krakeend er anders uit dan de wilde eend. De mannelijke krakeend heeft namelijk een veel minder opvallend uiterlijk. Deze eend heeft namelijk een bruine kop met een zwart achterste. Hier en daar heeft de krakeend wat lichtbruine veren, zoals in de staart en op de vleugel, maar de rest van het lichaam is grijs. De snavel is donkergrijs. Tussen de mannelijke en vrouwelijke krakeend zitten een aantal verschillen. De vrouwelijke krakeend vertoont veel overeenkomsten met de vrouwelijke wild eend. Zo hebben ze ook een bruin verendek. De vrouwelijke krakeend heeft echter ook witte accenten op de buik en oranje snavel, die hen onderscheid van de vrouwelijke wilde eend. Gemiddeld is de krakeend zo’n 51 centimeter groot.

Je vindt de krakeend in de meer gematigde regio’s van Europa. Zo komen ze niet voor in het hete zuiden, zoals Spanje, en het koude noorden, zoals Scandinavië. In Nederland is de krakeend in de laatste decennia sterk toegenomen in aantal. Krakeenden broeden het liefst langs een kanaal of een meer, met een langzame zoetwater stroom. Ze maken dan vaak gebruik van de ruige vegetatie in dit soort gebieden, zodat de nesten veilig blijven. De krakeend lijkt voorkeur te geven aan gebieden die door de mens naar eigen hand zijn gelegd. Denk dan bijvoorbeeld aan grote open wateren in polders, waar dammen in geplaatst zijn. Dit kan te maken hebben met het ecosysteem dat op deze plekken ontstaat, zoals de groei van wieren. Je vindt de krakeend dus het meest in de waterrijke gebieden in het westen en noordwesten van Nederland, met name in de polders. De krakeend is echter wel een trekeend. Dit houdt in dat hij zich meestal in de winter naar warmere oorden verplaatst. Vooral krakeenden uit de noordelijke regio’s van het verspreidingsgebied vertrekken naar het zuiden. De krakeenden in het zuiden blijven meestal op hun plek. Krakeenden in midden Europa vertrekken zelfs helemaal naar het noorden van Afrika.

Het broedseizoen van de krakeend begint laat in de lente maar loopt door tot aan het begin van de zomer. Ze maken hun nest vaak op de grond, een stukje van het water af en verstoppen het nest goed. Ze maken daarbij gebruik van dichte grassen en bladeren. Tussen mei en juli legt de krakeend gemiddeld 10 eieren. Het duurt dan zo’n 25 dagen voordat de eieren uitkomen. Na 50 dagen kunnen de jonge krakeenden zelf vliegen. Omdat de krakeend vaak in groepsverband of in paren broedt, leggen ze hun eieren ook wel eens in een ander nest. Wil je de krakeend een handje helpen? Wanneer je dicht in de buurt van het water woont, dan kun je ervoor kiezen om een eendenkorf te plaatsen. Deze korven kunnen het broedsucces van de krakeend vergroten, zeker als ze in de buurt van of zelfs boven het water geplaatst worden. Zorg dan dat de eendenkorf zelf beschut is, maar de aanvliegroute voor de eenden vrij is.






30. (10 april 2023): De Kokmeeuw is een vogelsoort die veel voorkomt in Nederland. Deze elegante vogel is te herkennen aan zijn witte verenkleed, grijze vleugels en zwarte kop. In de zomer hebben de volwassen kokmeeuwen een donkerbruine kap op hun kop, terwijl de jonge vogels nog een volledig bruin verenkleed hebben. Het uiterlijk van de mannelijke en vrouwelijke kokmeeuw is vrijwel identiek. Ze hebben beiden een lengte van ongeveer 37 centimeter en een spanwijdte van ongeveer 96 centimeter. De volwassen vogels hebben een zwarte snavel, terwijl de jonge vogels een donkergrijze snavel hebben. De poten van de kokmeeuw zijn roze.

Kokmeeuwen komen voor in verschillende habitats, zoals kustgebieden, meren, rivieren en moerassen. Ze broeden vaak in kolonies op kleine eilandjes of in rietvelden. In de winter trekken veel kokmeeuwen naar het zuiden, waar ze langs de kusten en binnenwateren verblijven.

Kokmeeuwen broeden in kolonies, vaak op kleine eilandjes of in rietvelden. Het nest wordt gebouwd op de grond of in bomen, en bestaat uit takjes, gras en ander plantaardig materiaal. Het vrouwtje legt meestal 2-3 eieren, die in ongeveer 25 dagen worden uitgebroed. Beide ouders zijn betrokken bij het broeden en het grootbrengen van de jongen.

Het broedseizoen van de kokmeeuw begint in april en duurt tot augustus. Tijdens deze periode zijn de vogels het meest actief en worden er veel geluiden gemaakt.




31. (10 april 2023): De kievit is een middelgrote vogel met een opvallend zwart-wit verenkleed. De mannetjes en vrouwtjes hebben een vergelijkbaar uiterlijk, maar er zijn enkele subtiele verschillen. Zo heeft het mannetje vaak een iets langere kuif en een iets grotere borstband dan het vrouwtje. De kievit heeft lange poten en een lange, rechte snavel, waarmee hij zijn voedsel uit de grond kan halen.

De kievit komt voornamelijk voor in open gebieden, zoals weilanden, akkers en moerassen. Hij is goed aangepast aan het leven op het platteland en kan zich prima redden in agrarisch gebied. De kievit is een trekvogel en brengt de winter door in Zuid-Europa en Noord-Afrika.

De kievit is monogaam en vormt vaak langdurige paren. Het broedseizoen begint in maart, wanneer de kieviten terugkeren naar Nederland na hun overwintering. Het mannetje voert dan indrukwekkende baltsvluchten uit, waarbij hij met snelle vleugelslagen en duikvluchten pronkt voor het vrouwtje. Het vrouwtje legt meestal 4 eieren, die ze in een ondiep kuiltje op de grond legt en bebroedt. Beide ouders broeden de eieren uit en zorgen samen voor de jongen.

Het kievit broedseizoen valt in de periode van maart tot juli. Tijdens deze periode zijn de kieviten extra gevoelig voor verstoring, omdat ze hun nesten op de grond bouwen. Het is dan ook belangrijk om tijdens het broedseizoen rekening te houden met de aanwezigheid van kieviten en hun nesten.




32. (20 mei 2023) jonge Grutto: Met zijn grote oranjezwarte snavel en minstens zo lange poten is de grutto een markante verschijning. Deze steltloper heeft witte wenkbrauwen, donkere banden op de buik en toont in vlucht een witte vleugelstreep en witte staartbasis die zwart uitloopt. In tegenstelling tot het vrouwtje heeft de man een meer steenrode kleur. Bij het grijze winterkleed hoort een roze snavel. Zijn naam dankt de grutto aan zijn zang: de fantasierijke vogelaar herkent een 'gruttooo, gruttooo’, waarbij de eerste lettergreep hoog het keeltje van de vogel verlaat.

Via Portugal, Spanje of Italië landen grutto’s eind februari vanuit West-Afrika weer op Hollandse bodem. Nergens in Europa broeden zo veel grutto’s als in Nederland, waar in vochtige gras- een veenladen vanaf eind maart de eerste legsels liggen. In de zachte bodem rondom het nest prikken ze op zoek naar smakelijke insecten met hun lange snavel. ’s Winters houdt de grutto het vegetarisch met een dieet van rijstkorrels. De meeste grutto’s strijken neer in Friesland en in Noord- en Zuid-Holland. Sinds 2015 is de grutto zelfs de nationale vogel van Nederland.

De goed gecamoufleerde grasnesten van de grutto liggen meestal bij elkaar in de buurt, zodat de jonge gezinnen profiteren van waakzame soortgenoten die alarm slaan en vijanden op afstand houden. Grutto’s houden het bij één legsel van drie tot vier eieren per jaar. Eenmaal uit het ei gaan de kuikens direct aan de wandel, op zoek naar insecten, terwijl hun ouders toekijken.

Gruttohoofdkwartieren vind je bij plas-drasgebieden in het Eemland, Waterland en Zuidwest-Friesland. Je herkent ze aan de wakende grutto’s die vanaf hekken en paaltjes de omgeving in de gaten houden. Het einde van de dag is het beste moment om te gaan: de grutto’s komen dan in groten getale bij elkaar.

Het gaat allesbehalve goed met de grutto. Sinds 1990 neemt hun aantal met vijf procent per jaar af, terwijl in Nederland negentig procent van alle broedparen leven. De grutto staat dan op ook de Rode Lijst voor Nederlandse broedvogels. De voornaamste oorzaak van de achteruitgang ligt bij de intensieve melkveehouderij, waarvoor snelgroeiende en eiwitrijke graslanden zijn gecreëerd op plekken waar ooit bloemen en kruiden stonden. Hierdoor ontstaan grote stukken voedselarm land met een laag waterpeil. De onopvallende gruttonesten op deze verarmde graslanden sneuvelen daarnaast snel bij maaipartijen in het voorjaar.




33. (17 juni 2023) Kluut: Een van de opvallendste vogels van zandplaten en-banken, drassige weilanden, opgespoten terreinen is de kluut. Onmiddellijk valt de lange, zwarte, zeer puntige snavel op, die, tegenstelling tot die van de wulp, omhoog gebogen is. De buitengewoon lange poten hebben een blauwgrijze tint. De Kluten houden er een karakteristieke manier van voedsel zoeken op na. Ze maaien met de eigenaardig gevormde snavel door het ondiepe water, door dit lichaamsdeel heen en weer te bewegen. Ze romen op die manier als het ware het watervlak af. Soms echter steken ze de gehele kop onder water en zeven dan het slik om daarin hun voedsel, te bemachtigen. Het gebeurt ook wel dat de vogel zo ver in het water loopt, dat hij geen grond meer onder de voeten voelt, maar ook dat is voor de Kluut geen bezwaar. Tussen de tenen bevinden zich namelijk flinke spanvliezen, die bijna niet onderdoen voor de zwemvliezen van eenden en andere zwemvogels.

Ik heb altijd een beetje medelijden met deze vogels als iemand de nesten nadert. Dan zijn ze op van de zenuwen! De broedende vogel loopt dan doorgaans met grote stappen een eindje van het nest weg, maar dan krijgt hij het pas goed te kwaad! Hij begint door de knieën te knikken, buigt de lange hals naar beneden, zodat de snavel haast over de grond schuift, sleept eerst met de ene, daarna met de andere en tenslotte met beide vleugels over de bodem. Zo te zien zit het arme dier zwaar in de put en is het een en al ellende! Hij doet alsof hij zwaar gewond is, maar al die fratsen zijn niets anders dan een afleidingsmanoeuvre om de indringer bij het nest met eieren weg te lokken.

Doorgaans bestaat het het nest uit niet meer dan een vrij ondiepe kuil in de bodem. Het wijfje legt tussen de drie, vier en soms wel eens vijf eieren. De schalen zijn bruinachtig geel - zandkleurig - met zwartbruine vlekken, stippen, vegen en streepjes.

Als de eieren ongeveer drie en een halve week zijn bebroed, komen de kindertjes op de wereld, niet met omhoog gebogen, maar met rechte snaveltjes. Na betrekkelijk korte tijd komt het familiekenmerk naar voren, waarmee ze later naar hartenlust kunnen oefenen in het ondiepe water.




34. (14 september 2023) Rosse Grutto: In de perioden, dat de grutto's hun broedterreinen hebben verlaten, op weg naar de overwinteringsgebieden, vertoeven aan onze kusten dikwijls enorme troepen nauw verwante familieleden, de Rosse Grutto's. De Rosse Grutto's zijn iets kleiner dan hun 'gewone' neven en nichten. Ze staan echter veel lager op de poten.

De Rosse Grutto dankt zijn naam. aan het kostuum, dat zij gedurende de zomermaanden dragen. Bij het mannetje zijn de kop, de hals en de gehele onderzijde fraai warm roodbruin. De vrouwtjes en ook de jonge, onvolwassen vogels zijn veel doffer getint.

Bij een Grutto in de vlucht steken de stelten een heel eind buiten de staart uit; bij het rosse familielid is dit nauwelijks het geval.

In de wintermaanden valt er van al dat mooie bruin niets meer te bespeuren. Zowel het mannetje als het vrouwtje zijn dan van boven grijsachtig bruin gevlekt en van onderen vuilwit.





35. (15 november 2023): De tureluur dankt zijn naam aan het geluid dat de vogel maakt: ‘tjululuu’ en dat is makkelijk te vertalen naar ‘tureluur’. Hij is altijd te herkennen aan de markante felrode poten en de brede witte achterrand van de vleugels. Er is nauwelijks verschil tussen man en vrouw; het mannetje is echter zwaarder getekend en donkerder. Een niet zo algemene weidevogel, die als niet broedvogel vooral op het wad te vinden is.

Territoriaal en monogaam, maar paren kunnen dicht bij elkaar broeden, in half-kolonies. Nest op grond, meestal goed verborgen tegen een pol gras; vouwt gras over het nest. Legtijd april-juni (in het noorden). Eén broedsel, meestal vier eieren. Broedduur: 23-24 dagen, beide geslachten broeden. Jongen zijn nestvlieders en worden door beide ouders gehoed, maar vaak alleen door het mannetje; vaak ook splitst de familie zich. Jongen vlieg vlug na 23-25 dagen.

Vochtige, kruidenrijke, laat gemaaide graslanden met een pollige structuur en veel slootjes, greppels en plasdras; kwelders; natte, open duinvalleien, heiden en venen. Buiten de broedtijd vooral in zoute milieus, in getijdengebieden (Waddenzee, Delta), maar ook in ondiepe plassen en slikjes in het binnenland.

Grotendeels trekvogel, maar deel IJslandse en West-Europese tureluurs nagenoeg standvogel. Noord-Scandinavische en Russische populaties trekken verst naar het zuiden (West-Afrika); IJslandse populatie overwintert vooral in West-Europa (Waddenzee). Trek over breed front en via de kust naar ZZW, wellicht ook over de Sahara naar West-Afrika. Voorjaars trek van maart- april tot diep in mei (noordelijke broedvogels, als Nederlandse al volop broeden). Najaarstrek van juli tot in september. Trekt vooral ‘s nachts, in voorjaar ook overdag.




36 (6 december 2023) Dodaars 25-29 cm. Kleinste fuut. Heeft stomp achterlichaam, korte nek en korte, relatief dikke snavel. In broedkleed bovendelen donkerbruin met kastanjebruine keel, wangen en voorzijde van nek. Snavelbasis en mondhoek helder geelgroen, opvallende lichte vlekken vormend op overigens donkere kop. Flanken grijzig bruin; onderdelen een mengsel van wit en zwartbruin. Bovendelen 's winters veel bleker, met witte kin en wangen, keel en voorzijde van nek gelig bruin.

Deze kleine fuut zie je makkelijk over het hoofd omdat ze zich vaak goed verschuilen. In het broedseizoen heb je de meeste kans om ze waar te nemen in moerasgebieden en kleine meertjes met veel beschutting, in de winter tref je ze vaak in kanalen of vaarten.

Komt voor in Europa, rond het Zwarte Meer, Zuid-Azië, en Zuid-Afrika. Deels trekvogel. In Nederland vrij schaarse broedvogel, jaarrond aanwezig, wintergast in vrij klein aantal.

In broedtijd allerlei biotopen: alle soorten stilstaand of langzaam stromend zoetwater met voldoende dekking, in open landschap of in bossen; ook in kanalen, langzaam stromende rivieren, delta's en beken. Buiten broedtijd op meer open binnenwateren, riviermondingen en langs de kust.





37. (24 januari 2024) Smient: Zoals zo vaak in de vogelwereld hebben de mannen qua uiterlijk en zang ‘de beste papieren’. Hij is een beauty met zijn kastanjebruine kop met roomgele kruin en voorhoofd; zij is wat bruinig al heeft ook zij een mooie witte buik en aantrekkelijk kleine blauwe snavel. Ze lijkt minder bedeeld, maar dat is behoorlijk uitgekiend. Smienten broeden immers op de grond en weinig verborgen. Het bruine, wat gemêleerde verenkleed zorgt voor camouflage.

Zoals de eerste zwaluw zomer brengt, tekent de komst van de smient het begin van de winter. In het najaar begint het, het melodieuze geluid van overvliegende smienten. Pieuw pieuw pieuw. Fluitend, melancholiek en vrolijk tegelijkertijd. Nu is de tijd om smienten te zien.

Smienten broeden onder meer in Scandinavië en Siberië – en in zeer kleine aantallen in Nederland - en trekken in het najaar massaal naar ons land. De meeste arriveren in oktober, november om in december te pieken. In februari tot april reppen ze zich weer naar hun noordelijke broedgebieden. Zoals nagenoeg alle eenden, maakt ook de smient weinig werk van zijn nest. Meer dan een kuiltje bekleed met wat dons is het niet. Het vrouwtje bebroedt de gemiddeld acht eieren gedurende 24 tot 27 dagen alleen. Een zware klus. Gelukkig hoeft ze de jongen niet te voeden. De kuikens zijn nestvlieders; ze verlaten meteen het nest en foerageren zelfstandig. Na zeven weken zijn ze vlieg vlug.

Smienten zijn zogeheten grondel eenden, net als bijvoorbeeld wilde eenden en slobeenden. Ze foerageren zowel door oppervlakkig ‘te happen’ in het water als half-duikend. Ze kantelen hierbij het lijf, steken dit half onder water en houden alleen ‘het kontje’ boven het water. Een grappig gezicht! Waterplanten vormen slechts een deel van het menu. Net als bij ganzen is ook bij smienten het vette boerengras favoriet. Dat boerengras moet wel afgewisseld worden door grote en kleine waterpartijen. Om zich veilig te voelen (en te zijn) dutten de eenden overdag op het water om in de schemer te verhuizen naar het grasland. Een machtig gezicht en geluid. Smienten zijn vooral ’s nachts in het polderland te horen; het waterrijke lage land in het westen en het noorden. Toch zijn de kleine ‘fluiteendjes’ niet per se aan zoet water gebonden. Een kwart van de wintergasten houdt zich in de delta op.




38. (9 maart 2024) Middelste Zaagbek: De woerd heeft in het broedseizoen een opvallende dubbele kuif op de kruin. De kop is zwart en heeft een groene metaalglans. Hij is een brede witte kraag gescheiden van de zwart gespikkelde, bruine borst. Het wijfje heeft een bruine kop, eveneens met een dubbele bruine kuif. De snavel van de woerd is vleeskleurig rood, die van het wijfje geelrood. Het zomerkleed van de woerd lijkt op dat van het vrouwtje, maar is van boven donkerder.

De Middelste Zaagbek is een eend uit noordelijke streken, die bij ons in een groot aantal overwintert en doortrekt. Buiten de broedtijd houden zij zich voornamelijk op in zout of brak water; de grootste aantallen worden dan ook gezien in de Waddenzee en in het deltagebied (een deel van de rivier dat wordt gekenmerkt door een stelsel van aftakkingen voor de rivier een meer of zee instroomt)

In Europa broedt hij in IJsland en een smalle strook van Denemarken en langs de zuidkust van de Oostzee tot de kust van de Baltische staten. Hij komt ook voor in Noord-Azië en in een groot deel van Noord-Amerika. Sommige populaties zijn standvogels of zwervers, die zelfs in strenge winters op helder, ijsvrij water of op zee blijven

De meeste vogels trekken echter regelmatiger en in veel grotere aantallen dan de beide andere zaagbeksoorten naar het Middellandse- en Zwarte-Zeegebied. De herfsttrek is in september en oktober; de voorjaarstrek vooral in april, uitlopend tot in mei. Tijdens de trek voor de Nederlandse kust te zien.

Al tegen het eind van de winter doen de eerste voortekenen van de balts voor, want de vogels vormen gewoonlijk in hun winterkwartieren al paartjes.

Begin mei, omstreeks 2 weken voor de eieren worden gelegd, begint het wijfje een geschikte plaats voor het nest te zoeken. Dit is gewoonlijk een ondiep kuiltje in de grond, verborgen tussen de dichte oevervegetatie, vaak onder een struik, soms op enige afstand van het water. Terwijl het wijfje op zoek is en het nest bouwt blijft haar partner in het water in de buurt.

De 5-12 eieren zijn geelachtig tot olijfbruin Ze worden 32 dagen lang door het wijfje bebroed. De kuikens blijven, als ze zijn uitgekomen, 1-2 dagen op het nest voordat ze door de moeder naar het water worden geleid; 8-9 weken later kunnen ze vliegen.




39. (10 augustus 2024) Zwarte Ruiter: Als vogelliefhebber is de zwarte ruiter een van die soorten die altijd mijn aandacht trekt, waar ik ook ben. Deze elegante steltloper, met zijn kenmerkende donkere verenkleed en lange poten, is een fascinerend dier om te observeren. Hij komt vooral voor in de natte graslanden en moerassen waar hij op zoek gaat naar voedsel.

Hoewel ze tijdens het broedseizoen vaak meer noordelijk verblijven, kun je ze tijdens doortrekperioden ook in Nederland tegenkomen. Dit maakt elke waarneming van een zwarte ruiter voor mij speciaal; het herinnert me eraan hoe verbonden onze wereld echt is en hoe trekpatronen soortgrenzen overstijgen. Het observeren van hun gedrag, zoals foerageren of rustig dobberend op het wateroppervlak, blijft me boeien. In Nederland zijn zwarte ruiters te zien als doortrekkers of zomergasten. Vooral tussen april en september kun je ze tegenkomen als ze even pauzeren op hun lange reis tussen broed- en overwinteringsgebieden. Hun aankomst wordt vaak gezien als een teken dat de lente echt begonnen is.

Het wad blijkt een populaire plek voor de zwarte ruiter tijdens zijn trek. Deze vogel, die behoort tot de familie van steltlopers, zoekt naar voedsel in ondiepe wateren en modderige gebieden. Hier scharrelen ze door het slik op zoek naar kleine kreeftachtigen en insecten. In Nederland zijn zwarte ruiters te zien als doortrekkers of zomergasten. Vooral tussen april en september kun je ze tegenkomen als ze even pauzeren op hun lange reis tussen broed- en overwinteringsgebieden. Hun aankomst wordt vaak gezien als een teken dat de lente echt begonnen is.

Zwarte ruiters zijn fascinerende vogels die zich onderscheiden door hun donkere verenkleed en lange poten. Ze behoren tot de familie van steltlopers en zijn vaak te vinden in waterrijke gebieden. De oorsprong van hun naam is vrij letterlijk: tijdens het broedseizoen hebben ze een bijna volledig zwart verenpak, wat hen hun karakteristieke uitstraling geeft.

De aanwezigheid van zwarte ruiters in bepaalde habitats kan verklaard worden door hun voedingsgewoontes. Deze vogels zijn omnivoren en passen zich makkelijk aan verschillende omgevingen aan. Ze eten insecten, wormen en kleine vissen. In sommige regio’s foerageren ze ook op plantmateriaal. Hun vermogen om in diverse gebieden te overleven draagt bij aan de verspreiding van de soort. Hierdoor kunnen ze zowel in zoetwatergebieden als brakwaterzones leven, waarbij ze profiteren van de fluctuerende waterstanden die nieuwe voedselbronnen blootleggen. Tijdens de trek staan zwarte ruiters bekend om hun indrukwekkende uithoudingsvermogen. Veel exemplaren leggen duizenden kilometers af tussen hun broedgebieden in het hoge noorden en overwinteringsgebiedsplaatsingen dichter bij de evenaar:

Lepelaar vs. Zwarte Ruiter.




40 (15 september 2024) Oeverloper: Met zijn lichaamsgrootte van rond de 20 cm is de oeverloper ongeveer net zo groot als de witgat, waar ze ook wel op lijken. Oeverlopers broeden in heel kleine aantallen in Nederland en staan dan ook op de rode lijst. Bij ons komen ze vooral als doortrekker voor.

Oeverlopers broeden hoofdzakelijk in Noord- en Noordoost Europa. Bij ons komen ze vooral als doortrekker voor tijdens hun trek van en naar hun broedgebieden en overwinteringsgebieden. Overwinteren doen ze vooral in Afrika ten zuiden van de Sahara. Zoals de naam al aangeeft komen ze vooral voor aan de oevers van rivieren, meren en waterplassen.

Het voedsel van oeverlopers bestaat hoofdzakelijk uit geleedpotigen zoals insecten, slakjes, en wormen. Daarnaast eten ze ook wel kikkervisjes en kleine visjes. Oeverlopers zijn meestal alleen tijdens hun zoektocht naar voedsel.

Bij het verenkleed zijn de bovenzijde en de borst grijsbruin van kleur inclusief een donker gekleurde tekening. De onderzijde van het lichaam is wit. Daarbij is er een wit vlak aanwezig tussen de vleugels en de borst en is er een witte vleugelstreep zichtbaar tijdens de vlucht. De poten zijn kort in vergelijking met de witgat en de bosruiter. Daarnaast vertonen oeverlopers het kenmerkende gedrag van het heen en weer wippen van het achterlijf en de kop tijdens het foerageren.

Geslacht – Strandlopers en snippen...Familie – Steltloper



41. (15 september 2024) Als fervent vogelliefhebber ben ik altijd gefascineerd geweest door de verschillen tussen het putter vrouwtje en mannetje. Deze kleine, kleurrijke vogels staan ook wel bekend als distelvinken en zijn een geliefd onderwerp voor vogelaars. Puttertjes vallen op door hun levendige verentooi, maar niet iedereen weet dat er subtiele onderscheidingspunten zijn tussen de seksen.

Het identificeren van een putter mannetje is relatief eenvoudig dankzij zijn schitterende rode masker dat zich uitstrekt achter de ogen. Daarentegen heeft het vrouwtje een meer bescheiden gezichtstekening, wat soms verwarring kan opleveren bij minder ervaren vogelspotters.

Het onderscheiden van een putter vrouwtje van haar mannelijke tegenhanger kan in eerste instantie een uitdaging lijken. Toch zitten er subtiele verschillen tussen deze twee geslachten. Het vrouwtje heeft over het algemeen wat minder levendige kleuren dan het mannetje. Haar verenkleed is meer gedempt en de roodtint rond de bek, die zo karakteristiek is voor putters, is bij haar vaak minder fel. De vleugels zijn bedekt met fijne strepen en hebben niet de opvallende gele baan die bij het mannetje wel te zien is.

Het juveniel is overwegend grijsachtig geelbruin, met vage donkere vlekken en strepen. De onderzijde is lichter dan die van een volwassen vogel en de kop is effen gekleurd. Daarentegen is de juveniel dankzij zijn gele vleugelstrepen als putter te herkennen.





42. (15 september 2024) Bruine Kiekendief: Van de kiekendieven die in Nederland voorkomen, is de bruine kiekendief verreweg de algemeenste. Hij is een echte moerasvogel, met een voorkeur voor rietland. Lokaal kan de soort, als er sprake is van een hoge muizendichtheid, ook droger habitat bezetten, zoals bouwland. Van de drie soorten broedt en jaagt de bruine kiekendief in de natste en hoogste vegetaties. Slanker dan buizerd, met langere en smallere vleugels en staart. Lange gele poten. Houdt vleugels tijdens trage jachtvlucht in opvallende V. Volwassen mannetjes hebben opvallende zwarte vleugelpunten, grijs in de vleugels en een grijze staart. Vrouwtjes groter, geheel bruin met een roomwitte kruin, keel en vleugelboeg. Juveniel lijkt op vrouw, maar heeft zwartbruin kleed en gaaf verenkleed (geen rui).

Bruine kiekendieven broeden in kreken en op schorren en jagen daar ook. In de broedtijd vinden ze echter het meeste voedsel op akkers en in weilanden en in de winter in moerasgebieden. Het zijn vogels van open land die bossen mijden. Het nest bevindt zich op de grond meestal in riet en soms in andere 0,5-2 meter hoge begroeiing: buitendijks in zee bies en een enkele keer binnendijks in landbouwgewas, bijvoorbeeld luzerne of graan.

Bruine kiekendieven komen aan hun voedsel door laag vliegend de vegetatie af te speuren. Zodra op het zicht of op het gehoor een prooi wordt gelokaliseerd, wordt een zwenking gemaakt en duikt de kiekendief op de prooi. De lange poten komen van pas om de prooi tussen de vegetatie te grijpen. Bruine Kiekendieven leven in het broedseizoen vooral van jonge Konijnen, woelmuizen en jonge Fazanten. Andere belangrijke prooien zijn duiven, jonge Spreeuwen, jonge Meerkoeten en jonge Waterhoenen. Het voedsel wordt bemachtigd in een straal van enkele kilometers rondom het nest. In de winter vormen verzwakte eenden een belangrijke voedselbron. Het menu wordt dan aangevuld met prooien zoals Waterhoen, duif, Konijn, woelmuis en rat.

De meeste Bruine Kiekendieven komen half maart begin april in de broedgebieden aan. Soms is het mannetje eerst en soms het vrouwtje. Zodra beide partners aanwezig zijn begint de balts, enkele dagen later gevolgd door de bouw van het nest. Het nest is 20-90 cm hoog, vaak staat er 5-10 cm water onder. Op plaatsen met een wisselend waterpeil zijn de nesten hoger dan op droge of nagenoeg droge plaatsen.
De eerste Bruine Kiekendieven die in het voorjaar aankomen zijn ten minste twee en vaak drie jaar of ouder. Ze nemen de beste broedplaatsen in. Vanaf eind april tot half mei komen niet-uitgekleurde en dus jongere vogels aan. Deze moeten het doen met de minder goede plaatsen.
De periode waarin met de ei leg wordt gestart, loopt vanaf begin april tot half mei. Legsels van oudere vogels bestaan meestal uit 4-6 eieren en de legsels van jongere vogels uit 3-4 eieren. Om de andere dag wordt een ei gelegd. De broedduur bedraagt 30-32 dagen. Omdat vanaf het eerste ei wordt gebroed, komen de eieren na elkaar uit en verschillen de jongen in grootte.




43. (15 september 2024): De ene Buizerd is de andere niet. Vaak is er de vraag of het een arend kan zijn. Meestal kunnen we daarop antwoorden dat het een buizerd is. En anders een sperwer, in het geval de vogel in een tuin zit. Want de buizerd komt vaak voor én vertoont een enorme variatie in verenkleed. Van bijna wit tot volledig donkerbruin, en alles daar tussenin. Daarnaast zijn vrouwtjesbuizerds flink groter dan de mannen.

Buizerds zijn veelzijdige jagers die meerdere soorten vogels en zoogdieren tot hun prooidieren rekenen, aangevuld met amfibieën, reptielen en vissen. En ook voor aas draaien ze hun poot niet om. Konijnen zijn de belangrijkste prooien, gemeten naar het gewicht. Verder worden postduif, spreeuw, mol en veldmuis relatief veel gevangen. Een veel gebruikte jachttechniek bestaat uit wachten (in boom of op paal) om verrassend snel toe te slaan als een prooidier zich vertoont. Ze deinzen er zelfs niet voor terug om een havik zijn/haar prooi afhandig te maken. Hun veelzijdigheid als jager zien we terug in de veelheid aan leefgebieden waar de soort voorkomt. Vrijwel overal valt er wel iets te halen voor ze. Ook dat verklaart een deel van het succes van de buizerd in Nederland.



43 ( 3 februari 2025) Nonnetje:



Maak jouw eigen website met JouwWeb