Robbenoordbos/Dijkgatbos (Wieringermeer)
Zwarte elzen, zachte berken en heel veel paddenstoelen herbergt het Robbenoordbos. Het Dijkgatbos kent een bijzondere ontstaansgeschiedenis. Twee polderbossen om je in te verdiepen!
Het Dijkgatbos dankt zijn naam aan een tragische gebeurtenis. Op 17 april 1945 bliezen terugtrekkende Duitse bezetters de dijk op. Tachtig procent van de Wieringermeer liep toen onder water. Door de kracht van het binnenstromende water ontstonden twee grote gaten van meer dan twintig meter diepte: de Wielen. Nu vormen deze watertjes, waar de nieuwe dijk omheen is gelegd, een prachtig klein natuurgebied met rietkragen en moerasbosjes. Het achterliggende land is beplant met bomen als monument voor deze gebeurtenis en heet nu het Dijkgatbos.



Index:
1. Kleine zilverreiger
2. Huismus
3. Grote bonte specht
4. Winterkoning
5. Tjiftjaf
6. Witgat
7. Groenling
8. Oeverloper
9. Kluut
10. Groenpoortruiter
11. Grauwe Vliegenvanger
12. Buizerd
13. Fitis
14. Zilverplevier
15. Zwarte Ruiter
16. Ree
17. Winterse taferelen
18. Kleine Karekiet
19. Vink
20. Vuurgoudhaantje
21. Watersnip
22. Putter
23. Kuifeend
24. Kramsvogel
25. Blauwe Reiger
26. Pimpelmees
27. Appelvink
28. Koperwiek
29. Rode wouw




1. De kleine zilverreiger is een bewoner van moerassen en gebieden met ondiep zoet of zout water. In Nederland is de kleine zilverreiger zeldzamer dan zijn verwant - de grote zilverreiger - en heb je in Zeeland en op de Wadden de grootste kans om er een tegen te komen. Als voedsel verschalkt de kleine zilverreiger voornamelijk kleine vissen - stekelbaarsjes zijn favoriet - maar ook amfibieën en waterinsecten; aan de kust vormen garnalen en kleine kreeftjes ook onderdeel uit van het menu. Heeft een kenmerkende drukke manier van foerageren, waarbij hij heen en weer rent om prooien te vangen.

Opvallende witte reiger die het best te onderscheiden is van de grote zilverreiger door het veel kleinere formaat en de kortere nek. Doorgaans heeft de kleine zilverreiger een zwarte snavel en de grote een gele. Er zijn echter wel een paar andere verschillen: de kleine heeft wel sterk verlengde kruinveren, de grote niet. De tenen en een klein stukje van het loopbeen, die bij de grote zilverreiger geheel zwart zijn, zijn die bij de kleine neef goudgeel ( "the lady with the golden slippers").





De gewone zwavelkop (foto boven) is Nederlands meest voorkomende paddenstoel.. Zwavelkoppen groeien op allerlei soorten hout - meestal dood hout, maar soms ook aan de voet van levende bomen. Zwavelkoppen smaken bitter en zijn giftig. Wie ze desondanks opeet, krijgt binnen enkele uren maag- en darmklachten die dagenlang kunnen aanhouden.

De vliegenzwam (foto boven)...: Een paddenstoel is eigenlijk de vrucht van een schimmel. Onder de grond groeien schimmeldraden en boven de grond een paddenstoel. Hoewel men vaak hoort dat Vliegenzwammen zonder schade kunnen worden gegeten, moet deze mooiste zwam onzer bossen toch ontegenzeggenlijk als een gifzwam worden aangemerkt, waarmee men geen grapjes moet maken.
Als werkzaam gif werd het zgn. ibuteenzuur aangetoond.
Dat is vooral geconcentreerd in het vlees en de lamellen, en het is daarom geheel verkeerd om te geloven dat de Vliegenzwam door het verwijderen van de hoedhuid minder giftig of zelfs eetbaar gemaakt kan worden.
Ook raad ik U dringend af om pogingen te ondernemen, de Vliegenzwam door langdurig koken (onder herhaald afgieten van het kookwater) te 'ontgiften'.
Het iboteenzuur wordt in het lichaam afgebroken tot muscimol, dat in de eerste plaats het centrale zenuwstelsel aantast en aanleiding geeft tot bewustzijnsstoringen, hallucinaties en roestoestanden.
In Oost-Europa en Noord-Amerika (waar een verwante vorm voorkomt) wordt de Vliegenzwam daarom wel als een drug gebruikt.
Omdat dit juist bij de Europese vormen kan leiden tot overprikkeling van het zenuwstelsel met potentieel dodelijke afloop, raad ik U ten stelligste af om zelf te experimenteren met deze verradelijke paddestoel.
De sterk erop gelijkende Panteramaniet bevat dezelfde gifstoffen als de Vliegenzwam en heeft doorgaans een nog heftiger werking.
Vergiftiging doet zich vooral voor wanneer verwisseling optreedt met de Parelamaniet.
Nochthans zijn gevallen met dodelijke afloop niet werkelijk geboekstaafd.





2. Huismus... het mannetje heeft een grijs petje met roodbruine zijden, grijze wangen, grijs onderlichaam en brede witte vleugelstrepen. Dominante mannetjes hebben meer zwart op de borst dan mussen lager in de rangorde. Het vrouwtje kenmerkt zich door tamelijk eenvormig lichtbruin kleed, heeft een opvallende wenkbrauwstreep achter het oog. Het mannetje heeft een donkergrijze kegelvormige snavel, bij het vrouwtje is de snavel lichter en geliger van kleur.




3. (16 maart 2020)... grote bonte specht: Zwart-witte vogel met een rode 'broek'. In de vlucht vallen de grote witte schoudervlekken op. Het mannetje heeft een rode vlek op het achterhoofd. Deze ontbreekt bij het vrouwtje. Grote bonte spechten hakken in bomen een nestholte uit met een rond gat. Ze hebben een voorkeur voor zachte houtsoorten, zoals berken. Spechten kunnen op die manier hakken doordat de hersenen in een soort schokdempers zijn ingekleed. In de nestholte worden de eieren gewoon op het hout gelegd.




Foto's onder 20 december 2021.













4. (maart 2020)… winterkoning: Karakteristiek is de opstaande staart. Verder klein, bruin en met lichte wenkbrauwstreep. De winterkoning vliegt met snelle vleugelslagen laag boven de grond van struik naar struik. Komt nerveus over met een steeds opwippende staart. Heeft een kleine spitse snavel en fijne pootjes.







5. (26 maart 2020)… De tjiftjaf, de narcist onder de zangvogels die zijn eigen naam roept: ‘Tjiftjaf!’. De tjiftjaf is een kleine, groenige vogel die zelfs in een kale boomkruin niet opvalt, maar zijn geluid is des te herkenbaarder.
Tegenwoordig overwinteren sommige tjiftjaffen in Nederland en van hen zette een enkeling het op een zonnige winterdag al op een zingen, al is zingen een groot woord voor het uren-, dagen-, wekenlang herhalen van hun naam. Maar volgens een oude traditie laten de eerste uit het Middellandse Zeegebied gearriveerde trektjiffen in de tweede week van maart plotseling van zich horen.





6. (26 maart 2020)… De witgat lijkt sterk op de oeverloper en de bosruiter. In de vlucht is de witgat te onderscheiden aan de smalle banden op de staart, de donkere achterrand van de vleugels en aan de poten die nauwelijks voorbij de staart steken. In het zomerkleed zijn de witte vlekken op de rug van de witgat minder groot en kleiner in getal dan bij de bosruiter. In het winterkleed zijn de lichte vlekken nauwelijks zichtbaar.
De witgat broedt in Scandinavië en Noordoost-Europa en nestelt in een oud nest, bij voorkeur in een boom. Overwinteren doet de witgat onder andere in het Middellandse-Zee gebied, waarbij de vogels ook door Nederland trekken. In Nederland is de vogel tijdens de trek vooral te zien in de buurt van kleinschalig, stilstaand water. Kleine aantallen witgatten trekken 's winters niet verder dan Nederland en laten zich dan de hele winter te zien





Foto"s van de omgeving (15 november 2021).






7. (april 2020)… Groenlingen overwinteren in Nederland en zijn er altijd vroeg bij met hun zang. Maar meestal hoor ik de eerste in februari. Zang is trouwens een groot woord voor het geknars van de groenling, al produceert hij ook welluidende trillers. De groenling hult zich behalve in diverse groenschakeringen ook in meerdere tinten grijs en geel. Vooral de gele randen van de vleugels en staart zijn een opvallend en duidelijk kenmerk, waarmee de groenling ook van de enigszins gelijkende sijs te onderscheiden is.
Groenlingen en sijzen horen beide bij de familie van de vinken. Een groenling is een slag groter dan de gewone vink. Hij maakt, in groepjes overvliegend, wel vink-achtige smakgeluiden: ‘Tjuptjuptjup’. Met hun dikke snavel slachten groenlingen zaden. Dat ziet eruit alsof ze met hun tong een vezel tussen hun kiezen proberen los te peuteren; de snavelhelften wrijven en wringen over elkaar, tot er een vliesje neerdwarrelt. Gelukt, het zaad is bevrijd. Volkorenproducten hoeven ze niet. Groenlingen zijn gek op het zaad uit rozenbottels.
Wel weet ik dat ik veel minder groenlingen zie dan een paar jaar geleden.



foto's onder (8 augustus 2020):






8. (8 augustus 2020)... oeverloper: Kleine steltloper met korte, groenige poten en korte snavel. Grijsbruin van boven, wit van onder. De naam oeverloper had niet beter gekozen kunnen worden. Overal waar min of meer kale oevers zijn aan zoet water kan hij tijdens de trek worden waargenomen, maar nooit in grote groepen. Als broedvogel is hij zeldzaam.






9. (8 augustus 2020)... kluut: Onmiskenbaar. Wit met opvallende zwarte tekening. Opgewipte snavel, lange lichtblauwe poten. Ook in vlucht onmiskenbaar door de zwartwitte tekening en de lange poten.






10. (13 augustus 2020)...groenpoortruiter: De groenpootruiter is, ondanks dat hij geen opvallende kenmerken heeft, toch wel een karakteristieke steltloper. Een echte doortrekker en het talrijkst in de Delta en het Waddengebied. Hij foerageert vaak zeer actief en rent in ondiep water zelfs achter visjes aan. Zijn poten zijn alleen in de broedtijd enigszins groen, de rest van het jaar meer groengrijs. Over het algemeen een lange-afstandstrekker, verlaat het broedgebied geheel. Trekt deels over breed front over continent, maar vooral via trekbanen naar belangrijke pleisterplaatsen (zoals Delta en Waddenzee). Klein deel overwintert in Europa, grootste deel trekt door naar Afrika ten zuiden van de Sahara (binnenland en kust). Najaarstrek vooral in juli-oktober. Voorjaarstrek met name in april en mei. Trekt vooral 's nachts, in het voorjaar wat vaker ook overdag. Vaak in grote groepen.







11. (14 augustus 2020) ...: Grauwe vliegenvangers houden zich vooral op in bosranden en open bossen. Vanaf één of meerdere vaste uitkijkposten maken ze korte snelle vluchten achter vliegende insecten aan, die vaak in de lucht gevangen worden of van bladeren worden afgepikt. De grauwe vliegenvanger is grijsbruin van kleur en valt daardoor niet op. Ook het geluid is niet erg opvallend, waardoor de soort vaak over het hoofd wordt gezien.






12.(1 september 2020): De buizerd heeft een zeer variabel gekleurd verenkleed, dat meestal bruin is met kleine, witte vlekken. Er zijn echter ook vogels met een verenkleed dat vrijwel geheel wit is. In de vlucht is de buizerd te herkennen aan de brede, hoekige vleugels, de korte hals en de gespreide, korte staart. In de vlucht laat de buizerd regelmatig een luide miauwende roep horen.
De buizerd is de meest voorkomende roofvogel van Nederland. Op warme dagen is de buizerd vaak hoog in de lucht te zien, waar de vogel in cirkels op de opstijgende warme lucht zweeft. Als het weer hiervoor niet geschikt is, dan jaagt de vogel zittend vanaf een hoge uitkijkpost. Het voedsel bestaat voornamelijk uit muizen, konijnen en andere kleine dieren. Buizerds worden vaak gezien in de buurt van autowegen, waar de vogels speuren naar dieren die het slachtoffer zijn geworden van het verkeer.


Over de gehele wereld verspreid komen roofvogels voor. Naar hun jachtwijze zou ik drie standaardtypen willen onderscheiden.
1. één groep jaagt eigenlijk niet, maar speurt van grote hoogte het aardoppervlak af op zoek naar dode dieren: de aaseters. Zij hoeven hun prooi zelf niet te doden en hebben dan ook geen krachtige klauwen en scherpe nagels.
2. Een andere groep bestaat uit veelal forse vogels, die log en vrij langzaam zijn, maar wel uitstekend kunnen zweven. Ze kunnen slechts langzame prooien vangen of moeten vanuit een hinderlaag hun buit overmeesteren. Tot dit type behoren de meeste soorten, zoals de arenden, kiekendieven en buizerds.
3. De soorten van de derde groep ontwikkelen zulke hoge snelheden tijdens de aanval, dat ze prooi erdoor overrompelen. Die hoge snelheid wordt bereikt of door een groot acceleratievermogen, of door lange duikvluchten, waarbij de vogel als een steen uit de lucht komt vallen. Tot deze groep reken ik veel valken en havikachtigen.






13. (6 september 2020)...fitis: De fitis broedt op de grond of laag in de begroeiing, meestal in droge tot vochtige halfopen landschappen met voldoende opslag, van heide tot bos, moeras en agrarisch gebied. Najaarstrek tussen juli en september naar Afrika, ten zuiden van de Sahel. Steekt via de straat van Gibraltar de Middellandse Zee over. Trekt vooral 's nachts. Hij gaat tussen maart en eind mei weer terug naar het broedgebied. Arriveert een paar weken later in Nederland dan de tjiftjaf. Nachttrekker.

foto's onder 4 juli 2021.






14. (26 september 2020)...zilverplevier winterkleed: Prachtige, zwart-wit getekende plevier van de noordelijkste toendra's. Sterk verwant aan goudplevier, maar meer een zoutliefhebber, een echte wadvogel. Lange-afstandstrekker, trekt 's winters naar de kust van Afrika, tot aan Zuid-Afrika. Bij ons een groot deel van het jaar te vinden, het meest van augustus t/m november en in mei. 's Winters witter en duidelijk grijzer dan goudplevier, is ook groter met langere vleugels. Stevige snavel, groot oog. Altijd herkenbaar aan de zwarte veren in de oksels, te zien als hij vliegt. In prachtkleed prachtig zwart-wit getekend van boven en met diepzwarte onderzijde, contrasterend met een grote witte vlek op de zijborst, die in verbinding staat met de witte wenkbrauwstreep. Lange-afstandstrekker die vliegt van de toendra's in Noord-Rusland, Alaska en Noord-Canada naar de gematigde streken (West-Europa) en nog verder over de evenaar tot in Zuid-Afrika. Bij ons vooral van augustus tot en met november en in mei. Trekt snel en over lange etappen, vooral via de kustgebieden. Vaak hoog, maar bij tegenwind ook laag, vaak met rosse grutto's, kanoeten e.d.



Foto's (15 november 2021) omgeving vogelbroedterrein.









15. (26 september 2020)...zwarte ruiter in winterkleed: Slanke steltloper met lange snavel en lange poten. In prachtkleed nagenoeg zwart met witte spikkels en randjes. In winterkleed grijs van boven, wit van onder, met opvallend rode poten en lange snavel met rode snavelbasis. In alle kleden herkenbaar aan opvallend witte wig op rug en ontbreken van witte vleugelachterrand. Lange-afstandstrekker. Trekt via lange trekvluchten over breed front, maar in het westen ook langs trekwegen via traditionele pleisterplaatsen (zoals de Waddenzee). Vrouwtjes verlaten broedgebieden als eerste (al vanaf midden juni) , gevolgd door mannetjes en later de jonge vogels. Najaarstrek van juni tot in september. Overwintert in zeer kleine aantallen in West- en Zuidwest-Europa, meeste trekken door naar Afrika ten zuiden van de Sahara. Voorjaarstrek vooral in april en mei. Trek vooral 's nachts, in voorjaar ook overdag.





16. (20 november 2020)...Ree: Reebokken hebben, vergeleken met dam- en edelherten, een relatief klein gewei. Geiten hebben geen gewei. De grote ogen hebben een zwarte iris rond een dwarsgeplaatste pupil en zitten aan de zijkant van de kop. Daardoor hebben reeën een zeer groot gezichtsveld van circa 280° De beweeglijke oren zijn lang en ovaal van vorm. De hals is lang en smal en de romp is gedrongen en ‘overbouwd’: van voren wat zwaarder en lager dan achter. De neus is zwart, terwijl de voorkant van de onderkaak wit is. De staart is een kort stompje dat aan de buitenkant van het lichaam praktisch onzichtbaar is. Door zijn lichaamsvorm en afmetingen is het ree uitermate geschikt om in dichte ondergroei en hoog gras te bewegen. In verhouding tot de romp zijn de lopers – de poten – sierlijk en lang. Door de sterk ontwikkelde dijbeenspieren kunnen reeën verre en hoge sprongen maken.



Foto's onder 13 november 2021



Foto's onder 12 december 2022







17. ( 11 februari 2021) Winterse taferelen.... dijk langs het Robbenoordbos richting Medemblik.





18. ( 4 juli 1021) Kleine Karekiet: Kleine Karekieten overwinteren in tropisch Afrika. Het voedsel bestaat uit moerasinsecten waaronder veel kevertjes die op en tussen het riet worden gevangen. Er is slechts één broedsel per jaar. De Kleine Karekiet vertoont in de broedtijd een duidelijke voorkeur voor rietvegetaties, speciaal ten behoeve van de nestplaats. Het algemeen voorkomen van riet in ons land en het geringe oppervlak dat nodig is voor vestiging maakt dat de Kleine Karekiet verspreid over het gehele land aanwezig is. Plaatselijk is echter ongetwijfeld door verdwijning van het biotoop als gevolg van ontwatering, ontginning, ongunstig rietbeheer en dergelijke achteruitgang opgetreden. In de IJsselmeerpolders zijn daarentegen nieuwe belangrijke broedgebieden ontstaan. De aanwezigheid van de Kleine Karekiet in de broedtijd is vooral vastte stellen aan de zang. Vanaf mei, maar vooral in de maanden juni en juli is deze de gehele dag door te beluisteren.














19. (11 maart 2022): Vinken hebben een korte, kegelvormige snavel. Het mannetje heeft in broedkleed een blauwgrijs petje, een oranjerode borst en wangen. De staartveren zijn zwart, behalve de (witte) buitenste staartpennen. Het vrouwtje is minder opvallend en wordt nog wel eens aangezien voor een vrouwtje huismus. Het meest opvallende kenmerk van de vink zijn de twee witte vleugelstrepen. Daarmee kun je ook de vrouw het best van een mus onderscheiden. Kenmerkende, aflopende zang, met aan het einde een korte verhoging in tonen (vinkenslag).





(21 november 2021) Buiten het broedseizoen trekt de vink groepsgewijs op, ook met andere vinkachtige. Hoewel de vink op onderstaande foto wel raar opkijkt wanneer er binnen de troep vinken een Puttertje foerageert.

Onder: Putter of Distelvink.


Troepen Vinken foerageren in de winter ook op stoppelvelden. Soms bestaat zo'n groep uit vogels van één sekse (daarop wijst het Latijnse coelebs = ongehuwd). Dit verschijnsel is niet zo vreemd, als men bedenkt, dat jongen en vrouwtjes eerder wegtrekken en zuidelijker overwinteren dan de sterkere ervaren mannetjes.

Alle vinkachtige eten vooral plantaardig voedsel, zoals oliehoudende onkruidzaden. De favoriete zaden hebben alle een harde schil. Om die te kunnen kraken hebben de vogels een aangepaste korte, maar hoge snavel, waarbij de sterke spieren voor een hoge bijtdruk zorgen. In herfst en winter zijn ook beukennootjes zeer in trek.

boven man, onder vrouw







20. (30 november 2021) : Het Vuurgoudhaantje is hoofdzakelijk aan de witte wenkbrauw en de zwarte oogstreep te herkennen. Een jong dier mist de gekleurde kruin, maar is aan zijn oogstrepen te herkennen.


Van het Goudhaantje te onderscheiden aan de witte wenkbrauwstreep en de zwarte oogstreep. Over het geheel iets feller van kleur dan het goudhaantje. Geslachten gelijk. Lengte 9 cm.

Korte-afstandstrekker, maar vroeger (eind augustus/september) dan goudhaan (oktober/ begin november). Wintergast in vrij klein tot vrij groot aantal, ook in West-Nederland. Zeker in milde winters kunnen vuurgoudhanen in behoorlijke aantallen in Nederland blijven, vaak dichter bij bewoonde wereld, en zoeken ze gemengde mezengroepen op.


De favoriet biotoop van het Vuurgoudhaantje, dat in Nederlandveel schaarser is dan België, bestaat uit hoog opgaande sparren, maar het komt ook in andere naaldbomen en zelfs in loofhout voor. Het is een trekvogel en brengt de winter hoofdzakelijk in Zuid-Europa door. Het Vuurgoudhaantje nestelt op dezelfde plaatsen als het Goudhaantje en produceert eveneens grote legsels, waardoor de winterse verliezen die bij deze kleine vogeltjes gemakkelijk optreden worden gecompenseerd. 's Winters sluiten ze zich soms bij groepjes mezen aan.





21. (17 december 2021) Watersnip: Het opmerkelijkste aan de Watersnip is zijn snavel, die een kwart van de totale lengte van het dier inneemt.

Zoekt voedsel op de tast met de snavel in de bovenste laag van vochtige of natte bodem. Hierbij wordt de snavel in een snel ritme verticaal de bodem ingestoken. Foerageert meestal in kleine groepjes. Trekvogel, die overwintert van West- en Zuid-Europa tot in Afrika ten zuiden van de Sahara. Kleinere aantallen zijn deeltrekker en standvogel (in gematigde breedten). Noordelijkste populaties trekken verder zuidelijker. Trekt over breed front over continent en over Sahara. Najaarstrek direct na broedtijd, tot diep in de winter.

De Watersnip wordt niet voor niets een hemelgeit genoemd. Tijdens de baltsperiode maakt hij met z’n staartveren een blatend geluid. Hij laat zich geleidelijk omlaag vallen met wijd verspreidde staartveren. Hierbij klinkt een eigenaardig geluid dat veroorzaakt wordt door het flapperen van de staartveren en dat lijkt op het blaten van een geit, vandaar de volksnaam hemelgeit.

De watersnip is een zeldzame weidevogel, maar op trek nog regelmatig te zien. Als broedvogel van natte weilanden komt deze vogel steeds minder voor. De achteruitgang is te wijten aan de toenemende verdroging en ontwatering van het agrarische landschap.





22. (22 december 2021) Putter: Rood gezicht, zwart-met-witte kop en brede, gele vleugelstreep. Geslachten gelijk. Lengte 12 cm. Het jeugdkleed is nog niet zo kleurrijk als het volwassen kleed, de jongen zijn donkerder bruin. Het rode gezicht heeft een soort perkamentachtige kleur, die een mengeling is van geel en wit, waarin geel de overhand heeft.


De Putter was vroeger een veel gehouden kooivogel, die ook bij vogelwaarnemers zeer geliefd is.

Een van de fraaiste schouwspelen in de natuur is een groepje Putters, foeragerend op een zwarte els. Voorzichtig pikken ze aan de vruchten, waarna ze in een dansende vlucht naar de volgende boom gaan.






23. (20 april 2023) Kuifeend: Met hun zwart-witte verenpak en kuif zijn de mannetjes van de kuifeend onmiskenbaar. In tegenstelling tot de wilde eend duiken kuifeenden naar hun voedsel. Het gele oog van deze vogel is opvallend. Op de diepere wateren dobberen de kuifeenden graag rond, maar zeker in de winter zijn ze ook in het stedelijk gebied terug vinden. Kuifeenden eten waterdieren die tussen de waterplanten leven. Ook de planten zelf worden gegeten.

Mannetjes zijn opvallend zwart met witte flanken, vrouwtjes overwegend bruin met lichtere flanken. Zowel mannetjes als vrouwtjes hebben een kuif, maar deze is bij mannetjes langer. In vlucht is te zien dat kuifeenden een witte baan over de slagpennen hebben lopen.




24. (20 april 2023): De kramsvogel heeft een lengte van ongeveer 25 centimeter en een spanwijdte van 40 tot 45 centimeter. Het mannetje en het vrouwtje hebben een vergelijkbaar uiterlijk, maar er zijn enkele subtiele verschillen. Het mannetje heeft meestal een donkere kop met een grijze nek en borst. De buik is lichtgrijs van kleur. De vleugels hebben een grijsbruine tint met opvallende witte strepen. Het vrouwtje heeft een vergelijkbaar verenkleed, maar met iets meer bruine tinten.

De kramsvogel is een trekvogel die voornamelijk in Noord-Europa broedt, waaronder Nederland. In de winter migreren ze naar Zuid-Europa en Noord-Afrika. Ze geven de voorkeur aan open gebieden zoals weilanden, boomgaarden en parken. Ze zijn ook te vinden in stedelijke gebieden, waar ze zich voeden met bessen en fruit. De kramsvogel is een alleseter en zijn dieet varieert afhankelijk van het seizoen. In de zomer voeden ze zich voornamelijk met insecten, wormen en slakken. In de herfst en winter schakelen ze over op een voornamelijk plantaardig dieet. Ze zijn dol op bessen, zoals lijsterbessen, rozenbottels en meidoornbessen. Ze staan er ook om bekend dat ze fruit van bomen plukken, zoals appels en peren.

De kramsvogel begint met broeden in april. Het vrouwtje bouwt een nest van grassen, takjes en modder, meestal hoog in een boom. Het legsel bestaat uit 4 tot 5 eieren, die het vrouwtje alleen bebroedt. Na ongeveer twee weken komen de eieren uit en beide ouders zorgen voor de jongen. De jongen verlaten het nest na ongeveer twee weken en worden daarna nog een paar weken gevoerd door hun ouders.

Het broedseizoen van de kramsvogel begint in april en loopt tot juli. In deze periode zijn ze het meest actief en laten ze hun kenmerkende zang horen. Ze zijn territoriaal ingesteld en kunnen agressief reageren op indringers in hun broedgebied.



25. (20 april 2023): De Blauwe Reiger is een grote waadvogel uit Noord- en Midden-Amerika. Deze grote, majestueuze vogel kan 138cm hoog worden en heeft een spanwijdte van wel 200cm!

De favoriete habitats van blauwe reigers variëren van vijvers, meren en rivieren tot stedelijke gebieden en kunstmatige reservoirs. Ze zijn flexibel met hun nesten en nestelen zowel op de grond als in bomen op hoogtes van 30 meter of meer, maar ze zullen alleen op de grond nestelen als er geen landroofdieren in de buurt zijn, d.w.z. op eilanden in het midden van een waterlichaam.

Blauwe reigers zijn koloniale nesters en sommige van de grotere kolonies kunnen zo’n 500 nesten of meer bevatten! Reigerkolonies worden reigers genoemd – reigers komen samen in de buurt van essentiële voedselgebieden en keren over het algemeen elk jaar terug naar dezelfde plek. Blauwe reigers broeden meestal van februari tot mei, waarbij noordelijke populaties meestal later in het seizoen broeden. Hoe kouder de omgeving, hoe langer blauwe reigers zullen wachten met broeden tot ongeveer mei, wanneer het broedseizoen begint af te nemen.




26. (20 april 2023) Pimpelmees: Het is misschien wel een van onze mooiste inheemse vogeltjes: de parmantige pimpelmees. En ze komen gewoon in je tuin of in het park in je buurt voor! Bekijk ze eens wat beter, want ze zijn superleuk. Lees hier alles over deze vogel, zoals de broedtijd, aantal eitjes, het voedsel dat ze eten en andere weetjes. Een pimpelmees is echt een prachtig vogeltje om te zien. Met zijn paarsblauwe petje, blauwzwart omlijnde witte wangetjes en blauwzwarte kin vlek, gele onderdelen, mosgroene bovendelen, blauwe vleugels en staart. Het mannetje is in het voorjaar iets feller gekleurd dan het vrouwtje, zijn petje is dan nog dieper blauw dan anders. Dat is het enige verschil tussen man en vrouw.

Pimpelmezen zijn zo ongelooflijk beweeglijk, en zitten maar hoogst zelden rechtop. Al bungelen en buitelend aan superdunne takjes of blaadjes klimmen ze behendig door dun struikgewas, riet of kreupelhout. Ze zoeken zo naar hun voedsel, dat vooral bestaat uit kleine insecten zoals larven en bladluizen. In het voorjaar is er een prima manier om ze goed in beeld te krijgen. Je kunt ze namelijk je tuin inlokken door een nestkast op te hangen. Zij hanteren een kleiner formaat dan de koolmees, en met een invlieg gat dat de maximale doorsnee heeft van een euro. Pimpelmezen zijn namelijk van nature holenbroeders. Hang zo’n nestkast vast in het late najaar op. Tip voor het schoonmaken van mezenkast: borstel een gebruikte nestkast in november goed schoon en reinig hem goed met heet water, eventueel met beetje groene zeep.



27.(21 maart 2025) Appelvink: Met zijn bovengemiddelde formaat en sterke snavel, is de appelvink de krachtpatser onder de vinken. Uit onderzoek is gebleken dat hij met zijn snavel een drukkracht van 50 kilogram kan uitoefenen. Een kersenpit is daarmee moeiteloos gekraakt. De soort is schuw en waakzaam, en brengt het grootste deel van de tijd hoog in grote bomen door. Zijn verborgen gedrag en onopvallende geluid maken de appelvink al met al vrij moeilijk waarneembaar.

Forse vinkachtige met een kegelvormige snavel, dikke kop en ‘stierennek’. Het verenkleed van de appelvink is overwegend roestbruin, maar met veel accenten. Brede witte vleugelstrepen, aan de korte staart zit een witte eindband en de rug en vleugels zijn donkerbruin. Opvallend zijn de diepblauwe, gekrulde toppen van een deel van de slagpennen. En ook de snavel van de mannelijke appelvink verkleurt naar staalblauw als het voorjaar eraan komt.

Het favoriete voedsel van appelvinken bestaat uit zaden van verschillende kersensoorten en bomen als de Spaanse aak en haagbeuk. De zaden van de Spaanse aak (‘helikoptertjes’) zijn zeer olierijk en geven de appelvinken veel energie. Ze zijn bovendien eenvoudig te kraken. De zaden worden liefst gegeten als ze nog in de bomen hangen, maar appelvinken zoeken ze ook op tussen het gevallen blad op de grond. Soms komen appelvinken op voertafels met zonnebloempitten. De appelvink is redelijk honkvast, en keert vaak jaren achtereen terug naar een locatie waarvan hij weet dat er voedsel te vinden is. Lokale populaties van de appelvink kunnen zowel stand- als trekvogels zijn. Nederlandse appelvinken trekken in zeer strenge winters weg naar België en Frankrijk, maar deze wegtrekkers worden gecompenseerd door overwinteraars uit noordelijker streken. Meestal blijven appelvinken echter in zwervende, kleine wintergroepen ter plaatse.







28.(26 maart 2025): De koperwiek is een prachtige vogel die vooral in de wintermaanden in Nederland te zien is. Deze kleurrijke vogel trekt vanuit Scandinavië naar onze streken, op zoek naar voedsel en een milder klimaat. Met zijn opvallende oranjebruine flanken en witte wenkbrouwstreep is de koperwiek een lust voor het oog.

Of je nu een vogelliefhebber bent of graag de natuur in trekt, deze vogel zal je blijven fascineren. Laat je inspireren door zijn schoonheid.

Wat de koperwiek zo bijzonder maakt, is zijn jaarlijkse migratie naar Nederland vanuit Scandinavië en Rusland. In de wintermaanden trekken duizenden koperwieken naar onze streken, op zoek naar voedsel. Ze vormen grote groepen en zijn vooral te zien in gebieden met veel bessen en fruit, zoals parken en tuinen.

De koperwiek is vooral een wintergast in Nederland. Tussen oktober en april trekken duizenden koperwieken vanuit hun broedgebieden in Scandinavië en Rusland naar onze streken. Tijdens deze periode zijn ze volop te zien in bossen, parken en zelfs in tuinen, waar ze op zoek gaan naar voedsel zoals bessen en insecten. De beste tijd om koperwieken te spotten is tijdens de wintermaanden, wanneer ze in grote groepen neerstrijken in gebieden met voldoende voedsel. Ze zijn vaak te vinden in gezelschap van andere lijsters, zoals de kramsvogel, waardoor je ze makkelijker kunt herkennen. Als de temperatuur weer stijgt in het voorjaar, vertrekken de koperwieken terug naar hun noordelijke broedgebieden. Het is dus een unieke kans om deze vogel te bewonderen tijdens zijn verblijf in Nederland.

Bij de koperwiek zijn de verschillen tussen mannetje en vrouwtje subtiel, maar met aandacht voor detail kun je ze herkennen. Het mannetje heeft vaak fellere kleuren, vooral de oranjebruine flanken zijn iets levendiger dan bij het vrouwtje. Dit kleurverschil is vooral tijdens het broedseizoen duidelijker zichtbaar. Het vrouwtje is doorgaans iets doffer van kleur en minder opvallend. Dit maakt haar minder zichtbaar in de natuur, wat handig is wanneer ze het nest beschermt en broedt. Gedragsmatig zijn er weinig verschillen: beide geslachten werken samen bij het bouwen van het nest en het verzorgen van de jongen.



29. (26 maart 2025) Rode wouw: Het is een van de mooiste roofvogels van Europa. De rode wouw toont in vlucht prachtige kleurschakeringen en fladdert soms zo licht als een vlinder. Bijna ongemerkt is de rode wouw bij ons een vaste broedvogel geworden. Naar schatting zijn er in 2016 ongeveer 10 broedparen. Maar veilig is de vlinderwouw nog allerminst. De rode wouw is één van de weinige vogelsoorten, die bijna alleen in Europa voorkomt. De grootste populaties zijn te vinden in Duitsland, Spanje en Frankrijk. De slanke, sierlijke roofvogel is vrij gemakkelijk te herkennen aan de lange, diep gevorkte staart. Ook het oranjebruine lichaam met lichte kop en grote lichte vleugelvelden vallen direct op. De vlucht wordt in sommige vogelgidsen ‘vlinderachtig’ genoemd en vaak maakt de rode wouw het een waarnemer nog gemakkelijker door vrij laag over te vliegen. Want op die manier zoekt de rode wouw nou eenmaal naar prooien en aas.
Toch kreeg je een rode wouw tot voor kort zelden in de verrekijker in Nederland. Hooguit in de trektijd zag je er wel eens een. Door intensieve vervolging was hij uit Nederland verdwenen. Maar beschermende maatregelen hebben gelukkig geholpen en er broeden in Nederland inmiddels naar schatting 10 koppels, met name in het oosten van het land.

Na het eerste Nederlandse broedgeval in 1977 bleef het jarenlang tobben. Af en toe werden er wel nesten ontdekt, maar vanaf eind jaren tachtig stokten de broedgevallen weer. Dat had waarschijnlijk te maken met de afnemende populatie in Duitsland, waar met 12.000 tot 15.000 broedparen de helft van de wereldpopulatie leeft. Vanaf 1990 is daar een forse achteruitgang van wel 30 procent te zien, met name in de gebieden die aan Nederland grenzen. En dus ging het ook met de rode wouw in Nederland weer bergafwaarts. Sinds 2010 broedt de rode wouw echter weer jaarlijks in ons land, met in 2014 drie paar, in 2015 acht paar en dit jaar lijken er ongeveer tien broedparen te zijn. De meeste broedgevallen concentreren zich in Overijssel, Gelderland en Limburg, maar er zijn ook broedgevallen in Groningen en Noord-Brabant. De opvallende toename hebben we waarschijnlijk te danken aan de toenemende populatie rode wouwen in België. Daar vergaat het de roofvogel redelijk goed en is het aantal broedparen de laatste jaren toegenomen tot bijna 200. Onderzoekers denken daarom ook dat de toename van de rode wouw in Nederland is toe te schrijven aan vogels die vanuit België Nederland binnenkomen.

Prachtig en verheugend nieuws. Maar in veilige haven is de rode wouw nog allerminst. Van 55 in de afgelopen jaren in Nederland gevonden dode en onderzochte wouwen bleken er liefst 45 vergiftigd. Omdat de vogel een aaseter is, is hij gevoelig voor vergiftiging. Zolang er in Nederland nog mensen zijn die doelbewust giftig aas neerleggen voor (roof)vogels, zal de rode wouw daar veel van te lijden hebben. Nog dit jaar werd er een dode rode wouw op het nest aangetroffen die bleek te zijn vergiftigd. Ook de twee jongen die in het nest zaten hebben het daardoor niet gered. Gelukkig zijn de meeste Nederlanders wel blij dat deze prachtige roofvogel ons land weer heeft herontdekt en zijn veel vogelbeschermers in ons land actief in het inventariseren en beschermen van rode wouwen. Hopelijk zijn deze tien broedparen dan ook het begin van een mooie en gezonde populatie in Nederland.Niettemin roepen we alle vogelliefhebbers op alert te blijven op vergiftiging en vervolging van deze schitterende roofvogel.


Maak jouw eigen website met JouwWeb