De geschiedenis van het Geestmerambacht wordt gekenmerkt door menselijk ingrijpen. In de Middeleeuwen maakten de “Geestmannen”, de toenmalige bewoners, de drassige grond geschikt voor landbouw. Toen omstreeks 1800 de koeienpest uitbrak schakelden zij over op tuinbouw. Voor hun akkers was de vruchtbare bagger uit de sloten heel belangrijk, door het vele baggeren werden de sloten steeds breder en ontstond het ‘Rijk der Duizend Eilanden’.
In 1962 nam de regering het besluit om door middel van ruilverkaveling het Geestmerambacht te reconstrueren. In het Geestmerambacht moest voor de uitvoering van de ruilverkaveling zand worden gewonnen voor wegen en woonwijken

Index

1. Nijlgans

2. Heggenmus

3. Pimpelmees

4. Tjiftjaf 

5. Koolmees

6. Graspieper

7. Roodborst

1.  (10 maart 2022) De Nijlgans is een Afrikaanse soort die sinds het einde van de jaren '60 in Nederland een gewone verschijning is geworden. Ontsnapte siervogels wisten zich net als in andere West-Europese landen goed te handhaven. Inmiddels is de nijlgans niet meer weg te slaan uit Nederlandse natuur- en weidegebieden en stegen de aantallen enorm. Komt vooral voor in het westen en noorden van het land en langs de grote rivieren. In de vlucht vallen de zwart-witte vleugels op. Verdedigt zijn territorium fel. ijlganzen zijn vaal grijsbruin gekleurd met roodbruine bovendelen. Op de borst zit een donkere vlek en de kop en hals zijn lichter, met een opvallende donkere vlek rondom het oog. De vleugels zijn zwart met een groenglanzende spiegel en een groot wit vlak. Roze, lange poten. Heeft vaak een opgerichte houding. Jonge nijlganzen zijn lichter van kleur en hebben geen vlekken rond oog en op de borst.

 

Wanneer nijlganzen in grote groepen voorkomen, bijvoorbeeld in de ruiperiode, kan er flinke schade ontstaan aan grasland. Daarnaast kunnen zij de omgeving waarin zij voorkomen vervuilen met uitwerpselen. Ook agressief gedrag naar (kleine) kinderen kan voorkomen. Omdat de nijlgans een exoot is, geniet deze geen bescherming van de Wet natuurbescherming.
De soort staat op de Europese Unielijst van exoten. Gezien dit feit zijn provincies verplicht de soort te beheersen, dan wel te bestrijden. De populatie wordt beheerd door afschot of vangen. Dit mag echter alleen worden gedaan door iemand die in het bezit is van een jachtakte.

2. (25 maart 2023):De heggenmus is een veel voorkomende zangvogel die een wat onopvallend leven leidt. Je ziet de heggenmus niet zo vaak vliegen omdat deze zich vaak ophoudt in en rondom het struikgewas, waar ze scharrelen naar insecten. De heggenmus lijkt op de huismus, maar heeft wel een aantal onderscheidende kenmerken. Zo heeft de heggenmus bruingrijze veren met strepen op de bovenzijde. De kop en de borst zijn blauwgrijs van kleur. De snavel van de heggenmus is donker en dun en deze is afgestemd op het eten van insecten. Het mannetje en het vrouwtje lijken op elkaar en de grootte van de heggenmus ligt rond de 13 tot 14 cm.

De heggenmus komt in bijna geheel Nederland voor waar heggen en struiken staan. Je komt ze dan ook tegen in bossen, parken en tuinen waar ze hoofdzakelijk dicht bij de grond leven. Je kan de heggenmus al in het vroege voorjaar (vanaf februari) horen zingen, dit vaak in de top van een struik of boom. De piek van de zang ligt in eind maart en april. De zang van de heggenmus lijkt wat op een onregelmatig overkomend. Heggenmussen en huismussen zijn geen familie van elkaar. De heggenmus is een insecteneter en de huismus een zaadeter. Dat verschil zie je het beste aan de snavels. Deze is bij de heggenmus dun en spits en bij de huismus fors en kegelachtig.

 

De heggenmus is een van de waardvogels die door de koekoek gebruikt wordt om zijn eieren uit te laten broeden. Heggenmussen broeden van april t/m juli en het aantal legsels varieert van 2 tot 3 per jaar. Per legsel leggen ze 3 tot 6 blauwachtige eieren. De heggenmus is bij ons een standvogel die het hele jaar voorkomt. Gedurende de winter komen daar nog heggenmussen uit Scandinavië en Noord-Duitsland bij.

3.(5 december 2023): Pimpelmezenzijn kleine vogels die veelvuldig voorkomen in Nederland. Pimpelmezen zijn herkenbaar aan hun blauw witte verenkleed, gele buik en kenmerkende 'pimpel' op hun vleugels. Pimpelmezen zijn actieve en speelse vogels. Ze staan bekend om hun acrobatische capriolen tijdens het foerageren. Deze vogels zijn sociale wezens en leven vaak in groepen. Ze communiceren met elkaar via verschillende geluiden en roep.

De voeding van pimpelmezen bestaat voornamelijk uit insecten, rupsen, spinnen en kleine zaden. Vooral in de lente en zomer spelen insecten een cruciale rol in hun dieet, omdat ze rupsen verzamelen om hun jongen te voeden. In de winter schakelen ze over op zaden en noten.

Pimpelmezen zijn veelvoorkomende bewoners van bossen, parken, tuinen en landschappen met bomen. Ze zoeken vaak naar nestplaatsen in boomholtes, nestkasten en soms zelfs in spleten in gebouwen. Tijdens het broedseizoen maken ze gebruik van mos, veren en ander zacht materiaal om hun nesten te bouwen.

Het broedseizoen van pimpelmezen begint meestal in april en loopt tot juli. Tijdens deze periode leggen de vrouwtjes eieren in hun nesten en broeden ze uit. De broedduur varieert meestal tussen de 12 en 16 dagen. Na het uitkomen van de eieren worden de jongen gevoed met insecten en rupsen.

4. (19 maart 2025): De tjiftjaf is een kleine, bruingroenige zangvogel. Hij zingt zijn eigen naam en is een typische lentebode.

De tjiftjaf is een kleine, onopvallend vogel met tinten van bruin, geel en groen. Hij heeft donkere poten en relatief korte vleugels. Als je hem ziet, vliegt hij vaak rusteloos van de ene naar de andere plaats of wipt hij zijn staart zenuwachtig op en neer.

De tjiftjaf maakt haar nest meestal op of dicht tegen de grond, goed verscholen in dichte vegetatie. Het nest wordt gemaakt van droge grasstengels, bladeren en mos en wordt aan de binnenkant afgewerkt met fijne grassprietjes en pluimpjes. Een legsel telt meestal vier tot zeven eitjes die na een broedduur van 15 tot 17 dagen uitkomen. De jongen vliegen na 14 tot 16 dagen uit. Het voederen van de jongen wordt bijna uitsluitend door het vrouwtje uitgevoerd.

De tjiftjaf kan je eigenlijk zowat overal zien waar bomen struiken staan. In (stads)parken, tuinen met loofbomen, open bossen (met een voorkeur voor oudere loofbossen en gemengde bossen) maar evengoed in duindoornstruweel of moerassen.

De tjiftjaf verraadt zijn aanwezigheid meestal door zijn kenmerkende ‘tjif-tjaf-zang. Een zingende tjiftjaf zit meestal in een boom of struik. Het is een onrustige soort die niet lang op dezelfde plaats blijft zitten en zich onrustig en zeer beweeglijk door de vegetatie beweegt, maar echt verstoppen doet de soort zich niet.

5. (19 maart 2025) Koolmees: De mannetjes en vrouwtjes zijn vrij simpel uit elkaar te houden: het mannetje heeft een gitzwarte brede buikstreep die ook wel stropdas wordt genoemd. Het vrouwtje juist een smalle, soms onderbroken donkerbruine buikstreep, met een wat valere gele buik. De breedte van de stropdas en de intensiteit van het geel bij het mannetje bepaald hoe succesvol hij zal zijn in het leven.

Vrouwelijke koolmezen verkiezen mannen op hun kleur en breedte van de stropdas. Haar voorkeur gaat uit naar een fellere kleur geel. Des te geler, des te beter. De gele kleur bij het mannetje wordt bepaald door de kwaliteit en de hoeveelheid voedsel. En dat vertaalt het vrouwtje naar een betere oudervogel. Vervolgens kijkt ze naar de breedte van zijn zwarte ‘stropdas’, ook die bepaalt haar keuze. Maar de man is pas écht binnen als hij ook nog eens heel laag kan zingen! Lage noten zijn hét summum voor vrouwtjes. Zingt de buurman een toontje lager, dan wordt hij waarschijnlijk de vader van haar jongen. Een mannelijke koolmees is dan ook extra alert en bewaakt het vrouwtje zorgvuldig.

Een koolmees legt tussen de 7 en 15 eieren die vanaf half april worden uitgebroed in een nestje van mos, veren en haren. In de nestkast in onze tuin troffen we vooral heel veel konijnenharen in de nestkast, afkomstig van ons zwaar ruiende konijn Vlekkie, die eveneens in de tuin zijn onderkomen heeft. Na twaalf tot dertien dagen komen de jongen uit het ei. Ze worden door beide ouders gevoerd. Na circa drie weken vliegen ze uit. Het familiegroepje blijft dan nog een tijdje bij elkaar totdat ze voor zichzelf kunnen zorgen.

De koolmees is een holenbroeder, die graag gebruik maakt van nestkasten. Daarnaast broeden ze graag in holen zoals van verlaten spechtennesten, maar ook in gaten in schuren. Soms gebruiken ze wel hele aparte holletjes op aparte plekken, zoals lantaarnpalen of al dan niet verlaten brievenbussen, oude waterpompen en palen van verkeersborden. Koolmezen houden hun eigen nest goed schoon. De ontlasting van hun jongen stoppen ze in een soort ‘poepzakje’. Dat dumpen ze ver weg van het nest, net zoals de eierschalen. Zo maken ze het roofdieren moeilijker om het nest te vinden.

Een koolmees wordt gemiddeld tien jaar oud, maar de oudste koolmees heeft ooit een leeftijd van 22 jaar bereikt.

6. (19 maart 2025): De graspieper is een kleine, bruine zangvogel die veel voorkomt in open landschappen zoals graslanden en heide. Hij is herkenbaar aan zijn fijne streping en zijn kenmerkende zangvlucht, waarbij hij vaak hoog opstijgt en zingend naar beneden daalt. Bijzonder is zijn sterke binding aan open gebieden met korte vegetatie. 

De graspieper leeft in open, grasrijke landschappen zoals weilanden, heidevelden en duinen. Hij geeft de voorkeur aan korte vegetatie, waar hij kan foerageren en nesten kan bouwen. In Nederland komt hij wijdverspreid voor, vooral in natuurgebieden en extensief beheerde graslanden. Hij is echter kwetsbaar voor veranderingen in landgebruik.

De graspieper voedt zich voornamelijk met insecten, zoals kevers, vliegen en rupsen, die hij op de grond zoekt. In de herfst en winter eet hij ook zaden. Hij foerageert door rustig over de grond te lopen en prooien uit de vegetatie op te pikken, vaak in open en rustige gebieden.

De graspieper is een kleine, bruine vogel met fijne donkere streping op borst en flanken. Hij heeft een lange staart en een dunne, puntige snavel. Tijdens de vlucht toont hij een kenmerkende witte buitenrand aan de staart. Zijn zangvlucht, waarbij hij omhoog vliegt en zingend daalt, is opvallend.

Mannelijke en vrouwelijke graspiepers lijken sterk op elkaar en zijn qua uiterlijk vrijwel identiek. Beide geslachten hebben hetzelfde gestreepte verenkleed. Het mannetje is vaak actiever in het uitvoeren van zangvluchten tijdens het broedseizoen, terwijl het vrouwtje zich meer richt op het bouwen van het nest en het uitbroeden van de eieren.

7. (19 maart 2025) Roodborst: Kleine bruine vogel met kenmerkende oranjerode borst en gezicht en een lichte onderbuik. Leeft buiten de broedperiode solitair. Jonge vogels zijn lichtbruin gevlekt. Man en vrouw zien er hetzelfde uit.

Een roodborstnest telt gemiddeld vier tot zes eieren. Enkel het vrouwtje staat in voor het broeden. Na twee weken komen de eieren uit. Opmerkelijk: dit gebeurt bijna altijd ’s nachts of in de vroege ochtend. Zowel het mannetje als het vrouwtje staan in voor de broedzorg. De roodborst heeft twee legsels per jaar. Wanneer het vrouwtje aan het tweede legsel begint, staat het mannetje alleen in voor de jongen van het eerste legsel.

De roodborst is niet zo'n lief vogeltje. Hij kan een uiterst opgewonden standje zijn en flink agressief tekeer gaan, wanneer zijn territorium wordt geschonden door soortgenoten. Niet zelden legt een van de rivalen het loodje. Dit is iets bijzonders, omdat het maar heel weinig in de natuur voorkomt dat soortgenoten elkaar te lijf gaan tot de dood er op volgt. Het is eens uitgezocht dat tien procent van de oudere vogels dood gaan bij het verdedigen van hun gebied. Sommige adulte vogels gaan erg ver in hun kwaadheid: zo zijn er gevallen bekend van roodborsten die een rode bal aanvallen of mensen met een rode muts achtervolgen. Ze worden zelfs razend op hun eigen spiegelbeeld! 

De roodborst eet vooral insecten, larven, spinnen, slakken en wormen. In de winter vult ze het insectendieet aan met zaden, vruchten en voedselrestjes.