Ooit waren er in het westen van de Zijperpolder meerdere bosrijke buitenplaatsen van welgestelde Amsterdamse kooplieden. Ook het Wildrijk is aangelegd als buitenplaats. Later, tijdens het graven van het Noordhollandsch Kanaal, werd veel bos gekapt door kamperende arbeiders. Enkele stukjes bos bleven gespaard. Zo ook het Wildrijk. In 1940 werd het door aankoop veiliggesteld.

Dit bos is heel bijzonder. Goed voor een wandeling van een klein uur, juist in het voorjaar. Dan is de bodem zover je kunt kijken bedekt met een blauw tapijt van wilde hyacinten. Hier en daar zijn schakeringen van roze en wit, afgewisseld met het frisse groen van jonge varens. Bovendien bloeien in de buurt van de boswachterswoning enkele hoekjes wilde witte narcissen. In de zomer vindt u er verkoeling en in het najaar zijn er veel paddenstoelen te vinden.

 Zingende zwartkoppen, tuinfluiters en soms wielewalen maken dit lentesprookje compleet. Met een bijzonder soort gemaal, een tonmolen, wordt het water op peil gehouden. Dat water komt door een zogenaamde ‘schoonwatersloot’ rechtstreeks uit de duinen. Daarmee is het Wildrijk een van de allermooiste natuurgebieden van Landschap Noord-Holland.

Index

1. Winterkoning

2. Roodborst

3. Koolmees

4. Grote Bonte Specht

5. Tjiftjaf

6. Fitis

7. Putter

8. Goudhaantje

9. Boomkruiper

10. Pimpelmees

1.  Het winterkoninkje is het op één na kleinste vogeltje van Europa, alleen de goudhaan is kleiner dan hem. Hij komt wat nerveus over met zijn steeds op en neer gaande staart, drukke vliegbewegingen en druk rondscharrelend op de grond opzoek naar insecten. Ondanks dat zijn naam anders doet vermoeden, is het winterkoninkje alles behalve dol op de winter en koud weer. Sterker nog, veel winterkoninkjes overleven de koude winter zelfs niet. Dat kan ook bijna niet anders, want hij weegt maar ongeveer 9 gram en verliest in de winter gewicht door de kou. Maar hoe kan het dan zijn dat hij de koning van de winter wordt genoemd?

Zoals we al eerder aangaven is het winterkoninkje één van de kleinste vogeltjes van ons land. Hij is maar 9 tot 10 centimeter groot en weegt maar zo’n 9 gram. Zijn kenmerkende omhoog staande staartje geeft hem een wat grappig uiterlijk. Hij is roodbruin van kleur met een lichte streep boven zijn oog. Ook heeft hij fijne donkerkleurige streepjes op zijn lijf. Het winterkoninkje heeft een spanwijdte van ongeveer 17 centimeter en vliegt met snelle vleugelslagen laag boven de grond. Hij vliegt driftig van struik naar struik en scharrelt als een muis over de grond op zoek naar voedsel. Hij heeft een kleine spitse snavel en dunne, fijne pootjes.

Ondanks zijn zeer kleine formaat, kan hij veel geluid produceren en is dan ook luidruchtig aanwezig in parken en bossen. Ook is hij hyperactief. Het winterkoninkje heeft een prachtige heldere, maar vooral luide zang die je vast wel eens vaker gehoord hebt. Zelfs in de winter blijft hij doorzingen, als alle andere zangvogels allang zijn gestopt of vertrokken zijn naar warmere oorden.

We gaven al eerder aan dat de winterkoning zeer slecht tegen strenge winters kan. Bij koud weer zoeken de kleine vogeltjes elkaar op en blijven dicht bij elkaar om te schuilen en warm te blijven. Ook slapen ze op deze manier om warm te blijven. Meestal bestaat zo’n groepje van winterkoninkjes uit minder dan tien vogeltjes. Toch kunnen ze soms grotere groepen vormen. Het record staat tot nu toe op een groep van 61 vogeltjes.

2. Roodborst: Met z’n opvallende oranjerode borst en vriendelijke oogopslag heeft deze kleine zangvogel zich in veel harten genesteld. Vaak geassocieerd met de winterperiode en kerstkaarten, is de roodborst eigenlijk het hele jaar door te zien in Nederlandse tuinen en parken. Wat minder bekend is, zijn de fascinerende levensgewoontes van dit dappere vogeltje. De roodborst verdedigt bijvoorbeeld fel zijn territorium, wat soms resulteert in schermutselingen met soortgenoten. Dit gedrag staat haaks op hun ogenschijnlijk vreedzame voorkomen.

Een roodborst is een kleine zangvogel die we vooral kennen van zijn oranjerode borst. Dit vogeltje valt onder de familie van de vliegenvangers,  maar in tegenstelling tot wat zijn familie doet vermoeden, jaagt hij niet alleen op vliegende insecten. Deze vogels zijn echte standvogels en trekken over het algemeen niet ver van hun geboorteplaats. Ze hebben een voorkeur voor bosomgevingen waar ze zich kunnen verschuilen en nestelen, maar je vindt ze ook vaak in tuinen en parken. Het zijn solitaire dieren die hun territorium fel verdedigen.

Roodborsten eten voornamelijk insecten zoals spinnen, wormen en slakken. Als omnivoren pikken ze soms ook zaden en fruit mee als aanvulling op hun dieet. Hun snavels zijn niet alleen nuttig bij het zoeken naar eten; ze gebruiken ze ook behendig om bladerdek weg te schuiven op zoek naar verborgen prooien.

Roodborsten gebruiken hun felle borstkleur ook als communicatiemiddel, vooral tijdens het broedseizoen of bij territoriale geschillen. De intensiteit van de kleur kan variëren afhankelijk van factoren zoals leeftijd en gezondheidstoestand.

De roodborst is een veelvoorkomende vogel die je vaak in tuinen en bossen tegenkomt. Dit kleine, pittige vogeltje met zijn kenmerkende oranjerode borst is niet alleen geliefd om zijn uiterlijk maar ook vanwege het vrolijke gezang. Mijn ervaring leert dat je hem vooral bij zonsopgang en zonsondergang kunt horen.

Elk jaar overwinteren er vleermuizen in de bunker die daar speciaal voor is ingericht. De telling in de winter leverde onder andere 16 watervleermuizen op. Elk jaar neemt dat aantal toe. In het bos hangen tientallen vleermuiskasten. Grootoorvleermuizen en ruige dwergvleermuizen maken daar in de zomermaanden gebruik van. Er leven zeven soorten vleermuizen op Wildrijk.

3. Koolmees: Het is misschien wel de bekendste vogel van Nederland: de koolmees. Iedereen met een groene tuin ziet hem regelmatig verschijnen. De koolmees valt onder de mezen, net als onder andere de pimpelmees, de zwarte mees en de matkop.

De koolmees is een zogenaamde standvogel. Dit wil zeggen dat hij het hele jaar door in Nederland blijft. Hij trekt dus niet naar warmere oorden, maar blijft gedurende de hele winter in ons land. Toch zijn er koolmezen die wél een lange tocht aangaan naar een warmere leefomgeving in de winter. Echter komen deze koolmezen voornamelijk uit landen met strenge winters als Scandinavië, Oost-Europa en zelfs Rusland. Ze ontvluchten deze koude winters en komen overwinteren in ons land, of ze vliegen verder door naar het zuiden. Deze najaarstrek van de koolmees uit andere landen vindt plaats tussen half september en half november. Het hoogtepunt is rond half oktober. De overwinteraars vliegen tussen half februari en half april weer terug.

De koolmees herken je aan zijn zwarte kopje met witte wangen. Zijn lijf is geel en hij heeft een zwarte streep van boven tot onder lopen over zijn borst. Deze zwarte streep is bij mannetjes breder dan bij vrouwtjes. Ook is de gele kleur feller bij een mannetjes koolmees dan bij een vrouwtjes koolmees. De koolmees is 13,5 tot 15 centimeter groot en heeft een spanwijdte van 22,5 tot 25,5 centimeter. Een volwassen koolmees weegt ongeveer 17 gram. De koolmees wordt ongeveer 10 jaar oud, mits goede leefomstandigheden. Van een geringde koolmees is bekend dat hij 15 jaar oud is geworden en de schatting is dan ook dat koolmezen zelfs nog een stuk ouder kunnen worden dan 15 jaar.

4. (maart 2022) Grote bonte Specht: Vrijwel iedereen is bekend met de grote bonte specht; in Nederland de meest algemene specht. Grote bonte komen in vrijwel het hele land voor en nemen nog steeds in aantal toe, onder meer door het ouder worden van de bossen.

Normaal gesproken zijn volwassen grote bonte spechten goed te onderscheiden van de andere spechten. Het is hierbij voldoende om op de kop te letten. Mannetjes hebben op hun zwart-witte kop een rood achterhoofd en vrouwtjes niet. Jonge – pas uitgevlogen – grote bonte spechten hebben daarentegen een volledig rode kruin. En daarmee lijken ze wel wat op de iets kleinere middelste bonte specht.

De grote bonte specht is een prachtige vogelsoort die veel voorkomt in Nederland. Met zijn opvallende zwarte en witte verenkleed en zijn kenmerkende roffelgeluid is deze specht een echte blikvanger in onze bossen en tuinen. De grote bonte specht is een middelgrote vogel met een lengte van ongeveer 23 centimeter. Het mannetje en het vrouwtje van deze soort verschillen iets van elkaar in uiterlijk. Het mannetje heeft een rode “stropdas” op zijn achterhoofd, terwijl het vrouwtje deze rode vlek niet heeft. Beide geslachten hebben een zwarte kop, een witte buik en witte vleugelstrepen. De rug van de grote bonte specht is zwart met witte vlekken.

De grote bonte specht is een standvogel die het hele jaar door in Nederland te vinden is. Hij komt voor in verschillende habitats, zoals loofbossen, gemengde bossen, parken en tuinen. Deze specht heeft een voorkeur voor gebieden met voldoende bomen waarin hij kan hakken en nestelen.

Grote Bonte Specht...vrouw. 

De grote bonte specht is monogaam en vormt een paar voor het leven. Het vrouwtje maakt een nestholte in een boom, meestal in een zachte en rotte plek, zoals een oude boomstam. Beide ouders helpen bij het uitbroeden van de eieren en het voeden van de jongen. Het vrouwtje legt meestal 4 tot 6 witte eieren, die na ongeveer 12 tot 14 dagen uitkomen. Het broedseizoen van de grote bonte specht begint meestal in april en duurt tot juni. Tijdens deze periode zijn de spechten actief in het zoeken naar een geschikte nestholte en het leggen van eieren. 

5. (8 april 2023) Tjiftjaf: De tjiftjaf is een kleine vogel met een lengte van ongeveer 11 centimeter. Hij heeft een olijfgroene rug en een lichtgele buik. Opvallend zijn de donkere oogstreep en de lichte wenkbrauwstreep. Het mannetje en het vrouwtje hebben een vergelijkbaar uiterlijk, maar het mannetje kan soms een iets intensere kleur hebben.

De tjiftjaf is een trekvogel en komt voor in grote delen van Europa, Azië en Noord-Afrika. In Nederland is de tjiftjaf een standvogel en broedt hij in bossen, parken en tuinen. Hij geeft de voorkeur aan gebieden met veel bomen en struiken, waar hij beschutting en voedsel kan vinden.

De tjiftjaf begint in het voorjaar met het bouwen van zijn nest. Het nest wordt gemaakt van takjes, gras en mos en wordt meestal goed verborgen tussen de bladeren van een boom of struik. Het vrouwtje legt gemiddeld 5 tot 6 eieren, die ze gedurende ongeveer 13 dagen uitbroedt. Beide ouders nemen deel aan het broeden en het voeren van de jongen.

Het broedseizoen van de tjiftjaf begint in april en duurt tot juli. Tijdens deze periode is de tjiftjaf actief op zoek naar een partner en het bouwen van een nest. Na het broedseizoen vertrekken de meeste tjiftjaffen naar warmere gebieden voor de winter.

6. (8 april 2023):De fitis heeft een lengte van ongeveer 11 tot 12 centimeter en heeft een slanke bouw. Het verenkleed van de fitis is voornamelijk groenachtig van kleur, met een lichte buik en een gelige onderzijde. Het mannetje en het vrouwtje zien er vrijwel hetzelfde uit, maar het mannetje heeft vaak wat meer geel op de borst.

De fitis komt voornamelijk voor in loofbossen, parken en tuinen met voldoende struikgewas. Hij heeft een voorkeur voor gebieden met veel bladafval, omdat hij daar insecten kan vinden om op te eten. In de wintermaanden trekt de fitis naar warmere gebieden in Zuid-Europa en Afrika.

7. (17 mei 2023) De putter is een slanke vink-achtige, maar kleiner dan de huismus. De putter heeft een opvallend bont verenkleed. In de vlucht is er sprake van een opvallende, brede vleugelstreep. Hij heeft een zwart-witte kop met een rood gezicht. 

In Nederland is de Putter vooral in het westen en midden het gehele jaar aanwezig. Behalve als broedvogel komt de Putter ook als doortrekker regelmatig bij ons voor. In de trektijd en de winter zijn vaak enkele tientallen Putters bij elkaar te zien, foeragerend op ruige terreintjes met veel onkruidzaden. 

De putter broedt in lichte bossen, bosschages, boomgaarden, dorpstuinen en buitenwijken van steden. Na de broedtijd zijn ze ook te vinden in groepen op zaaddragende struiken en distels in wegbermen en braakliggende terreinen. De vrouwelijke putter bouwt een dik, viltig nest van zaadpluis, mos en gras en meestal in de buitenste takken in de kroon van bomen. De putter broedt mei-augustus met 2 broedsels. Per legsel 4 tot 6 rood gestippelde, witte eieren

8. (27 januari 2024):  De goudhaan is Europa’s kleinste vogel. Van snavel tot staartpunt meet hij slechts 8,5 cm, en ze wegen vaak niet meer dan 5 gram! Het is een zangvogel die vooral te vinden is in naaldbossen met lariksen en sparren. Ook al komen er grote aantallen goudhaantjes voor in ons land, ze worden in de broedtijd niet vaak gezien. Ze leven namelijk vooral in de toppen van naaldbomen. Ze leven in groepjes en trekken vaak op met mezen. Goudhaantjes kunnen ontzettend tam zijn en vooral in de trektijd als er duizenden in ons land neerstrijken, zijn ze zo met voedsel zoeken bezig dat je ze soms bijna aan kunt raken.

Klein, mosgroen vogeltje met een opvallende gele kruinstreep met zwarte zijbanen. Wat ook opvalt, is het zwarte kraaloog in een witgrijs gezicht. Ze vliegen vaak rusteloos door het (naald)bos, af en toe stilhangend. Het mannetje kenmerkt zich door een duidelijke felle oranje veeg in de gele kruinstreep.

Het leefgebied van de Goudhaan zijn: naaldbossen en in het bijzonder sparrenbos. Echter in de trektijd en in de winter zijn goudhaantjes minder kieskeurig en kunnen ze opduiken in elk willekeurig bosje, zeker als ze moe zijn.

Goudhaantjes hebben een voorkeur voor naaldbos, in het bijzonder sparrenbos. De dichtheden zijn dan ook het hoogst waar veel sparrenbos te vinden is, zoals op de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en in Drenthe. Broedt hier in een komvormig nest dat met haren en veertjes is bekleed van april tot juni. In twee legsels worden elk 7-13 eieren gelegd. Na 14-17 dagen komen de eieren uit, nog 17-22 dagen later kunnen de jongen vliegen. Hierna worden de jongen nog 12-18 dagen door de ouders gevoed.

Hoofdzakelijk trekvogel, maar populaties verschuiven, zodat je ze wel het hele jaar kunt zien. Alleen in Noord-Scandinavië vertrekken alle goudhanen in de winter. De Waddeneilanden kunnen in het najaar overspoeld raken met goudhanen. In een klein struikje zitten dan soms wel tien tot vijftien goudhaantjes. De soort heeft twee grote trekroutes: één zuidwest langs de kust van Noorwegen, Denemarken en Nederland richting West- en Zuid-Europa, de ander oost van Scandinavië en de Baltische staten naar Polen en tot in de Balkan; overwintert in grote delen van Zuid-Europa inclusief de Mediterrane eilanden, maar bereikt bijna nooit Afrika. Nachttrekker. Najaarstrek september-november, voorjaarstrek maart-april.

9. (27 januari 2024) Boomkruiper: De naam van deze vogel mag dan veel lijken op die van de boomklever, qua uiterlijk is het een hele andere vogel. De boomkruiper is ongeveer 13 centimeter groot en heeft een bruin gevlekt verenkleed en een witte buik. Verder hebben ze een kenmerkende spitse snavel, met een lichte buiging naar beneden. Deze snavel kan hij goed gebruiken om insecten tussen het boomschors vandaan te peuteren. Verder heeft het beestje korte poten, maar lange tenen en teennagels voor goede grip. De boomkruiper heeft een langere staart, die hij gebruikt voor evenwicht: de staart leunt tegen de boom terwijl de vogel omhoog kruipt. Deze vogel zingt hoog en snel, en zijn roep is explosief. De boomkruiper is een broedvogel, in tegenstelling tot de taigaboomkruiper, waar hij erg veel op lijkt. De taigaboomkruiper is een zeldzame vogel, en het verschil met de normale boomkruiper is de wenkbrauw. Lees onderaan deze pagina alles over de boomkruiper!

De boomkruiper is een kleine vogel (12,5-14 cm) met bruinwit gevlekte bovendelen, waarmee hij perfect gecamoufleerd is op de schors van een boom. De keel en onderzijde zijn roomwit met op de flanken een duidelijke bruine tint. Wat verder opvalt zijn de grote lichtbruine pootjes met een relatief kort achter nageltje.

De boomkruiper eet het liefst insecten, larven en spinnen. Deze peuteren ze tussen het schors vandaan, terwijl ze zich staande houden met behulp van hun grote tenen, nagels en de staart om te balanceren. De boomkruiper is vrij schuw.

Boomkruipers foerageren altijd langs stammen en/of dikke takken. Wat hierbij opvalt is dat ze altijd spiraalsgewijs om de stam omhoog kruipen. Eenmaal omhoog vliegt hij omlaag naar de voet van een andere boom om dit trucje te herhalen. De boomkruiper bouwt een verborgen nestje in holtes en spleten van bomen maar ook wel achter loszittend schors.

Een boomkruiper is gespecialiseerd in het zoeken naar kruipende insecten die in spleten en holtes leven en dus niet op vliegende insecten. Veel vogelsoorten die afhankelijk zijn van vliegende insecten trekken in het najaar en winter weg omdat die ’s winters nauwelijks beschikbaar zijn. De boomkruiper kan echter jaarrond in Nederland aan zijn kostje komen.

10. (27 januari 2024): De pimpelmees is een onmiskenbaar vogeltje met z’n felblauwe kroon, vleugels en staart. Zijn gezicht is wit, wat in scherp contrast staat met zijn zwarte ogen. ‘t Is niet alleen z’n kleurrijke verenkleed dat hem zo opvallend maakt. Hij heeft ook een klein, slank lichaam en weegt slechts tussen de 9 en 12 gram. Het formaat van de pimpelmees kan variëren, maar over het algemeen hebben ze een lengte tussen de 11 en 12 cm. Ze hebben een relatief korte snavel die zwart is en altijd iets naar beneden gebogen lijkt te zijn.

De pimpelmees heeft ‘n vrij groot verspreidingsgebied dat zich uitstrekt over heel Europa, Noord-Afrika en West-Azië. Ze voelen zich thuis in allerlei soorten leefomgevingen: van gemengde bossen tot stadsparken. Zolang er maar bomen of struiken zijn om nestjes te bouwen, maken ze ‘t naar hun zin.

Wat betreft het gedrag van de pimpelmees valt er nog meer te ontdekken. Deze vogels staan bekend om hun nieuwsgierigheid en energieke karakter. Ze houden ervan om rond te fladderen op zoek naar insecten en zaden, die het grootste deel van hun dieet uitmaken. Eén ding dat je misschien niet weet over de pimpelmees is dat ze behoorlijk territoriaal kunnen zijn als het gaat om hun nestruimte. Tijdens het broedseizoen verdedigen ze fel hun nest tegen indringers, inclusief andere mezensoorten! Behalve dit competitieve aspect hebben deze vogeltjes ook een sociale kant. Buiten het broedseizoen leven ze vaak in groepjes met andere mezensoorten waarbij ze samen foerageren.

Pimpelmezen hebben een gevarieerd menu dat sterk afhangt van het seizoen. In de lente en zomer eten ze voornamelijk insecten en spinnen. Deze kleine beestjes vormen een rijke bron van eiwitten, wat essentieel is voor hun groei en voortplanting. Maar als de winter aanbreekt, verandert hun dieet drastisch. Omdat er minder insecten te vinden zijn, schakelen ze over op zaden en noten. Dit zijn goede bronnen van vetten die hen helpen om warm te blijven in de koude maanden.Het is ook belangrijk om te weten dat pimpelmezen echte opportunistische eters zijn. Ze passen hun dieet aan op basis van wat er beschikbaar is in hun omgeving. Zo kunnen ze bijvoorbeeld ook fruit eten als dat voorhanden is.