Een groot moerasgebied met rietvlaktes, ruige graslanden, waterplassen, omringd door bossen: een waar vogelparadijs van internationale waarde. Dat zijn de Oostvaardersplassen, onderdeel van Nationaal Park Nieuw Land.

Ruim 50 jaar geleden schiep de natuur in zuidelijk Flevoland dit uitgestrekte moerasgebied. Ganzen, lepelaars en aalscholvers wisten de Oostvaardersplassen al snel te vinden, net als reeën, vossen, hazen, vleermuizen en vlinders. En sinds 2006 broedt zelfs de zeearend er.

In dit vogelrijke moerasgebied werken mens en natuur op een bijzondere manier samen. Zo kom je onderweg heckrunderen, konikpaarden en edelherten tegen. Zij houden met hun gegraas de graslanden op een natuurlijke manier open. 

De Oostvaardersplassen vormen één van de bekendste natuurgebieden van Nederland. Het gebied, dat ligt tussen Almere en Lelystad, is een 5600 hectare groot zoetwatermoeras op de zeebodem. Deze oppervlakte is voor Nederlandse begrippen uitzonderlijk groot te noemen. Bij het droogleggen van zuidelijk Flevoland in 1968 bleek het gedeelte langs de Oostvaardersdijk lager te liggen dan de rest van de polder. Doordat dit gebied niet direct in cultuur gebracht werd, is hier in de loop der jaren een prachtig natuurgebied ontstaan. In 1972 dreigde het fout te gaan, want men wilde het gebied gaan ontwateren voor de aanleg van een gepland industriegebied. Op het laatste moment werden de werkzaamheden stopgezet en kon het gebied zich definitief verder ontwikkelen als natuurgebied. De Oostvaardersplassen danken hun naam aan een ver verleden. In de voormalige Zuiderzee liep een diepe geul, het Oostvaardersdiep. Hier startten veel Indiëvaarders in de Gouden Eeuw hun reis naar het verre oosten.

Index:

1. Lepelaar

2. Roodborsttapuit

3. Spreeuw

4. Boerenzwaluw

5. Knobbelzwaan

6. Edelhert

7. Groenling

8. Torenvalk

9. Grote zilver reiger

10. Baardman

11. Kievit

12. Scholekster

13. Ekster 

14. Wilde eend

15. Bergeend

16. Rietgors

17. Kramsvogel

18. Krakeend

19. Grote Zaagbek

20. Blauwe Reiger

21. Zanglijster

 

 

1. (21 augustus 2020)...lepelaar: De Oostvaardersplassen bestaan uit een droog gedeelte (2000 hectare) en een nat gedeelte van 3600 hectare. Het waterpeil in het moerasgedeelte wordt voornamelijk bepaald door neerslag en verdamping. De vogelrijkdom is enorm. De Oostvaardersplassen zijn vooral bekend vanwege de grote aalscholverkolonie (maximaal 8000 broedparen), de lepelaarkolonie.

Foto's onder...11 juni2023

2. (21 augustus 2020)... roodborsttapuit: De roodborsttapuit lijkt sterk op het paapje maar beide soorten komen zelden voor in hetzelfde gebied. In tegenstelling tot het paapje, dat de voorkeur geeft aan gebruikte landbouwgebieden, komt de roodborsttapuit met name voor in hoogvenen en heidegebieden. De roodborsttapuit is van het paapje te onderscheiden door het ontbreken van een wenkbrauwstreep en de zwarte keel. Het vrouwtje is minder contrastrijk getekend dan het mannetje. De zangpost van het mannetje bevindt zich in de top van een alleenstaande struik, maar de vogel kent ook een zangvlucht. De vogel blijft lang genoeg in Nederland om twee legsels groot te brengen, dit komt omdat de roodborsttapuit slecht over een korte afstand trekt. De meeste vogels trekken naar Zuid-Europa, maar er zijn ook roodborsttapuiten die in Nederland overwinteren.

foto's boven Roodborsttapuit man; Foto onder Roodborsttapuit vrouw (23 maart 2023)

foto onder: (21 augustus 2020)... boerenkarper. In oktober 2019 zijn er in totaal 700 kilo aan karpers overgeplaatst naar het Markermeer. De karpers moesten weg uit sloten in de Oostvaardersplassen, omdat het natuurgebied opnieuw werd ingericht, aldus Staatsbosbeheer. De  verhuisde karpers zwommen in sloten tussen het moeras en het land. De sloten worden uitgebaggerd. Later werden er nog meer karpers weggevangen uit een plas die weer rietmoeras moet worden. Ook die karpers gaan naar het Markermeer. De vissen doen het daar goed, zo is gebleken uit een eerdere proef met zeventig karpers met een zendertje.

3. (21 augustus 2020)...spreeuw: In het najaar is het verenkleed bedekt met talrijke witte stippen. In de loop van de winter slijten de veren echter, waardoor het verenkleed in de zomer geheel zwart is en een groene of paarse glans heeft. De spreeuw kan verward worden met de merel, maar naast het verschil in verenkleed is de spreeuw ook te onderscheiden door de kortere staart en de spitse, driehoekige vleugels. Ook is de vlucht veel sneller en met glijpauzes. De spreeuw zingt met gespreide vleugels een serie hoge, langgerekte tonen, afgewisseld met korte klikkende of knarsende geluiden. De spreeuw is een luidruchtige vogel en broedt meestal alleen, maar soms ook in kolonies in boomholten of gaten in de grond. De vogel vormt buiten de broedtijd vaak grote tot zeer grote zwermen en kan dan veel schade veroorzaken, met name aan boomgaarden met fruitbomen.

Foto's onder:  (31 augustus 2020)... juveniele spreeuwen: In de wintermaanden een zwart verenkleed met een paarsgroene gloed en opvallende witte spikkels. In broedkleed zijn spreeuwen zwart gekleurd met een gloed van paarse, blauwe en groene kleuren. Jonge spreeuwen hebben tot in september een bruin, onopvallend verenkleed. Leeft in groepen, na het broedseizoen soms zeer grote groepen. Zijn vrij luidruchtig. Spitse snavel die geel is in het broedseizoen, daarbuiten donker grijs/zwart.

4. (21 augustus 2020)... boerenzwaluw: De boerenzwaluw heeft een schitterend verenkleed met metaalglans, hij voert snelle, sierlijke vluchten uit en is een opvallende en welkome verschijning tijdens de zomermaanden.

Vogelkijkhut- De Zeearend: Deze grote vogelkijkhut heeft twee verdiepingen en biedt u uitzicht over de grote vlakte en het rietmoeras. U kunt hier van alles zien: van grote zilverreiger tot vos, van edelhert tot roerdomp. Ook visarend en zeearend worden met enige regelmaat vanuit deze hut gezien.

5. (21 augustus 2020)...: De knobbelzwaan is een sierlijke verschijning in onze sloten plassen en meren. Maar ook in de lucht is de knobbelzwaan een imposante en mooie verschijning. Het is ook niet voor niets dat knobbelzwaan het symbool is van vliegtuigmaatschappij KLM-air France. Met de knobbelzwaan gaat het gelukkig erg goed in Nederland. Het aantal knobbelzwanen neemt jaarlijks toe. De Knobbelzwaan, kwam als wilde vogel, al vanaf de oudheid in Nederland voor. Helaas hadden de boeren een enorme hekel aan de knobbelzwanen. Op hun weilanden lieten ze nogal forse uitwerpselen achter en ze werden daardoor in die tijd dan ook flink bejaagd en werd dan ook helemaal in Nederland uitgeroeid. De knobbelzwaan kwam alleen nog in gevangenschap voor. Gelukkig zijn er een aantal uit gevangenschap ontsnapt. Deze ontsnapte dieren zagen de kans om toch weer in het wild te broeden. Uit deze ontsnapte zwanen is weer een hele nieuwe wilde populatie knobbelzwanen ontstaan. De zwaan is zuiverwit en heeft een rode snavel. Boven aan de snavel zit een zwarte knobbel, vandaar ook de naam knobbelzwaan. Bij het mannetje is de knobbel duidelijk groter dan bij het vrouwtje. Ook heeft het mannetje een dikkere nek als het vrouwtje. Het vrouwtje weegt zo een 10 kilo en het mannetje gemiddeld 13 kilo. De spanwijdte van de vleugels zijn 2,30 meter. Ze zijn daarmee niet alleen de grootste watervogels maar ook de zwaarst vliegende vogels. Opmerkelijk is dat de vleugels van de zwanen in hun vlucht een zingend geluid maken.

De Oostvaardersplassen is een voor Nederland uniek nat gebied met bos en ruige graslanden. Hier lopen volop edelherten, reeën, vossen, hazen en runderen. En heel veel vogels. Je kunt ze bekijken vanuit een van de kijkhutten. Er zijn niet veel wandelpaden door het natte gebied. Toch kun je er een heerlijk ruige wandeling maken. Wandel door de Nieuwe Wildernis.

6. (30 september 2020)... Edelhert: .Bij edelherten hebben alleen de herten een gewei, de hindes niet. Herten worden dan ook wel aangeduid als geweidragers en hinden als kaal wild. Op de foto is een 1e kops Hert afgebeeld.  Het eerste gewei komt in september in het jaar volgend op zijn geboortejaar en het hert wordt dan een spitser, een 1e kops hert genoemd. Hij bevindt zich in zijn 2e levensjaar, maar is, net als bij mensen, 1 jaar oud.

7. (30 september 2020)...groenling: De vogels danken hun naam aan hun kleur. Ze zijn namelijk voornamelijk groen van kleur. Ook hebben ze gele strepen op hun lichaam. Tevens hebben de vogels een prachtige zang. De groenling is een dikke, forse zaadeter met een stierennek. Met zijn krachtige snavel kan de vogel gemakkelijk harde zaden kraken.

Foto's onder....11 juni 2023

De groenling staat bekend om zijn melodieuze zang, die bestaat uit verschillende fluitende tonen. Het geluid van de groenling is vaak te horen in de lente, wanneer de vogels hun territorium afbakenen en op zoek gaan naar een partner.

De groenling komt veel voor in Nederland en is te vinden in diverse leefgebieden, zoals bossen, parken en tuinen. Ze zijn vooral te vinden in gebieden met veel struiken en bomen, waar ze kunnen foerageren en nestelen.

De groenling begint met broeden in het voorjaar, meestal in de maanden april en mei. Het nest wordt vaak gebouwd in struiken of bomen, op een veilige plek waar predatoren moeilijk bij kunnen komen. Het vrouwtje legt gemiddeld 4 tot 6 eieren, die na ongeveer 12 tot 14 dagen uitkomen. Beide ouders zijn betrokken bij het broeden en het grootbrengen van de jongen.

De groenling is een zaadeter en voedt zich voornamelijk met verschillende zaden, zoals die van grassen, bomen en kruiden. Daarnaast eten ze ook wel eens insecten en fruit. Hierdoor zijn ze goed aangepast aan het Nederlandse landschap, waar voldoende voedselbronnen te vinden zijn.

8. (30 september 2020): De torenvalk is vooral bekend door het bidden, dat je vaak langs de weg ziet. Was lange tijd de talrijkste roofvogel, maar dat is nu de buizerd. Toch is het nog steeds een kenmerkende vogel van het open land in Nederland. Een uitgesproken veldmuisjager, die graag in nestkasten broedt in open land. Als er weinig muizen zijn, pakt hij ook wel jonge weidevogels of mussen. Pakt uitsluitend prooien van de grond. De torenvalk is een kleine roofvogel.  Een volwassen dier is ongeveer 31tot 37 cm groot. Het vrouwtje is rosbruin met donkere vlekken, het mannetje is iets minder gevlekt en heeft grijze kop en staart. Hij komt vaak voor langs de rand van de weg waar het makkelijker naar prooien zoeken is in het korte gras. 

9. (30 september 2020...: De grote zilverreiger is smetteloos wit en ongeveer even groot als de bekendere blauwe reiger. Hij heeft een krassende roep. De lengte is ongeveer 85 tot 100 cm. en de spanwijdte 140 cm. De poten en tenen zijn zwart en de dolkvormige snavel is geel. In de broedtijd wordt de snavel zwart met een gele basis. Anders dan de blauwe reiger heeft de grote zilverreiger geen kuif. Maar wat de grote zilverreiger wel heeft zijn de lange losse sierveren die zich vormen op de schouders en afhangen tot de staart. Deze veren vormen zich in het broedkleed. 

10. (28 februari 2022) Baardman (Baardmees): De bovenzijde is kaneelbruin, de opvallend lange geelbruine staart is trapsgewijs gevormd, de onderzijde is witachtig met op de borst en buik een roze waas. Het mannetje heeft een blauwgrijze kop met een opvallende zwarte streep die vanaf de mondhoeken schuin naar beneden loopt, en zwarte onder staart. Het wijfje heeft geen zwarte baardstreep en zwarte onder staart. De baardmees is een vrij zeldzame broedvogel, die slechtsop enkele plaatsen voorkomt, zoals in centraal Friesland, op het Kampereiland, het Zwarte Meer en in de Makkumerwaard, Oostvaardersplassen, misschien ook nog plaatselijk aan het Amstelmeer en de Vechtplassen. Bewoont uitgestrekte rietmoerassen. Klimt en klautert uiterst behendig door de rietstengels. Buiten de broedtijd zwerven zij in troepjes rond in de omgeving van de broedplaatsen, ook in perioden van strenge vorst..

11. (1 maart 2023): De kievit is een middelgrote vogel met een opvallend zwart-wit verenkleed. De mannetjes en vrouwtjes hebben een vergelijkbaar uiterlijk, maar er zijn enkele subtiele verschillen. Zo heeft het mannetje vaak een iets langere kuif en een iets grotere borstband dan het vrouwtje. De kievit heeft lange poten en een lange, rechte snavel, waarmee hij zijn voedsel uit de grond kan halen.

De kievit komt voornamelijk voor in open gebieden, zoals weilanden, akkers en moerassen. Hij is goed aangepast aan het leven op het platteland en kan zich prima redden in agrarisch gebied. De kievit is een trekvogel en brengt de winter door in Zuid-Europa en Noord-Afrika.

De kievit voedt zich voornamelijk met insecten, wormen en andere kleine ongewervelden. Hij zoekt zijn voedsel op de grond, waar hij met zijn lange snavel in de bodem prikt om bij zijn prooi te komen. Daarnaast eet de kievit ook plantaardig voedsel, zoals zaden en gras.

De kievit is monogaam en vormt vaak langdurige paren. Het broedseizoen begint in maart, wanneer de kieviten terugkeren naar Nederland na hun overwintering. Het mannetje voert dan indrukwekkende baltsvluchten uit, waarbij hij met snelle vleugelslagen en duikvluchten pronkt voor het vrouwtje. Het vrouwtje legt meestal 4 eieren, die ze in een ondiep kuiltje op de grond legt en bebroedt. Beide ouders broeden de eieren uit en zorgen samen voor de jongen. Het kievit broedseizoen valt in de periode van maart tot juli. Tijdens deze periode zijn de kieviten extra gevoelig voor verstoring, omdat ze hun nesten op de grond bouwen. Het is dan ook belangrijk om tijdens het broedseizoen rekening te houden met de aanwezigheid van kieviten en hun nesten.

12 (1 april 2023): De scholekster is gemakkelijk te onderscheiden door zijn zware oranje snavel en rode ogen, met oranje orbitale ring. Het is een grote vogel, compact en diepgeworteld. Het uiterlijk is van wit onder en zwarte kop en bovendelen. De vleugels hebben een zwarte voorrand en een brede witte vleugelbalk die tijdens de vlucht opvalt. Mannetjes hebben gemiddeld een kortere en dikkere snavel dan vrouwtjes. Mannetjes hebben soms ook een helderdere rode basis van snavel, maar het onderscheiden van geslachten is over het algemeen vrij moeilijk. Vrouwtjes zijn meestal ook zwaarder. De scholekster heeft relatief lange en stevige poten, die roze zijn. In de winter krijgen de vogels een witte kraag. Eerste wintervogels zijn bleker dan volwassenen met een grotere, witte keelvlek of ‘kinband’. Scholeksters hebben slechts drie naar voren gerichte tenen, wat helpt om hun gewicht te spreiden om te voorkomen dat ze in de modder zinken.

De scholekster is in de eerste plaats een kustvogel, maar broedt landinwaarts door rivieren, lochs, overstroomde grindputten, steenachtige oevers en estuaria. In de winter is de vogel strikter aan de kust en gedurende deze tijd hebben ze de neiging om gemeenschappelijk te rusten. Scholeksters komen veel voor op kustlijnen waar weekdieren zoals kokkels en mosselen zich voeden. In Groot-Brittannië zijn ze het hele jaar door te zien.

13. ( 1 april 2023): De ekster heeft een opvallend uiterlijk met zijn zwart-witte verenkleed en lange staart. Het verschil tussen man en vrouw is echter minimaal. Beide geslachten hebben een zwarte kop, nek, borst en staart. Hun vleugels en rug zijn daarentegen wit. De ekster heeft een opvallende blauwe gloed op zijn vleugels en staart, die vooral zichtbaar is wanneer de zon erop schijnt.

Eksters zijn te vinden in verschillende habitat, waaronder bossen, parken, tuinen en agrarisch gebied. Ze zijn zeer aanpasbaar en komen veel voor in menselijke bewoonde gebieden. Eksters bouwen hun nesten meestal in bomen, maar ze kunnen ook nestelen in struiken of zelfs op gebouwen. Eksters zijn omnivoren en eten een gevarieerd dieet. Ze voeden zich voornamelijk met insecten, wormen, slakken en larven. Daarnaast eten ze ook vruchten, zaden, noten, eieren en jonge vogels. Eksters staan erom bekend dat ze soms eieren en jonge vogels uit andere nesten stelen.

Eksters zijn monogaam en vormen vaak langdurige paren. Ze bouwen een groot nest van takken en twijgen, dat ze meestal hoog in een boom maken. Het vrouwtje legt gemiddeld 5 tot 7 eieren, die ze alleen of samen met het mannetje bebroedt. Na ongeveer 17 tot 19 dagen komen de eieren uit en worden de jongen gevoed door beide ouders. Na ongeveer 3 weken verlaten de jonge eksters het nest, maar ze worden nog steeds gevoed door hun ouders totdat ze zelfstandig genoeg zijn.

Het broedseizoen van de ekster begint meestal in maart en duurt tot juli. Tijdens deze periode zijn eksters actiever en territoriaal. Ze verdedigen hun nest en kunnen agressief reageren op indringers. Het is belangrijk om op te merken dat eksters beschermd zijn tijdens het broedseizoen en het verstoren van hun nesten strafbaar is.

14. (1 april 2023): De wilde eend is een algemeen voorkomende watervogel, die veel te vinden is in parken en vijvers. Het mannetje, de woerd, is te herkennen aan de opvallende groene kop en witte nekband. Ook heeft hij als enige eendensoort gekrulde staartveren. Het vrouwtje heeft een meer gecamoufleerd vooral bruin verenkleed. Gedurende de winter worden koppeltjes gevormd, waarbij het er soms heftig aan toe gaat; niet zelden proberen de vogels elkaar te verdrinken om zo rivalen te elimineren. Veel eenden in parken zijn mengvormen van wilde eenden met allerlei gedomesticeerde eenden.

Man heeft in prachtkleed een groene kop, witte nekband en donkerbruine borst. Stuit en middelste gekrulde staartveren zijn zwart. Het vrouwtje is onopvallender bruin. De donkerblauwe "spiegel" met witte rand op de vleugel is een gedeelde eigenschap en een goed kenmerk om vrouwtje te onderscheiden van de gelijkende krakeend die een witte spiegel heeft. Na het broedseizoen lijkt de man meer op het vrouwtje. Aan de kleur van de snavel zijn ze dan nog te onderscheiden; zeemkleurig bij de vrouw, die van de man geel. Wilde eenden hebben oranje poten.

Wilde eenden die in Nederland broeden zijn, net als in andere regionen met een gematigd klimaat, voornamelijk standvogels. Ze trekken slechts over kleine afstanden bij slechte weersomstandigheden. Eenden uit noordelijker streken trekken wel naar het zuiden wanneer het koud begint te worden. De wilde eenden uit ons land wijken uit naar continentaal Europa, Groot-Brittannië en Ierland.

15. (1 april 2023): De bergeend is een middelgrote vogel met een opvallend uiterlijk. Het mannetje en het vrouwtje hebben een duidelijk verschil in uiterlijk. Het mannetje heeft een witte kop en nek, een oranjebruine borst en een zwarte rug. De vleugels zijn zwart met een witte streep. Het vrouwtje daarentegen heeft een bruinere kleur met een donkere vlek rond het oog. Beide geslachten hebben een opvallende oranje snavel en poten.

De bergeend komt voor in verschillende leefgebieden, waaronder kustgebieden, estuaria, wadden, meren en moerassen. Ze geven de voorkeur aan gebieden met ondiep water, waar ze kunnen foerageren op hun favoriete voedsel. In Nederland kun je bergeenden vaak vinden langs de kustlijn, op de Waddeneilanden en in de Zeeuwse Delta.

De bergeend is een omnivoor en heeft een gevarieerd dieet. Ze foerageren voornamelijk op schelpdieren, wormen, kleine visjes, insecten en plantaardig materiaal zoals zeewier en gras. Deze vogels zijn vaak te zien met hun kop onder water, op zoek naar voedsel. Ze hebben een speciale snavel die is aangepast om schelpdieren te openen.

De bergeend vormt vaak langdurige monogame paren. Ze broeden graag op beschutte plaatsen, zoals in holen, nestkasten of tussen rotsen. Het vrouwtje legt meestal 6 tot 10 eieren, die ze in ongeveer een maand uitbroedt. Beide ouders zijn betrokken bij het broeden en het grootbrengen van de jongen. Het broedseizoen van de bergeend begint meestal in maart en duurt tot juli. Tijdens deze periode zijn ze zeer territoriaal en beschermen ze hun nest agressief tegen indringers. Na het uitkomen van de eieren blijven de jongen ongeveer 8 weken bij hun ouders voordat ze zelfstandig worden.

16. (1 april 2023): Mannetjes rietgorzen hebben een huismusachtig kleed met een zwarte kop en keel, een witte halsband en een dunne witte baardstreep. In het najaar en de winter verdwijnt het zwart voor het grootste deel. Dan hebben ze net als vrouwtjes en jonge vogels een bruinachtige kop met een dunne lichte streep langs de wangen en aangrenzend een donkere, driehoekige streep. Daarnaast hebben vrouwtjes nog een lichte streep achter het oog en streepjes op de borst. Bovensnavel licht gebogen, in tegenstelling tot andere soorten gorzen. Wit op buitenste staartpennen valt op bij wegvliegen. "Knipt" vaak met staart.

Rietgorzen die in Nederland broeden, zijn deeltrekker; een deel van de populatie trekt in het najaar (eind september - half november) weg om in het voorjaar (eind februari - half april) weer terug te komen. In het voorjaar is de trek eigenlijk grotendeels te merken aan de kust, in het najaar ook, maar dan trekken de Scandinavische rietgorzen ook door, en die gaan meer over Midden- en Oost-Nederland.

17. (1 april 2023): De kramsvogel heeft een lengte van ongeveer 25 centimeter en een spanwijdte van 40 tot 45 centimeter. Het mannetje en het vrouwtje hebben een vergelijkbaar uiterlijk, maar er zijn enkele subtiele verschillen. Het mannetje heeft meestal een donkere kop met een grijze nek en borst. De buik is lichtgrijs van kleur. De vleugels hebben een grijsbruine tint met opvallende witte strepen. Het vrouwtje heeft een vergelijkbaar verenkleed, maar met iets meer bruine tinten.

De kramsvogel is een trekvogel die voornamelijk in Noord-Europa broedt, waaronder Nederland. In de winter migreren ze naar Zuid-Europa en Noord-Afrika. Ze geven de voorkeur aan open gebieden zoals weilanden, boomgaarden en parken. Ze zijn ook te vinden in stedelijke gebieden, waar ze zich voeden met bessen en fruit.

De kramsvogel begint met broeden in april. Het vrouwtje bouwt een nest van grassen, takjes en modder, meestal hoog in een boom. Het legsel bestaat uit 4 tot 5 eieren, die het vrouwtje alleen bebroedt. Na ongeveer twee weken komen de eieren uit en beide ouders zorgen voor de jongen. De jongen verlaten het nest na ongeveer twee weken en worden daarna nog een paar weken gevoerd door hun ouders.

Het broedseizoen van de kramsvogel begint in april en loopt tot juli. In deze periode zijn ze het meest actief en laten ze hun kenmerkende zang horen. Ze zijn territoriaal ingesteld en kunnen agressief reageren op indringers in hun broedgebied.

18. (1 april 2023): Een volwassen krakeend is circa 50 centimeter groot en is daarmee iets kleiner dan een wilde eend. Het dier geeft de voorkeur aan binnenwateren. Het mannetje is grijs met een zwart achterwerk en heeft kastanjebruine vleugeldekveren. Het vrouwtje is geelachtiger van kleur. En bij het profiel valt de veel dunnere snavel van deze eend op, in vergelijking met de wilde eend.

Je vindt de krakeend in de meer gematigde regio’s van Europa. Zo komen ze niet voor in het hete zuiden, zoals Spanje, en het koude noorden, zoals Scandinavië. In Nederland is de krakeend in de laatste decennia sterk toegenomen in aantal. Krakeenden broeden het liefst langs een kanaal of een meer, met een langzame zoetwater stroom. Ze maken dan vaak gebruik van de ruige vegetatie in dit soort gebieden, zodat de nesten veilig blijven. De krakeend lijkt voorkeur te geven aan gebieden die door de mens naar eigen hand zijn gelegd. Denk dan bijvoorbeeld aan grote open wateren in polders, waar dammen in geplaatst zijn. Dit kan te maken hebben met het ecosysteem dat op deze plekken ontstaat, zoals de groei van wieren. Je vindt de krakeend dus het meest in de waterrijke gebieden in het westen en noordwesten van Nederland, met name in de polders. De krakeend is echter wel een trek eend. Dit houdt in dat hij zich meestal in de winter naar warmere oorden verplaatst. Vooral krakeenden uit de noordelijke regio’s van het verspreidingsgebied vertrekken naar het zuiden. De krakeenden in het zuiden blijven meestal op hun plek. Krakeenden in midden Europa vertrekken zelfs helemaal naar het noorden van Afrika.

Krakeenden eten vooral planten. Tijdens de wintermaanden kiezen ze echter ook voor insecten die zich tussen de vegetatie verstoppen. Ook waterdiertjes komen hier soms in terecht. 

Het broedseizoen van de krakeend begint laat in de lente maar loopt door tot aan het begin van de zomer. Ze maken hun nest vaak op de grond, een stukje van het water af en verstoppen het nest goed. Ze maken daarbij gebruik van dichte grassen en bladeren. Tussen mei en juli legt de krakeend gemiddeld 10 eieren. Het duurt dan zo’n 25 dagen voordat de eieren uitkomen. Na 50 dagen kunnen de jonge krakeenden zelf vliegen. Omdat de krakeend vaak in groepsverband of in paren broedt, leggen ze hun eieren ook wel eens in een ander nest. 

19 (13 december 2023): De grote zaagbek is een opvallende verschijning in de waterrijke gebieden van Europa en Noord-Amerika. Als fervent vogelliefhebber heb ik deze elegante watervogel vaak mogen observeren, en elke keer weer ben ik gefascineerd door zijn kenmerkende snavel met de zaagtanden die zo typerend zijn voor deze soort. Wat veel mensen niet weten, is dat de grote zaagbek eigenlijk tot de familie van de eenden behoort, hoewel hij daar in gedrag en uiterlijk sterk van afwijkt.

Als je aan de oever van een meer of rivier staat, kun je geluk hebben en getuige zijn van hoe deze vogels duiken naar vis – hun voornaamste voedselbron. Hun unieke snavel speelt hierbij een cruciale rol: dankzij de scherpe ‘tanden’ kunnen ze glibberige prooien stevig vasthouden. De grote zaagbek leeft meestal in kleine groepjes, maar soms ook solitair, afhankelijk van het seizoen en beschikbaarheid van voedsel.

De mannetjes hebben een opvallend wit verenkleed met zwarte accenten terwijl de vrouwtjes bruin gekleurd zijn met een kenmerkende roestbruine kop. Ze komen voor in zowel zoetwatergebieden als brakke waterzones verspreid over Noord-Amerika, Europa en Azië. Grote zaagbekken zijn sociale dieren buiten het broedseizoen maar tijdens het broeden kunnen ze territoriaal worden. Deze vogels bouwen hun nest vaak in de holtes van bomen dichtbij het water en leggen meestal tussen de 8-12 eieren. Hun jongen zijn nestvlieders; kort na uitkomen verlaten ze al snel het nest om zich bij moeder in het water te voegen.

Ze staan erom bekend spectaculaire duikvluchten te maken waarbij ze soms wel tot dieptes van 20 meter kunnen gaan om naar vis te jagen. Dit maakt hen tot bedreven zwemmers en duikers die zich volledig hebben aangepast aan een leven in en rondom waterrijke gebieden.

Volwassen exemplaren bereiken vaak een lengte van zo’n 50 tot 68 centimeter waarbij mannetjes doorgaans iets groter worden dan vrouwtjes.

Met hun sterke vleugelslagen maken deze vogels lange trekvogelpaden onveilig; ze leggen soms wel duizenden kilometers af tussen hun leefgebieden.

Deze indrukwekkende dieren spotten kan zowel langs kustgebieden als aan binnenwaterlichamen zoals meren en rivieren waar genoeg vis aanwezig is voor hen om zich mee te voeden.

In Europa nestelen ze graag in de boreale bossen van Scandinavië tot Siberië. Tijdens de wintermaanden trekken deze vogels naar zuidelijkere streken en kustgebieden waar het water niet bevriest. Ze hebben een opvallend migratiepatroon dat varieert afhankelijk van hun locatie. Zo zullen bijvoorbeeld de grote zaagbekken die in Scandinavië verblijven, naar West-Europa of de Middellandse Zee trekken om te overwinteren. Ze zijn ook gekend omwille van hun sociale gedrag buiten het broedseizoen; dan vormen ze vaak grote groepen die samen reizen en voedsel zoeken. Dit gedrag maakt ze vrij eenvoudig te spotten voor vogelliefhebbers langs geschikte waterwegen tijdens de herfst- en wintermaanden.

20. (13. december 2023) Blauwe Reiger: Staand op hoge poten is de blauwe reiger niet moeilijk te herkennen. De naam 'blauwe' is misschien wat teleurstellend; de vogels zijn vooral grijs. Een blauwe reiger - zeker jonge vogels - kunnen er verfomfaaid uitzien. Maar een volwassen vogel, aan het begin van het broedseizoen, is prachtig om te zien. Een paar lange, sierlijk afhangende veren vanaf de zwarte kopstreep. Geeloranje dolksnavel, afhangende sierveren over keel en op de rug. De vlucht is traag, daarbij houdt de blauwe reiger de nek ingetrokken en lijkt daardoor wat 'kopzwaar'. De poten steken in vlucht duidelijk achter het lichaam uit.

Harde, vérdragende roep, zowel in vlucht op trek, als in de kolonie. In vroege voorjaar luide baltsroep van man op nest, ook 's nachts. In kolonie divers gekekker en gekrijs, van zowel jonge als volwassen vogels.

Broedt van februari tot en met mei, meestal in slordige kolonies in bomen, maar steeds vaker ook solitair. De voorkeur gaat uit naar plekken waar rovers moeilijk bij komen; eilandjes in een vijver of plas bijvoorbeeld. Het nest bestaat uit takken, soms aangevuld met riet en waterplanten. Het vrouwtje maakt het nest, het mannetje voert de bouwmaterialen aan. Het nest wordt vaak meerdere jaren gebruikt (maar soms door een roofvogel gekraakt). Legt meestal 4 tot 6 bleek-blauwgroene eieren, die in 23 tot 28 dagen worden uitgebroed. Anderhalve maand later zijn de jongen vliegvlug, al blijven deze vervolgens nog 10 tot 20 dagen op en bij het nest.

Overal waar ondiep water voorhanden is dat in voldoende voedsel voorziet. Om te broeden zijn bomen onmisbaar, daar waar de combinatie te vinden is, zijn blauwe reigers nooit ver weg. Zoekt ook voedsel in graslanden (muizen, mollen). In stedelijk gebied schuimen ze ook op straat, zoals bij het sluiten van de markt.

Blauwe reigers eten alles wat zij in ondiep water (zoet, brak en zelfs zout) kunnen vinden: kleine en grotere vissoorten, rivierkreeft (tegenwoordig zijn dat allemaal exotische soorten), salamanders en kikkers. Ook mollen en muizen als deze te pakken zijn. In de bebouwde kom zoeken en krijgen ze ook menselijk eten.

Vorst is een probleem voor blauwe reigers; veel reigers trekken daarom in de winter weg. Voor een deel naar Engeland, maar ook zuidelijk naar Frankrijk. Vogels uit Scandinavië en Duitsland nemen hun plek in. Er zijn blauwe reigers uit onze streken aangetroffen in Centraal-Afrika. Een aanzienlijk deel van de blauwe reigers blijft echter in Nederland in de winter en zwerft dan, indien nodig, rond tot een plek die voorziet in voldoende voedsel is gevonden. Soms is dat een plek waar (iets verwarmd) industriewater wordt geloosd, of waar een groep eenden een wak openhoudt. In een periode met stevige vorst kan je groepen blauwe reigers in een weiland zien staan, in afwachting van invallende dooi. Als de vorst dan aanhoudt, sterven veel van de vogels die deze strategie verkozen boven wegtrekken.

21. (5 december 2024) Zanglijster: De zanglijster is een middelgrote zangvogel, ongeveer 20-23 centimeter lang, met een bruine rug en een lichtgele borst bedekt met donkere stippen. Ondanks zijn bescheiden formaat heeft hij een krachtig stemgeluid dat ver draagt. De zanglijster staat bekend om zijn herhalende zangpatronen. Hij zingt vaak korte noten die hij meerdere keren herhaalt voordat hij doorgaat naar een nieuw motief. Deze eigenschap maakt zijn zang direct herkenbaar en geliefd bij vogelliefhebbers.

Mannetjes zanglijsters gebruiken hun zang niet alleen om vrouwtjes aan te trekken, maar ook om hun territorium af te bakenen. Door luid en gevarieerd te zingen, laten ze andere mannetjes weten dat dit gebied al bezet is. Net als bij veel andere zangvogels speelt de zang een grote rol in het aantrekken van partner. Vrouwtjes zanglijsters kiezen mannetjes met het meest gevarieerde en complexe repertoire, wat een indicatie is van hun gezondheid en vitaliteit.

Zanglijsters spelen een cruciale rol in het verspreiden van zaden. Wanneer ze bessen eten, worden de zaden via hun uitwerpselen verspreid, wat helpt bij de voortplanting van planten. Dit maakt hen tot een belangrijke schakel in ecosystemen.

In Nederland speelt de zanglijster een nuttige rol in het bestrijden van slanken. Dankzij zijn unieke techniek om slakkenhuisjes tegen stenen te breken, helpt hij om slakkenpopulaties onder controle te houden. Dit maakt hem een waardevolle bondgenoot voor tuiniers.

Hoewel sommige zanglijsters het hele jaar door in Nederland blijven, zijn ze gedeeltelijke trekvogels.Vooral in koudere gebieden trekken ze in de winter naar warmere streken in Zuid-Europa of Noord-Afrika. In de lente keren ze terug naar hun broedgebieden.

Maak jouw eigen website met JouwWeb