Wieringen is een voormalig eiland in de kop van Noord-Holland. Vanaf de zeedijk heb je er een weids uitzicht over de Waddenzee, het belangrijkste natuurgebied van Nederland en een van de belangrijkste natuurgebieden in Europa. Niet voor niets dat de Waddenzee inmiddels op de Unesco Werelderfgoedlijst staat. Miljoenen steltlopers strijken er elk najaar en voorjaar neer om bij te tanken op hun reis naar zuid of noord. Ze doen niets anders dan zich volvreten. En dat opvetten is nodig, want ze vliegen daarna non-stop verder. De haven van Den Oever is met name in najaar en winter interessant. Tijdens strengere winters verblijven duizenden eenden in de haven. Grote zaagbek, middelste zaagbek, nonnetje en soms een ijseend. Als de najaarstrek op zijn hoogtepunt is strijken aan het begin van de Afsluitdijk (bij de kazematten) uitgeputte zangvogels neer die zich dan van dichtbij laten bekijken.

Vogelkijktoren aan de Waddenzee bij Den Oever.

Het Waddenbelevingspunt in Den Oever is een uitkijkpunt over de Waddenzee. U kunt uitkijken over natuurgebied ’t Schor, de leidam met de grootste lepelaarskolonie van Europa (Vogelsandt), het voormalige eiland Wieringen, de haven van Den Oever en de Afsluitdijk. Hier heb je mooi uitzicht over het schor bij Den Oever, de Waddenzee, de haven en de lepelaarskolonie op het eiland Vogelsand. Vanaf de toren zijn altijd wadvogels en vaak ook zeehonden te zien. Soms zijn er bovenop de uitkijktoren duizenden wadvogels tegelijkertijd te zien. Van rosse grutto’s tot wulpen en van bonte strandlopers tot vele andere steltlopers, eenden en ganzen. Ook worden er soms zeldzaamheden en dwaalgasten gezien.

Index

1. Lepelaar                        12. Gele kwikstaart   

2. Kleine plevier               13. Keep

3. Steenloper                    14. Kneu

4. Middelste zaagbek      15. Huiszwaluw

5. Eidereend                      16. Putter

6. Kanoet                            17. Grasmus

7. Tureluur                          18. Kluut met jong

8. Wulp                                19. Pijlstaart

9. Scholekster                    20. Oeverpieper

10. Rosse grutto                21. Vink

11. Witte kwikstaart         22 Spreeuw. 

--------------------------------------------------------------------------

23. Gekraagde Roodstaart

24. Bonte Strandloper 

25. Zilver Plevier 

26. Zilvermeeuw

27. Groenling

28. Huismus

29. Roodborsttapuit

30. Blauwe Reiger

31. Drieteen Strandloper

32. Kleine Zilverreiger

33. Graspieper

34. Smient

Waddenzee: Metropool van trekvogels.

Enkele miljoenen trekvogels verblijven ieder jaar voor kortere of langere tijd in het West-Europese Waddengebied. De Waddenzee die zich uitstrekt Van Den Helder tot Esbjerg in Denemarken. De Waddenzee fungeert dus als een enorme trechter in de trekwegen van vogels, in het bijzonder van de steltlopers. Zij komen uit een geweldig groot gebied dat zich  tot boven  de Poolcirkel uitstrekt van Noord- Oost Canada in het westen tot voorbij  het Taimyr  schiereiland  in Noord-Siberië in het oosten. Zij worden gedwongen door de relatief smalle en trechtervormige doorgang van het Waddengebied te gaan op weg naar hun overwinteringsgebieden in bijvoorbeeld Engeland, Zuid-Europa en Afrika. 

De betekenis van het Waddengebied voor de vogelwereld is nauwelijks te overschatten. Voor de steltlopers die rond de Poolcirkel broeden wordt de betekenis van de Wadden vergroot doordat de arctische zomer zo kort duurt en deze vogels vaak heel lang in het Waddengebied verblijven. In het hoge Noorden verdwijnt de winter pas in mei, juni en hij komt er al heel snel terug. Deze vogels blijven dus niet langer dan strikt noodzakelijk in hun broedgebied, de steenloper bijvoorbeeld gemiddeld 74 dagen, in welke tijd hij broedt en zijn jongen moet groot brengen.  

 

1.  (maart 2020)... Lepelaar: Het verenkleed is voornamelijk wit met in het zomerkleed een gele borstband. De snavel is zwart van kleur met een geel uiteinde. Het uiteinde van de snavel is lang, plat en breed. Het verenkleed is voornamelijk wit met in het zomerkleed een gele borstband. In de broedtijd ontbreken de veren op de keel, zodat een oranje keelvlek ontstaat. In het zomerkleed bevindt zich een kuif van lange, afhangende veren op het achterhoofd.

De unieke snavel gebruikt de lepelaar om onder water met heen en weer maaiende bewegingen prooidieren zoals kleine vissen op te jagen. Opgeschrikte prooien worden vervolgens met een snelle beweging uit het water gehapt. Door de lepelachtige snavel is de lepelaar van dichtbij met geen enkele andere vogel te verwarren. Op grote afstand en in de vlucht lijkt de vogel enigszins op de zilverreiger. Hoewel de hals in de vlucht iets naar beneden hangt, wordt de hals niet in de voor reigers typerende S-vorm gehouden. Lepelaars broeden in Europa op slechts een beperkt aantal plaatsen, waaronder in Nederland. Door het verdwijnen van veel geschikte leefgebieden en door het droogmalen van moerassen en andere vochtige gebieden was de Nederlandse populatie lepelaars rond 1970 bijna uitgestorven. Door verschillende beschermingsmaatregelen en door vergroting van geschikte broedgebieden, broeden tegenwoordig weer meer dan duizend lepelaars in Nederland.

2. Kleine plevier...Slanke, kleine plevierensoort. Opvallend zwart-wit getekend op kop en borst. Nagenoeg geheel zwarte snavel. Lichtroze poten. Duidelijk gele oogring. In vlucht geen vleugelstrepen. Pioniersoort van kale of zeer schaars begroeide grond, vaak met wat  water, maar niet noodzakelijk. Oevers van meren en plasjes, rivieren en grindgaten, recreatiegebieden, opspuitterreinen, kale duinvalleien, geplagde heide, vloeivelden, bouwplaatsen, grote parkeerterreinen, braakliggende terreinen. Lange afstandstrekker naar Afrika, vooral ten zuiden van de Sahara, maar ook Noord-Afrika. Trekt vooral 's nachts. Nooit in grote groepen. Trekt vermoedelijk in korte etappes, niet afhankelijk van grote getijdengebieden. Trekt weg in augustus-september, voorjaarstrek in maart en april.

Onder een dunne laag wadzand van zandplaat Breehorn (Breehornwad)  ligt een dik pakket keileem, een door landijs samengedrukt mengsel van klei, leem, zand en stenen. Het is het restant van de stuwwal die de kern van het eiland Wieringen vormt. Door golfslag is de stuwwal bij Breehorn afgekalfd tot een erosievlakte waar her en der zwerfstenen te zien zijn. Vanwege de ontstaansgeschiedenis is Breehorn een aardkundig monument.Met het wegslaan van het veenland zuidelijk van Wieringen eind 12e eeuw stond ook het hoge land onder druk. Met wierdijken werd de zee buiten gehouden. Deze dijken bestonden uit een ongeveer twee meter dikke muur van opgetast wier (zeegras), op hun plek gehouden door houten palen. Het ontzilte en gedroogde zeegras pakte onder druk samen tot een harde massa dat de golfslag beter weerstond dan de tot dan toe gebruikte aarden dijkjes. Ondergraving van de steile wiermuur door de zee en de opkomst van de paalworm, die de beschermende palen wegvrat, luidden na 1700 het einde van de wierdijken in.

Je moet een beetje geluk hebben, maar het komt regelmatig voor dat je al wandelend of fietsend langs het wad, gezelschap krijgt van een zeehond die nieuwsgierig een stukje met je op zwemt.

foto boven 26 maart 2020.

Foto's boven februari 2022

3. Steenloper: De steenloper komt voor in het noorden van het hele noordelijk halfrond, dus ook in Noord-Amerika. Nederland wordt zelfs bezocht door Noord-Canadese broedvogels. Hij foerageert op kenmerkende wijze, waarbij hij met zijn snavel allerlei materiaal (schelpen, steentjes, zeewier) omkiept om te kijken of er iets onder zit (vandaar de Engelse naam 'turnstone'). Steenlopers zijn onmiskenbaar, vooral in het prachtkleed en aan de kust vooral op dijken en strekdammen te vinden.

4. (februari 2020)...middelste zaagbek: Meestal zie ik middelste zaagbekken zwemmend. Ze duiken vaak en zwemmen een heel eind onder water, zoals ook duikers, futen en aalscholvers doen. In IJmuiden zag ik dat vaak tussen de pieren. Ze komen steevast boven met een botervisje of een puitaal in de rode snavel. Die glibberige prooi houden ze gemakkelijk vast door de gezaagde randen van hun snavel. Soms komt alleen de kop boven water.
Karakteristiek zijn de bonte kleuren van het verenkleed van het mannetje: op de borst roodbruin, de flanken en een halsband wit, rug en kop zwart met groenige glans. Het vrouwtje heeft een bruine kop en rafelkuif, is grijs van onderen, lichtgrijs op de flanken, wit op keel en borst en donker op de rug. 

5. (februari 2020) ... eidereend: Een grote, zware zeeëend met lange kop. Mannetje is enige eend met zwarte buik en witte rug. Borst wit met roze tint; kop wit met zwarte kruin; groene vlekken op zijden van nek en achterhoofd; witte vlek op stuitzijden. Snavel met lang, driehoekig profiel, in bijna rechte lijn overlopend in plat voorhoofd, olijfgrijs, met gele of groene tint aan basis. 

6. (maart 2020) Winterkleed… Kanoeten worden bijna alleen in het Waddengebied en de zoute delen van de Delta gezien; in het binnenland zijn ze schaars. In juni en juli zijn kleine aantallen Kanoeten in Nederland aanwezig. De aantallen nemen in augustus sterk toe tot zo'n 100.000 exemplaren of meer, met enorme concentraties op onbewoonde eilanden en zandplaten. In de maanden september tot en met november liggen de aantallen gewoonlijk wat lager, terwijl ze in de wintermaanden variabel zijn. Dit is afhankelijk van het optreden of uitblijven van strenge vorst, waardoor een deel van de Kanoeten soms wegtrekt.

Foto's onder (2 december 2020:

Foto's onder (21 mei 2023): Kanoeten met zomerkleed.

7. (maart 2020)… tureluur: De tureluur is een van de kleinere Nederlandse weidevogels, die behalve aan de grootte ook te herkennen is aan de oranje poten en de oranje basis van de snavel. Het verenkleed is in de zomer geheel bedekt met donkere vlekken, in de winter is de bovenzijde meer egaal bruin. In de broedtijd bouwt de tureluur bij voorkeur een nest in een vochtige weide, goed verstopt in een graspol. In deze periode laat de tureluur verschillende geluiden horen, kenmerkend is een fluitend tjuu of tjuu, luu, luu. De tureluur is regelmatig te zien op een hoge uitkijkpost, zoals bijvoorbeeld een paal in een weiland. In de winter trekt de tureluur naar de kust, in plaats van insecten en wormen worden dan voornamelijk kreeftachtigen en schelpdieren gegeten.

Foto's onder (21 mei 2023)

8. (april 2020)… wulp: De wulp is een grote steltloper, een vogel uit de familie van de strandlopers en snippen. Deze vogel leeft in uiteenlopende halfopen tot open terreinen en voedt zich met kleine dieren die hij met zijn dunne snavel uit de grond haalt. Hij is te vinden in grote delen van Eurazië, met uitzondering van grote delen van Oost-Azië. Verder leeft hij langs alle kusten en in sommige binnengebieden van Afrika. 

foto's onder 29 december 2020

Vogeltrek: Noordelijke broedgebieden worden geheel verlaten. Trekt naar landen met mild winterklimaat, vooral naar de kust. Grote aantallen 's winters in West-Europa, met concentraties in getijdengebieden, maar ook aan de kusten van Afrika. Trekt overdag en 's nachts. Trektijd begint al in juni (dat zijn de vogels waarvan het nest is mislukt). De meeste Nederlandse broedvogels trekken weg naar Zuidwest-Europa en Engeland. Ze worden tussen juli en april afgelost door grote aantallen afkomstig uit een gebied tot ver in Rusland. In het najaar raakt bij ons het diepe binnenland leeg, terwijl de kustgebieden juist volstromen met wulpen.

9. (29 december 2021) Scholekster: Scholeksters zijn stevig gebouwde, zwart-witte steltlopers die vaak aan de kust, maar ook algemeen in het binnenland worden aangetroffen. De snavel van de scholekster slijt hard maar groeit ook hard. Hij kan veranderen van vorm door het voedsel. Zo wordt de snavel puntiger als een scholekster in de zomer naar emelten en wormen prikt. Op het wad is zo’n snavel ook handig als je naar wormen prikt, maar in de winter eten veel scholeksters schelpdieren als kokkels. En dan wordt de snavel stomper, omdat ze hem gebruiken als beitel.

In de vlucht vallen de zwarte staartband, witte stuit en witte vleugelstreep op.

Scholeksters overwinteren in het Wadden- en Deltagebied, of trekken weg naar Zuidwest-Europa (jonge vogels). Scandinavische vogels nog verder, naar Afrika. Onder de overwinteraars in Nederland vallen veel slachtoffers bij lang aanhoudende strenge vorst. Dan kan ook massale vorsttrek optreden. In februari-maart worden de broedplaatsen in het binnenland weer bezet.

Volwassen dier heeft 's winters een witte keelvlek, het jonge dier een witte keelstreep en een donkere snavelpunt.

Foto boven (29 december 2020): Scholeksters en wulpen foerageren in het Waddengebied. Op zoek naar schelpdieren (nonnetjes, mossels, kokkels) maar ook wormen (zeepieren), krabben en garnalen. 

Het 1800 ha grote Breehornwad kan men vanaf de pieren aan de zeezijde van de haven afkijken. Het is zo geliefd bij ontelbare vogels omdat het twee maal per dag droogvalt en dan eindeloze zand- en slikplaten blootlegt, waar heel veel schelpdieren, wormen, garnaaltjes en slakjes te vinden zijn. In het voorjaar broeden er tal van vogels, zoals kluten, sterns en meeuwen, op de tegen de dijk gevormde schorren. Zelfs lepelaars hebben hier met succes jongen grootgebracht. In juli komen er grote groepen bergeenden bijeen om te ruien. Een spectaculair schouwspel. In het winterhalfjaar komen hier veel smienten en rotganzen

foto boven... graspieper.

10. ( 14 mei 2020)…. de rosse grutto (foto boven man en foto onder vrouw): Tijdens de trek en in het overwinteringsgebied vooral op (zandige) wadplaten, in voorjaar ook graslanden aan de kust met veel emelten. Soms aan het strand. Overtijt vooral op rustige zandplaten. 

Foto's  Rosse Grutto: 13 november 2021 

Het dorp Den Oever ligt vlak naast de Stevinsluizen, aan de Afsluitdijk en is daarmee het enige dorp dat aan zoet en zout water ligt. Waddenhaven Den Oever is een echte vissershaven, maar er is ook een deel als passantenhaven ingericht. Grote kans bij het aanleggen, dat je er een zeehond tegenkomt.

11. (22 april 2020)… witte kwikstaart op bunker.

Een witte kwikstaart is een bijzonder mooie vogel, maar zo talrijk, dat je er oog voor moet houden. De vogel helpt daarbij door zich ’s winters een tijdje verre van ons te houden. De meeste van de witte kwikken trekken naar Frankrijk en Spanje, sommige wagen zich Afrika in. Maar dat zijn de doorzetters. De meeste kwikken zijn niet zo van de lange afstand. In zachte winters blijven er al aardig wat in Zuid-Nederland en België hangen.
En in februari keren de eerste alweer terug, gevolgd door duizenden witte kwikstaarten in maart. In golvende vlucht vliegen ze over, hun roepjes twitterend. Met die lange, donkere maar wit gezoomde staarten en hun op-art-uiterlijk zijn ze nauwelijks met andere vogels te verwarren. Op-art was een kortstondige kunstuiting in de jaren zestig, met nadruk op zwart-wit.
Witte kwikstaarten zijn zwart, wit en grijs. Vooral hun kop is contrastrijk. Een zwarte kruin en een zwarte bef, met daartussen spierwitte wangen en voorhoofd. En als ze, net gearriveerd, over het gras of langs de oever hippen met die eeuwig kwikkende staart, is het of ze zich meteen weer helemaal thuis voelen. Ze komen in allerlei open en halfopen landschappen voor, maar nooit in hoge dichtheden. 

12. (21 april 2020)… gele kwikstaart: Een gele kwikstaart of een grote gele kwikstaart? Zo herken je het verschil. Gele kwikstaarten zijn schaarser. Het zijn weide- en akkervogels en moderne weiden en akkers staan niet bepaald bekend om hun vogelvriendelijkheid. Op trek reizen er in april en mei wel heel veel door ons land. Ze overwinteren in Afrika. Grote gele kwikstaarten zwermen in de winter juist uit over Nederland. Vanaf de herfst kun je hun korte, schrille roep overal horen en zie je ze hippen langs slootranden en opmerkelijk vaak bij plassen op platte daken, ook midden in steden. Ze wippen constant met hun achterlichaam en staart en zijn een stuk groter dan hun witte en gele neefjes. Vliegend zijn ze te herkennen aan hun golvende, spechtachtige vlucht en aan hun lange staart. Broeden doen ze in holtes langs stromende beken, het liefst onder afbrokkelende bruggen of in bouwvallige watermolens. Tijdens het broedseizoen zijn grote gele kwikstaarten daarom vrijwel alleen te vinden in Zuidoost-Nederland, vooral in Zuid-Limburg, waar nou eenmaal de meeste bruggen over en watermolens aan stromend water zijn te vinden. In zomerkleed onderscheiden grote gele kwikstaarten zich van gele kwikstaarten door hun zwarte keel met witte bakkebaarden en grijze nek.

13. (5 december 2020): Kepen zijn net zo groot als vinken, maar vallen vooral op door de combinatie van witte buik en oranje borst en vleugeldekveren. Daarnaast zitten er ronde donkere vlekken op de flanken en heeft hij een gele snavel met een zwart puntje (behalve in broedkleed). Bij het opvliegen is de witte stuit opvallend. In zomerkleed hebben mannetjes een ongetekend oranje keel en borst en een glanzend blauwzwarte kop en mantel. Vrouwtjes hebben slechts een oranje tint op de borst en hebben een bruingrijze kop. In de winter hebben mannetjes lichte, roestbeige zomen aan de zwarte veren waardoor ze een nogal bont uiterlijk krijgen. In de winter verblijven grote aantallen Scandinavische kepen in Nederland. Vinken en kepen houden zich 's winters vaak op in gemengde groepen.

14. (23 mei 2021) Kneu: Het mannetje heeft grijsbruine kop met rood voorhoofd en rode bovenborst. De rug en de mantel zijn kaneelkleurig bruin, de keel is witachtig, de buik is licht bruingeel. De gevorkte donkerbruine staart heeft witte veerranden. De borst is bruingeel met donkere lengtestreepjes. In het winter winterkleed is het rood van kop en borst slechts zwak aangeduid en hebben alle veren brede, grijze randen. Het wijfje mist het rood aan kop en borst. Is een algemene broedvogel van tuinen, parken, landgoederen en buitenplaatsen, in parkachtig landschap, vooral op zandgronden: ontbreekt echter in het polderland niet, en evenmin in de duinen. Buiten de broedtijd vaak in troepjes en in vereniging met andere zaadeters..

Broedtijd van einde april tot in augustus. Het nest ligt meest al laag in de struiken, duindoorns, in heggen en lage boompjes, in jeneverbessen en andere groenblijvende struiken en heesters. De broedduur bedraagt 12-1`4 dagen. Beide vogels broeden, maar het wijfje het meest; beide vogels verzorgen de jongen. HHet mannetje voert het wijfje, dat later het ontvangen voedsel weer doorgeeft aan de jongen. Twee en dikwijls drie broedsel per jaar. Lentetrek van einde februari tot einde april. Onze broedvogels overwinteren niet. De herfsttrek begint half september en duurt tot in november. Overwinteraars stammen uit noordelijker en oostelijker streken. 

Foto's onder 7 mei 2023.

15. (27 mei 2021) Huiszwaluw: Bovenzijde is zwart met een opvallende witte stuit. Onderzijde geheel wit, tot aan snavel. Schouderveren iets blauwglanzend. De korte staart heeft de voor zwaluwen kenmerkend gevorkte vorm. Korte stompe snavel, de poten zijn kort en wit bevederd. De huiszwaluw vliegt meer fladderend dan boerenzwaluw.

De huiszwaluw bouwt van klei en zand een komvormig nest tegen rotswanden. Maar huizen van baksteen en beton voldoen ook prima en de huiszwaluw is bij ons dan ook een echte cultuurvolger geworden. Huiszwaluwen eten enorme hoeveelheden muggen en andere vliegende insecten, die in volle vlucht worden gevangen. Huiszwaluwen zijn lange-afstandstrekkers die helemaal naar tropisch en zuidelijk Afrika vliegen om te overwinteren.

16. (23 mei 2021): De putter heeft een vuurrood gezicht en inktzwarte vleugels met een gele streep. De vogel is een vrolijke kwetteraar die vaak voedsel zoekt op distels.

Foto's onder...7 mei 2023. Putters verraden hun aanwezigheid meestal door hun zeer karakteristiek, drielettergrepig, vrolijk klingelend roepje. Buiten het broedseizoen, vanaf de late zomer tot de lente, verzamelen putters in groepjes. Sinds een aantal jaar komen putters meer en meer op bezoek op de voedertafel. Je kan ze dan vooral zien op voederbuizen gevuld met zaad en zonnebloempitten.

De putter eet vooral zaden van distels, kaardenbol, klit, teunisbloem en paardenbloem. Ook de zaden van veel andere plantensoorten staan op het menu (varkensgras, zuring, ganzenvoet, melde, muur, hoornbloem, klaver, kruiskruid. Met zijn spitse snavel kan de putter zaden bemachtigen waar andere vinkensoorten niet bij kunnen komen. Hij hangt vaak aan stekelige distels of aan de uitgebloeide bloemhoofdjes van de grote kaardenbol en peutert de zaden diep uit de zaadbollen. De rode veren op het voorhoofd zijn extra stug en bieden bescherming tegen de stekels. De snavel van het mannetje is net iets langer is dan die van het vrouwtje waardoor hij nog beter aan de zaadjes kan. De poten van de putters zijn belangrijke hulpmiddelen bij het vasthouden en ombuigen van de distels en de stekels.

De paartjes worden soms al gevormd in de wintergroepen. Paren blijven elkaar trouw tijdens het broedseizoen maar het is niet bekend of ze ook het volgend broedseizoen bij elkaar blijven. Het vrouwtje broedt de eieren uit. Van zodra er jongen zijn, geeft het mannetje alle eten aan het vrouwtje. Het vrouwtje houdt een deel voor zichzelf en voedt met de rest de jongen. Het mannetje voedt de jongen pas zelf vanaf de zevende dag.

17. (31 mei 2021): De grasmus is een zangvogel die behoort tot de familie van de zangers. Deze vogel komt veel voor in Europa en West-Azië en is voornamelijk te vinden in struikgewas en open terreinen. 

Foto's onder:(7 mei 2023) Het uiterlijk van de grasmus verschilt tussen mannetjes en vrouwtjes. Het mannetje heeft een grijze kop met een bruine rug en staart. De keel en borst zijn geelachtig van kleur met donkere strepen. De vrouwtjes hebben een vergelijkbaar uiterlijk, maar zijn over het algemeen wat doffer van kleur.

De grasmus komt voor in verschillende habitats, zoals struikgewas, bosranden, heidevelden en open terreinen. Deze vogel geeft de voorkeur aan gebieden met voldoende dichte begroeiing, waarin hij kan schuilen en nestelen. In Nederland is de grasmus een algemene broedvogel en is hij te vinden in veel verschillende delen van het land.

De grasmus voedt zich voornamelijk met insecten, zoals kevers, vlinders en sprinkhanen. Daarnaast eet hij ook bessen en vruchten, vooral tijdens de herfstmaanden wanneer insecten minder beschikbaar zijn. Het dieet van de grasmus kan variëren afhankelijk van het seizoen en de beschikbaarheid van voedsel.

De grasmus is een monogaam en territoriaal vogelsoort. Het broedseizoen begint in april en duurt tot juli. Het mannetje zingt uitbundig om een partner aan te trekken en een territorium af te bakenen. Het vrouwtje bouwt vervolgens een nest van droog gras en andere plantaardige materialen, meestal laag bij de grond in struikgewas.

Tijdens het broedseizoen legt het vrouwtje gemiddeld 4 tot 6 eieren, die ze alleen bebroedt. Na ongeveer 12 tot 14 dagen komen de eieren uit en worden de jongen gevoerd door beide ouders. Na ongeveer 12 tot 14 dagen verlaten de jongen het nest, maar worden ze nog steeds gevoed door de ouders totdat ze zelfstandig genoeg zijn om te overleven.

18. (31 mei 2021) Kluut met jong: De kluut is een middelgrote vogel met een opvallend uiterlijk. Ze hebben een slank lichaam en lange poten, die hen helpen bij het waden door ondiep water. Een van de meest kenmerkende eigenschappen van de kluut is zijn lange, naar boven gekromde snavel. Deze snavel is zwart van kleur met een lichte kromming naar boven. Zowel mannetjes als vrouwtjes hebben dezelfde uiterlijke kenmerken, waardoor het moeilijk is om ze visueel van elkaar te onderscheiden.

Kluten  komen voor in verschillende habitats, waaronder kustgebieden, moerassen, zoutpannen, en soms zelfs in binnenlandse zoetwatermeren. Ze geven de voorkeur aan ondiep water waar ze kunnen foerageren op kleine ongewervelde dieren. Kluten zijn te vinden in Europa, Azië en Afrika, en sommige populaties maken migraties over lange afstanden tussen hun broedgebieden en overwinteringsgebieden.

De kluut is een omnivoor en voedt zich voornamelijk met kleine ongewervelde dieren die in het water of de modder leven. Enkele van hun favoriete prooien zijn insectenlarven, garnalen, wormen en kleine schaaldieren. Ze gebruiken hun opwaarts gekromde snavel om in het water te peilen en hun prooi te vangen. Soms vormen kluten grote groepen en foerageren ze samen, waarbij ze effectief jagen door het water op te schudden en voedseldeeltjes te filteren.

Het broedseizoen van kluten begint in de lente en duurt tot in de zomer. Tijdens deze periode vormen ze monogame paartjes die trouw blijven aan elkaar gedurende het broedseizoen. Het nest van de kluut bevindt zich meestal op de grond, in de buurt van water. Ze bouwen hun nesten op kale of begroeide eilanden, waar ze bescherming vinden tegen predatoren.

Kluten die in Nederland broeden, trekken in het najaar weg naar Zuidwest-Europa en Noordwest-Afrika, maar overwinteren steeds vaker in Nederland, in zowel de Delta als het Waddengebied. Tijdens trek sterk kustgebonden, maar wordt soms aangetroffen langs rivieren en meren in het binnenland. Vanaf februari (zachte winters) of maart (koudere winters) keren kluten terug.

19. (29 oktober 2021) Pijlstaart: Pijlstaarten doen hun naam eer aan met de opvallend lange en spitse staart, die hun een sierlijk uiterlijk geeft. De staart valt, samen met de lange hals, vooral op wanneer ze komen overvliegen.

Foto boven: Een bonte verzameling: de kokmeeuw, de zwarte ruiter en een pijlstaart, die elkaars gezelschap opzoeken.

Trekvogel bij uitstek. Alleen populaties in het meest zuidelijke gedeelte van het verspreidingsgebied blijven soms jaarrond op dezelfde plek. De trek naar overwinteringsgebieden begint al in augustus. Nederland ligt precies op de zuidgrens van het areaal van de pijlstaart. Daardoor is de soort bij ons een onregelmatige broeder. Daadwerkelijke trek van pijlstaarten wordt niet vaak gezien, zeker niet in het voorjaar (vooral maart). Pijlstaarten trekken meestal ’s nachts en op grote hoogte, in meewindsituaties. 

20. (25 oktober 2021) Oeverpieper: De naam van de oeverpieper is wat misleidend; de soort komt vooral voor aan de kust, bij zout water, in kwelders en langs pieren en dijken. Je vindt hem vooral in het Deltagebied en langs de Waddenzee. In het binnenland zie je langs oevers vooral waterpiepers. De oeverpieper heeft een vrij donker verenkleed met weinig contrast. Elke winter komen enkele 1000-en vogels uit Scandinavië naar Nederland om aan de kust te overwinteren.

Vrij krachtig gebouwde pieper met donkere poten en een vrij lange en donkere snavel. De bovendelen zijn bruingrijs met vage olijfkleurige tint en vage donkere strepen. De onderdelen zijn vuilwit met donkere streping en de buitenste staartpennen zijn grijs-wit. De wenkbrauwstreep is kort en vrij onduidelijk.

De ondersoort, broedvogel op de Britse eilanden, trekt niet veel, de Scandinavische ondersoort trekt vanuit het noorden om langs de Nederlandse kust te overwinteren, tot Bretagne (Frankrijk), en enkele tot de Spaanse en Portugese kust. Keert vanaf maart weer terug naar het noorden. Trekt voornamelijk overdag, in de periode september-november en maart-april.

Vinken leven in bossen, boomrijke tuinen en parken. Ze eten namelijk zaden en zachte plantendelen, zoals bladknoppen. Toch is het vooral hoog Nederland waar vinken het meeste voorkomen. Aan het einde van hun zang laten vinken vaak de bekende 'vinkenslag' horen.

21. (9 januari 2022) Boven Vink man onder Vink vrouw.  Vinken hebben een korte, kegelvormige snavel. Het mannetje heeft in broedkleed een blauwgrijs petje, een oranjerode borst en wangen. De staartveren zijn zwart, behalve de (witte) buitenste staartpennen. Het vrouwtje is minder opvallend en wordt nog wel eens aangezien voor een vrouwtje huismus. Het meest opvallende kenmerk van de vink zijn de twee witte vleugelstrepen. Daarmee kun je ook de vrouw het best van een mus onderscheiden.

De vink komt algemeen voor in Nederland en België als een deeltrekker. Dit betekent dat een deel van de vinken in het najaar wegtrekt naar een overwinteringsplek elders (trekvogel) en dat er vinken zijn die in Nederland en België blijven om te overwinteren (standvogel). De trekrichting van de trekvogels is Europa (Engeland en Ierland), Noord-Afrika en Zuidwest-Azië met de voorkeur om te overwinteren aan de kust. De najaarstrek is van september tot december en de voorjaarstrek begint in februari en loopt door tot mei. De meeste vinken blijven echter overwinteren en zijn in de winter vaak te zien met andere vinken, gorzen, leeuweriken en kepen rond de voedertafel.

De zang van de vinken is luid, helder en melodieus. Een snelle serie van hoge en lage tonen die eindigen met tsjoewiet of suskewiet, de vinkenslag. In Vlaanderen worden het liedje én de vink daarom ook wel suskewiet genoemd. Het gezang van de vink is te horen van februari tot augustus en duurt ongeveer twee en een halve seconde. Na een korte pauze wordt het gezang door de vink herhaald. De zang is van de mannetje want het vrouwtje zingt niet.

Een troep Vinken, in de winter, op de strekdam langs de Waddenzee. Buiten het broedseizoen trekt de Vink groepsgewijs op, ook met andere Vinkensoorten.  Troepen Vinken foerageren in de winter ook op stoppelvelden. Soms bestaat zo'n een groep uit vogels van één sekse (daarop wijst het Latijnse coelebs = ongehuwd). Dit verschijnsel is niet zo vreemd,  als men bedenkt, dat jongen en vrouwtjes eerder wegtrekken en zuidelijker overwinteren dan de sterkere ervaren mannetjes.. 

Door de Leidse bioloog Dr. Katharina Riebel, gepromoveerd op onderzoek naar de zang van vinken, is onderzoek gedaan waarom de eerste vinkenzang zo aarzelend en stuntelig is. Ze ontdekte dat het brein van de vink mede verantwoordelijk is voor de aarzelende zang omdat het brein ‘s winters krimpt. Onder invloed van de daglengte maakt de vink in het voorjaar nieuwe verbindingen in de hersenen aan, die de productie van testosteron stimuleren. Waar de vinkenslag eerst aarzelend en onzeker klinkt zal het verder in het jaar helder en zonder aarzeling zijn en wel drie tot vierduizend keer op een dag te horen zijn.

22. Spreeuw: Spreeuwen nestelen in natuurlijke holtes in bomen, in nestkasten maar ook in gebouwen. Ze tasten de bodem van weilanden en grasvelden af op zoek naar insectenlarven, zoals van de langpootmug (emelten). Ze zijn nog talrijk, maar nemen snel af. Na de broedtijd verzamelen spreeuwen zich op grote slaapplaatsen. In het najaar komen er vanuit Noord- en Midden-Europa veel spreeuwen naar onze omgeving. Rond de slaapplaatsen vormen zich dichte wolken van duizenden spreeuwen die prachtig op en neer 'golven' in de lucht.

In de wintermaanden een zwart verenkleed met een paarsgroene gloed en opvallende witte spikkels. In broedkleed zijn spreeuwen zwart gekleurd met een gloed van paarse, blauwe en groene kleuren. Jonge spreeuwen hebben tot in september een bruin, onopvallend verenkleed. Leeft in groepen, na het broedseizoen soms zeer grote groepen. Zijn vrij luidruchtig. Spitse snavel die geel is in het broedseizoen, daarbuiten donker grijs/zwart.

23. (7 mei 2023) Gekraagde Roodstaart: Met zijn contrasterende kleuren is de Gekraagde Roodstaart een van onze fraaiste kleine vogels. Zijn opvallendste kenmerk is de helder rode staart. Deze dient als optisch signaal en wordt door het mannetje constant uitgespreid om een wijfje naar de door hem uitverkoren nestplaats te lokken. 

Het wijfje bezit net als de man een roestkleurige staart, maar is van boven bruin en de onderkant is vuil wit van kleur (isabel).

De Gekraagde Roodstaart broedt vooral in lichte  loofbossen, parken , tuinen en oude boomgaarden..

24. (14 mei 2023) Bonte Strandlopers in prachtkleed scholen samen met Bontbekplevliers langs de kust op het Wad. Bij hoogwater in grote getalen. Van het prachtkleed zijn de zwarte buik en de roodbruin met zwarte rug karakteristiek.

Onvermoeibaar zoeken de vogels met gebogen kop in het slik op zoek naar voedsel. Hebben ze iets gevonden, dan slikken ze het onmiddellijk door en gaan direct weer door met zoeken.

Wanneer er een helikopter laag overvliegt vliegen ze met zijn allen de lucht in. Dit is een enorm spectaculair om te zien.

Foto's onder: 14 oktober 2024

25. (21 mei.2023) Zilver Plevier (zomerkleed):Het verenkleed van de zilverplevier is aan de bovenzijde zwart en voorzien van witgrijze vlekken. In hun zomerkleed hebben zilverplevieren een zwarte buik, borst en onderzijde van het gezicht, tot aan ooghoogte. In het winterkleed zijn de zwarte kleuren verdelen en zijn de kleuren fletser. Zilverplevieren hebben een zwarte snavel en donker gekleurde poten.

Met een lichaamsgrootte van rond de 29 cm is de zilverplevier ongeveer net zo groot als een merel. Zilverplevieren broeden niet in Nederland, maar komen bij ons wel voor als wintergast en doortrekker.

De zilverplevier broedt op de noordelijke toendragebieden van bijvoorbeeld Rusland en Alaska. Ze overwinteren bij ons in Nederland en langs de kusten van West- en Zuid Europa. Een deel trekt zelfs verder om te overwinteren tot aan Zuid-Afrika. Dan verblijven ze vooral in getijdegebieden, zoals wad- en slikplaatsen, langs stranden en rondom kwelders.

Tijdens get broedseizoen bestaat het voedsel van de zilverplevier hoofdzakelijk uit ongewervelde dieren, zoals insecten. Daarnaast eten ze ook zaden. Gedurende de winter- en rustperiode, die vaak plaatsvindt in de buurt van kusten, eten ze bijvoorbeeld zeepieren, mosselachtigen, garnalen en krabjes. Zilverplevieren vinden hun prooi, die in of op de grond leven, visueel. Dit doen ze al lopend, waarna ze stoppen en naar de prooi pikken. Deze foerage techniek is specifiek voor plevieren.

26. (21 mei 2023) Zilvermeeuw: De zilvermeeuw is een algemene vogel van de kust en het binnenland. De jonge zilvermeeuw is overwegend bruin en krijgt stap voor stap het verenkleed van de volwassene. De zilvermeeuw eet vrijwel alles, ook brood en patat. Hij broedt in kolonies in duingebieden. Omdat vossen de nesten daar vaak leegroven, neemt de zilvermeeuw steeds vaker zijn toevlucht tot daken in steden.

Foto's (21 mei 2023) boven: Volwassen Zilvermeeuw....Foto's onder Onvolwassen Zilvermeeuw. 

De volwassen zilvermeeuw heeft een witte kop, staart en onderzijde, grijze vleugels en rug. Zijn vleugelpunten zijn zwart met witte vlekken. Een jonge zilvermeeuw is geheel grijsbruin. Pas in de tweede winter krijgt die grijze bovendelen. De zilvermeeuw lijkt sterk op de geelpootmeeuw en de stormmeeuw en is vooral te onderscheiden door zijn roze poten. Zit qua grootte tussen kleine en grote mantelmeeuw in. Het uit elkaar houden van eerste winter kleine mantelmeeuwen en zilvermeeuwen vraagt om een blik op de tertials, de binnenste armpennen van de vleugel. Bij de zilvermeeuw hebben die duidelijk gekartelde randen.

Broedt en leeft langs de kust, vooral op de Waddeneilanden en in de Delta. In kolonies in duinen, op kwelders, schorren en dijken. Maar ook landinwaarts rond rivieren en meren en laat zich ook in de stad zien, waar op daken wordt gebroed. Ook veel in weilanden.

Begint vanaf eind april aan de broedperiode. Heeft één broedsel per jaar met 2-3 eieren. Broedduur 25-33 dagen. Vooral het vrouwtje broedt de eieren uit. Broedt voornamelijk in kustgebieden op de grond. Doordat vossen de nesten regelmatig leegroven, verlegt hij zijn broedgebied deels naar steden waar hij op daken broedt. Na 35 tot 49 dagen kunnen de jongen vliegen.

Nederlandse zilvermeeuwen blijven vooral in Nederland. Hoewel sommige individuen wel naar het zuiden vliegen. In de winter bezoeken ook zilvermeeuwen uit Noord- en Oost-Europa ons land.

27.( 8 mei 2023) Groenlingendoen hun naam eer aan door hun verenkleed in diverse tinten groen.

Het was een typische vogel van bosranden met open plekken maar door het verdwijnen van leefgebieden zijn ze nu vooral te zien in parken en tuinen. 

Het is een stand- en zwerfvogel. Bij ons overwinteren ook groepjes groenlingen uit Scandinavië. 

Het mannetje ismooi groen gekleurd met gele randen aan de vleugels; donkerder getint in de bovendelen dan in de onderdelen. De kleur is in vlucht nog beter zichtbaar. Vrouwtjes zijn lichter getint en meer grijsgroen van kleur. Hun kop is forser dan die van de vink. Hun dikke kegelvormige snavel gebruiken ze om hardnekkige zaden te kraken. 

Rozenbottels staan bovenaan hun lijst met favorieten naast andere bessen en zaden van kruiden, heesters en bomen. Ze bezoeken regelmatig voedertafels waar zonnebloempitten en pindanoten worden aangeboden. De zonnebloempitten worden met hun bek op een vernuftige manier van hun omhulsel ontdaan.

28. (7 mei 2023) Huismus: Mannetjes hebben een grijze kruin met kastanjebruine zijden' grauwgrijze wangen en zwarte kegelsnavel (in de zomer) en hebben een zwarte bef die doorloopt op de borst. Vrouwtjes zijn egaler bruin en hebben een lichte wenkbrauwstreep.

De huismus is een uitgesproken cultuurvolger en houdt zich vooral op in de nabijheid van bewoning, zowel in het landelijk als in het stedelijk gebied.

Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit zaden. De huismus heeft zich gespecialiseerd in de zaden van cultuurgewassen: tarwe, gerst, haver, gierst en maïs. Ook zaden van grassen, russen, ganzenvoet en muur staan op het menu, aangevuld met een ruim aanbod aan tafelrestjes. De jongen worden vooral met insecten (bladluizen) gevoederd.

Het gaat niet goed met de kleine vogel; de aantallen lopen de laatste decennia echter sterk terug.

29. (7 mei 2023): Roodborsttapuiten broeden vooral in heide- en duingebieden. In Nederland komt de roodborsttapuit ook voor in het agrarisch cultuur landschap. De toppen van struiken, lage bomen en heideplanten gebruiken ze vaal als uitkijk- en zangplek.

Met zijn lichaamsgrootte van 12 tot 13 cm is de roodborsttapuit een kleine, maar wel een opvallende vogel. Het mannetje valt extra op door zijn feloranje  borst, zwarte kop en de witte vlek in de nek. Het vrouwtje is fletser van kleur en goed gecamoufleerd.

Foto's onder: Roodborsttapuit vrouw....Boven man.

Vooral insecten en spinnen staan op het menu van de roodborsttapuit. Deze vagen ze vaak vanaf een hoge zitplaats en soms ook in de vlucht. Het kleine deel dat overwintert in Nederland eet gedurende de winter ook zaden en bessen. Het merendeel trekt echter in oktober naar het zuiden om te overwinteren.

Per jaar verzorgt een paartje roodborsttapuiten meestal twee legsels. Bij gunstige omstandigheden kan er nog een derde volgen. Roodborsttapuiten zijn trekvogels die overwinteren in Zuidwest-Europa en Noord-Afrika. Bij zachte winters overwinteren ze ook wel bij ons.

30. (7 mei 2023) Blauwe Reiger op weg naar zijn visstek.

De Blauwe reiger is een grote vogel met een lengte van ongeveer 90 tot 100 centimeter. Hij heeft een opvallende blauwgrijze verenkleed, vandaar ook zijn naam. De nek van de Blauwe reiger is lang en sierlijk en tijdens het vliegen wordt deze vaak in een karakteristieke S-vorm gehouden. De snavel van de Blauwe reiger is lang en scherp, perfect geschikt voor het vangen van vis. Het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke Blauwe reiger is niet erg opvallend. Over het algemeen zijn de mannetjes iets groter dan de vrouwtjes, maar verder zijn ze vrijwel identiek in uiterlijk.

De Blauwe reiger komt veel voor in Nederland en is te vinden in verschillende leefgebieden, zoals moerassen, rivieroevers, meren en vijvers. Ze geven de voorkeur aan rustige en ondiepe wateren waar ze gemakkelijk vis kunnen vangen. De Blauwe reiger is een standvogel, wat betekent dat hij het hele jaar door in Nederland blijft.

De Blauwe reiger is een echte viseter en zijn dieet bestaat voornamelijk uit verschillende soorten vis. Ze staan bekend om hun geduldige jachttechniek, waarbij ze stil staan in ondiep water en wachten tot een prooi binnen bereik komt. Naast vis eten ze ook kleine zoogdieren, amfibieën, reptielen en soms zelfs kleine vogels.

31. (9 juni 2023) Drieteen Strandloper (zomerkleed): De drieteenstrandloper is een kleine vogel met een lengte van ongeveer 18 centimeter. Het heeft een korte snavel en opvallend lange, dunne poten met drie tenen. Het verenkleed van de drieteenstrandloper varieert tussen de seizoenen. In de zomer hebben volwassen vogels een witte onderkant en een bruinzwarte bovenkant. In de winter verandert het verenkleed naar een meer grijze tint, met witte onderdelen en donkere strepen op de borst.

De drieteenstrandloper kan worden gevonden langs kustgebieden, zoals stranden, duinen, kwelders en modderige oevers. Ze zijn vaak te zien in grote groepen, samen met andere vogelsoorten. Deze vogels hebben de neiging om te broeden in het noordelijke deel van Europa, Noord-Amerika en Azië, en overwinteren in het zuidelijke deel van deze gebieden.

De drieteenstrandloper is monogaam en vormt paren voor het broedseizoen. Ze maken nesten op de grond, meestal tussen het gras of in een ondiepe kuil. Het vrouwtje legt meestal 3 tot 4 eieren, die beide ouders afwisselend uitbroeden gedurende ongeveer 21 dagen. Na het uitkomen worden de kuikens verzorgd door beide ouders en kunnen ze binnen enkele uren na het uitkomen al lopen en foerageren. Het broedseizoen van de drieteenstrandloper begint in mei en duurt tot in juli. Tijdens deze periode zijn ze vaak te vinden in de broedgebieden in het noorden. Na het broedseizoen migreren ze naar hun overwinteringsgebieden in het zuiden.

32. (15 augustus 2024): De kleine zilverreiger is een soort kleine reiger. Het heeft een lange nek en een slank, elegant lichaam bedekt met een volledig wit verenkleed. In het broedseizoen hebben kleine zilverreigers twee, lange nekpluimen en vergelijkbare langwerpige veren langs hun rug. Gedurende deze tijd wordt de blote huid tussen de snavel en ogen van de vogel, normaal blauw, rood. De snavel is lang, donker en dolkachtig. Lange zwarte poten eindigen in grote, scherp contrasterende gele voeten. Geslachten zijn gelijkaardig en het uiterlijk blijft over het algemeen het hele jaar door vergelijkbaar. Juvenielen hebben iets doffere benen en voeten dan de volwassenen. Kleine zilverreigerkuikens zijn bedekt met witte donsachtige veren.

De kleine zilverreiger eet kleine vissen, insecten, amfibieën en wormen. Het zal door ondiepten lopen en zijn voeten schoppen om voedsel te keren, of zal roerloos wachten om vis in een hinderlaag te lokken. Kleine reptielen en vogels worden ook af en toe gegeten.

In de Victoriaanse tijd waren de prachtige veren van de kleine zilverreiger een populaire versiering op dameshoeden, en de vraag naar deze veren leidde bijna tot het uitsterven van de soort.

De kleine zilverreiger had een breed en gevarieerd leefgebied, waaronder ondiepe meren, wetlands, lagunes, zoutpannen, rivieren, kanalen en moerassen. Het komt steeds vaker voor in het zuiden van Groot-Brittannië en kan vaak worden gespot op overstroomd land. Het komt het meest voor langs de zuid- en oostkust van Engeland en Wales. Hier is het het hele jaar door te zien, hoewel het aantal in de herfst in de winter toeneemt als vogels uit het buitenland komen. Kleine zilverreigers zijn sociale vogels en worden vaak gezien in kleine zwermen. Ze zijn te zien in verschillende wetlands, moerassen en kustgebieden.

Kleine zilverreigers nestelen in kolonies. Hun nesten zijn meestal een platform van stokken gebouwd in bomen of struiken, of amandelen riet. Het vrouwtje legt een legsel van 3-4 groenachtig blauwe eieren, die beide volwassenen om de beurt zullen broeden gedurende een periode van 21-25 dagen. De prille periode voor de jongen is 50-55 dagen, gedurende welke tijd ze worden verzorgd door beide volwassenen, die 1 broedsel per jaar zullen grootbrengen.

De kleine zilverreiger is de meest voorkomende witte reigerachtige vogel in Europa. Tijdens de vlucht houdt de kleine zilverreiger zijn hoofd en nek gebogen, terwijl zijn lange benen achteraan lopen, eindigend in bungelende gele voeten. Tijdens het slapen zal de kleine zilverreiger gebogen verschijnen, maar wanneer hij roerloos op een prooi wacht, is hij het meest elegant. Kleine zilverreigers zullen ook prooien over land jagen. Het zijn ook bekende bezienswaardigheden die zich door kuddes vee bewegen. Kleine zilverreigers leven meestal 5 jaar, maar kunnen tot 13 jaar oud worden.

33. (11 oktober 2024) Graspieper:Klein, gestreept, dunne snavel. Witte buitenste staartpennen. Flanken zwaar gestreept; hier is de gelijkende boompieper heel dun gestreept. Weinig oogstreep, opvallende oogring. Roep en zang verschilt sterk met die van boompieper.

De algemeenste piepersoort in Nederland. Heeft geen opvallende kenmerken, maar roep en zang zijn karakteristiek. Broedt in allerlei open landschappen, het talrijkst in open duinen. Hij is daar een belangrijke waardvogel voor de koekoek. Is als broedvogel sterk achteruitgegaan, vooral in grasland, maar trekt nog wel talrijk door, vooral in april en oktober. Schaarser in de winter.

Nestelt op de grond, goed verscholen in de vegetatie. Broedt vanaf eind maart tot in augustus. Twee broedsels. Meestal 4-5 eieren. Broedtijd 13 dagen, jongen vliegen uit na ca. 13 dagen, maar verlaten het nest vaak voor ze vliegvlug zijn. Worden daarna nog 12-14 dagen gevoerd.

Broedt in korte vegetatie in allerlei open landschappen: open duin, heide, kwelders en open hoogveengebieden. In boerenland in graslanden en bouwlanden met veel sloten en dijkjes. Hoogste dichtheden in duinen; tegenwoordig bijna niet meer in graslanden te vinden. Buiten de broedtijd vooral in vochtige graslanden en duinvalleien en op akkers.

De Nederlandse graspiepers trekken na de broedtijd grotendeels weg naar Zuidwest-Europa. 's Winters zijn in Nederland waarschijnlijk met name vogels uit Scandinavië te zien. Als het koud is in Nederland trekken ze door. De voorjaarstrek naar het broedgebied begint al eind februari tijdens zachte winters. Als het koud is, gebeurt dat later. De piek is half april. Trekt dan in grote aantallen (op trektelposten worden er dan tot soms tienduizenden per dag geteld). In het najaar trekken de vogels naar hun overwinteringsgebied vanaf eind september. Half oktober is de piek. Dagtrekker met een voorkeur voor de ochtend.

34. (11 oktober 2024): Smienten zijn fascinerende vogels die in de wintermaanden vaak te zien zijn in Nederland. Ze staan bekend om hun opvallende fluittoon, waardoor ze gemakkelijk te herkennen zijn, zelfs zonder ze te zien.

Elk jaar trekken smienten vanuit hun broedgebieden in Scandinavië en Siberië naar ons land om hier de koude maanden door te brengen. Ze zoeken dan vooral naar waterrijke gebieden zoals plassen, meren en moerassen waar ze kunnen rusten en foerageren. Het is altijd weer een spectaculair gezicht: grote groepen smienten die sierlijk over het water glijden of samen opstijgen tegen een winterse lucht.

Smienten zijn middelgrote eenden met een lengte van ongeveer 42 tot 50 centimeter. Karakteristiek voor de smient zijn z’n opvallende fluittoon tijdens het vliegen en z’n kleurrijk verenkleed. Mannetjes hebben een kastanjebruine kop met daarop een gele streep boven het oog terwijl vrouwtjes meer gecamoufleerde bruintinten hebben om bescherming te bieden tijdens het broeden.

Smienten staan bekend om hun migratiegedrag en grote groepen kunnen gespot worden tijdens hun jaarlijkse trek. Ze broeden voornamelijk in noordelijke delen van Europa en Azië maar overwinteren vaak in milder klimaten zoals hier in

De smient, bekend als een echte langeafstandstrekker, laat fascinerend migratiegedrag zien. Deze vogelsoort brengt de zomer veelal door in de noordelijke gebieden zoals Scandinavië en Rusland. Zodra de winter nadert vliegen ze naar het zuidwesten om te overwinteren.

-  Zomergebieden: Scandinavië, Noord-Rusland

- Wintergebieden: West- Europa, waaronder Nederland

Kenmerkend voor hun reis zijn de grote afstanden (2000 - 3000km) die ze afleggen. Dit doen ze niet alleen; smienten trekken in grote groepen wat een indrukwekkend schouwspel oplevert aan de hemel. Het tijdstip van vertrek is vaak afhankelijk van het weer. Bij koudere temperaturen en korter wordende dagen beginnen smienten met hun tocht naar warmere oorden. Hun aankomst in Nederland markeert voor vele natuurliefhebbers het begin van het winterseizoen. Het migratiepad van deze dieren is niet altijd dezelfde; ze zijn flexibel en kunnen hun route aanpassen aan omstandigheden zoals weersverandering of beschikbaarheid van voedselbronnen. Smienten staan er ook om bekend dat ze ‘s nachts trekken, gebruikmakend van sterren en het magnetisch veld van de aarde als navigatiemiddelen. Dit wordt vermoed omdat overdag rustmomenten vaak worden waargenomen waarbij deze vogels zich opwarmen in de zon of foeragerende activiteiten uitvoeren. Tijdens hun verblijf in Nederland houden smienten zich graag op bij zoetwatergebieden zoals meren en plassen. Ze eten dan voornamelijk plantaardig materiaal wat ruimschoots beschikbaar is in onze waterrijke landjes. Hun vertrek terug naar broedgebied begint meestal rond maart wanneer hier weer meer daglicht komt en het klimaat zachter wordt.

Maak jouw eigen website met JouwWeb