Natuurgebied het Zwanenwater ligt in de Noord-Hollandse duinen bij de kustplaats Callantsoog. Een heel divers duingebied van 600 hectare met uitzichten vanaf duintoppen, bloemrijke duinvalleien, heideveldjes en moerasbosjes. Blikvangers zijn de twee duinmeren.  Midden in het duingebied liggen de twee grootste natuurlijke duinmeren van West-Europa: het Eerste Water en iets zuidelijker het Tweede Water met het Bokkeneiland. Ze zijn in de loop van de 18de eeuw ontstaan door stijging van het grondwater en regenwater dat bleef staan, net achter de zeereep. Vanaf het begin af aan trokken de zoetwatermeren veel vogels. Beroemd zijn de lepelaars die hier in de jaren zeventig in kolonie broedden. Er broeden jaarlijks meer dan 75 soorten en het gebied ligt op de route van talloze trekvogels. Orchideeën groeien met duizenden tegelijk langs het wandelpad. Liefst tien soorten bloeien er van mei tot juli, van de zeldzame groenknolorchis tot de welriekende nachtorchis. Ze geven het Zwanenwater volop kleur, net als de witte parnassia, de roze echte koekoeksbloem en de gele grote ratalaar. In augustus kleurt het Zwanenwater paars door de bloeiende struik- en dopheide. Al die bloemenweelde trekt volop vlinders en insecten a

Index:

1. Grote zilverreiger               21. Roodborsttapuit         

2. Grote parasolzwam           22.  Meerkoet       

3. Blauwborst                          23. Blauwe Reiger                       

4. Grutto                                   24. Grote Zaagbek                              

5. Kneu                                     25. Rietgors                                   

6. Fitis                                       26.                               

7. Vlinder Icarusblauwtje      

8. Tjiftjaf                                   

9. Vink                                       

10. Grauwe gans 

11. Pimpelmees

12. Koolmees

13. Roodborst

14. Wilde eend

15. Putter

16. Zanglijster

17. Vlaamse Gaai

18. Grasmus

19. Smient

20. Watersnip

1. Grote zilverreiger

De grote witte reiger, die voor weinig vergissing kan zorgen. Lange gele snavel en doorgaans zwarte poten. In de broedtijd worden een korte periode de poten rood en de snavel zwart. Geen verschil tussen mannetje en vrouwtje.

Oorspronkelijk kwam de grote zilverreiger voor in het oostelijke mediterrane gebied. Pas sinds de jaren 70-80 van de vorige eeuw zijn ze in ons land te zien. Voor die tijd was deze grote sneeuwwitte reiger hier een zeldzame gast. Nu is deze reiger zelfs een algemene verschijning die vanaf 2000 ook in ons land broedt. De aantallen broedparen nemen sindsdien langzaam toe, maar het aantal overwinterende vogels groeit nog flink. De vogel is met zijn volledig witte verenkleed een opvallende en sierlijke verschijning in het buitengebied. Ze hebben een voorkeur voor grote rustige natte rietlanden zoals de Oostvaardersplassen, Nieuwkoopse Plassen, De Biesbosch en De Wieden maar foerageren ook op de agrarische graslanden. Overnachten doen ze in groten getale op gezamenlijke slaapplaatsen.

(4 februari 2025): Het volledige verenkleed is spierwit van kleur. Alleen de poten zijn zwart en de snavel is geel. Tussen de snavelbasis en het oog is de kale huid groenig gekleurd. Het oog is lichtgekleurd en heeft een zwarte pupil. De hals wordt vrijwel altijd, ook tijdens de vlucht ingetrokken en in een “S” vorm gehouden. 

 

In een hele korte periode aan het begin van het broedseizoen is de snavel zwart en zijn de poten wat lichter en soms oranje gekleurd. De kale huid tussen de snavelbasis en het oog, de teugel, is feller groen gekleurd. Ook heeft de vogel dan lange witte sierveren aan de vleugels en wordt het broedkleed en ook wel het bruidskleed genoemd.

Overdag foerageren de grote zilverreigers individueel, maar tegen de schemer zoeken de vogels elkaar op om op hun vaste slaapplaats gezamenlijk de nacht door te brengen. In strenge winters verzamelen de grote zilverreigers zich ook en kunnen dan in hele grote groepen van soms honderden vogels de koude periode uitzitten. Zo zaten tijdens een stevige winterse periode in februari 2012 een keer bijna duizend koukleumende grote zilverreigers in de Biesbosch. Het zijn zoals andere reigersoorten koloniebroeders. Overdag zie je de reigers vrijwel altijd alleen in zowel ondiep water als in het agrarisch gebied naar voedsel zoeken. Ze lopen dan behoedzaam met grote stappen langs het water of in het gras. Grote zilverreigers hebben een uitgebreid menu waar behalve vissen en kikkers ook muizen, mollen en zelfs kleine vogels op staan. Grote zilverreigers foerageren actiever en zijn beweeglijker dan bijvoorbeeld Blauwe Reigers die stil aan de waterkant staan en wachten totdat de prooi voorbij zwemt.

  • De grote zilverreiger halverwege de 19e eeuw bijna uitgestorven was omdat het in die tijd mode was om de mooie hagelwitte veren op hoeden te dragen? De hagelwitte reiger werden in die tijd flink bejaagd. De reigerveren waren toen zeer kostbaar en duur en je moest er flink voor betalen.
  • De zilverreiger in de oudheid symbool stond voor zuiverheid, wijsheid en gratie? Ze symboliseren geduld en aanpassingsvermogen en dat laatste zien we nu gebeuren als de zilverreigers ook in ons land zijn gaan broeden.

2. Grote parasolzwam

De grote parasolzwam is de paddenstoel met de grootste hoed. De doorsnede van de hoed ligt regulier tussen de 15 en 25 cm, echter hoeden tot 35 cm zijn geen uitzondering. De grote parasolzwam komt veel voor in bermen en onbemeste wilde graslanden. Een typisch kenmerk is de losse ring rond de steel en een zigzag streep op de steel. De grote parasolzwam  is eetbaar. Bij kleine parasolzwammen moet men alert blijven op giftige exemplaren. Pluk nooit parasolzwammen waarvan de hoed in volgroeide toestand, kleiner zijn dan 10 cm. De geur van grote parasolzwam is licht nootachtig in droge vorm. Verse grote parasolzwam smaakt naar hazelnoten.

Bereiden:
De paddenstoel kan naast gebakken ook goed gefrituurd worden. De paddenstoel kan ook goed gedroogd worden. Hier een recept met grote parasolzwam:
Gevulde grote parasolzwam (voorgerecht voor 4 personen) 1 hoed van een grote parasolzwam 2 jonge (trommelstokvorm) grote parasolzwammen 1 ei 50 g hazelnoten (stukjes) 1 sjalot 1 teentje knoflook 50 g parmezaan (geraspt) 50 g oude kaas (geraspt) 2 eetlepels olijfolie Snij de jonge parasolzwammen in kleine stukken. Snipper de ui en de knoflook. Bak de knoflook, ui en parasolzwamstukjes totdat deze licht bruin worden. Voeg dan de kaas (hou 25 gram parmezaan achter) en de hazelnoten toe en roer het ei erdoor (van het vuur af). Laat dit niet helemaal doorgaren. Breng de vulling op smaak met zout en peper. Bak de hoed kort in wat olijfolie in een grote pan. Vul de hoed met het vulsel, dek dit af met de resterende parmezaan en bak de hoed verder in de oven op 175 graden, totdat de vulling lichtbruin kleurt. Laat een beetje afkoelen en snij de hoed in kleine puntjes. Tekst en recepten Gaston Dolmans

3. (maart 2020)… blauwborst : Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte vlek ('ster'). Aan de onderkant wordt de blauwe borst begrensd door een zwarte band, een dunnere witte band en daaronder een roestbruine vlek. Spreidt een blauwborst zijn staart, dan zie je opvallende oranjebruine staartbasis met een zeer brede zwarte eindband. Bij het vrouwtje ontbreekt de blauwe borst, maar net als het mannetje heeft zij een lichte wenkbrauwstreep en een dezelfde oranjebruine staartbasis met zwarte eindband. Blauwborsten zoeken tussen de vegetatie naar voedsel. Tijdens de balts vliegt het mannetje op uit het riet met een melodieuze zang om elders met gespreide staart en vleugels neer te strijken. 

4. (maart 2020) Grutto: De grutto is een oer-Hollandse weidevogel. Nog wel. Want de natuurwaarden van het agrarisch land staan zwaar onder druk. De weidevogel heeft het wel moeilijk. Dat komt door de verlaging van waterstanden, het steeds vroeger maaien en het vee dat de nesten vertrapt. Waar het boerenbedrijf nog ruimte laat voor natuur, daar gedijt de grutto. Zo is hij de ambassadeur van agrarisch land waar productie en natuur in balans zijn. Nergens in Europa broeden zoveel grutto’s als in Nederland. In 2016 is de grutto uitgekozen door het Nederlandse publiek tot nationale vogel.

De grutto is een echte Nederlandse vogel. Nergens broeden er meer grutto’s dan in Nederland. 

De grutto is een typische trekvogel die in West-Afrika of Zuidwest-Europa overwintert en meestal eind februari in ons land neerstrijkt. Grutto’s keren vrijwel altijd terug naar de plek waar ze voor het eerst gebroed hebben.

Als steltloper beweegt de grutto zich gemakkelijk over het veld op zoek naar voedsel. Met de tere snavel zoekt hij tot diep in de zachte bodem naar diertjes. In Nederland eet de volwassen grutto regenwormen en emelten. Jonge vogels jagen op insecten zoals langpootmuggen. Tijdens de trektocht in Portugal en Spanje en in het overwintergebied is de grutto vegetariër en eet hij rijstkorrels. 

5. De kneu is een kleine vinkensoort en is kleiner dan huismus. Man heeft een warmbruine rug en in prachtkleed een karmijnrode borst en 'baret'. Na het broedseizoen is dat meer roodbruin. Mannetjes een grijs achterhoofd, bij vrouwtjes en onvolwassen vogels is dit bruingrijs. Vrouwtjes en onvolwassen vogels hebben een zwak gestreepte borst en kruin en hebben geen rood in het verenkleed. Grijze kegelvormige snavel. Vliegt vaak in groepjes met golvende vlucht, druk kwetterend.

5a. (april 2020)… kneu man:

5b. (april 2020)… kneu vrouw:

6. (10 juni 2020)... fitis: Rug en kop olijfgroen, een duidelijk gele wenkbrouwstreep over het oog, vleugels bruin met groene randjes, onderzijde licht grijsgeel, bij wit af, pootjes roodbruin. 12 cm.

7. (23 juli 2020)... Icarusblauwtje: Blauwtjes zijn genoemd naar de helderblauwe bovenzijde van de voorvleugels. Bij het vrouwtje van het icarusblauwtje heeft de voorvleugel een variabele hoeveelheid bruin. In tegenstelling tot boomblauwtjes zie je het icarusblauwtje vaak vrij dichtbij de grond. Ze zoeken nectar op ondermeer de volgende planten: akkerdistel, boerenwormkruid, jacobskruiskruid, heelblaadjes, wilde marjolein, margriet, knoopkruid en klaversoorten.

8. (6 april 2022) Tjiftjaf: De tjiftjaf is vooral te herkennen aan zijn zang. Hij roept zijn eigen naam. Qua uiterlijk lijkt hij sterk op de fitis, maar bevindt zich vaker in hoger bos. De tjiftjaf heeft donkere poten en kortere vleugels. Hij vliegt rusteloos door de vegetatie en slaat tijdens het voedsel zoeken langzaam met zijn staart. Een fitis doet dit nooit.

Trekt grotendeels weg van begin augustus tot medio oktober naar het zuiden om in Spanje en Portugal of Noord-Afrika, vooral Marokko, te overwinteren. Trekt vooral 's nachts. In Europa trekt het vrouwtje verder zuidwaarts dan het mannetje. Gaat tussen april en half mei weer terug naar het broedgebied.

9. (6 april 2022) Vink: Vinken hebben een korte, kegelvormige snavel. Het mannetje heeft in broedkleed een blauwgrijs petje, een oranjerode borst en wangen. De staartveren zijn zwart, behalve de (witte) buitenste staartpennen. Het vrouwtje is minder opvallend en wordt nog wel eens aangezien voor een vrouwtje huismus. Het meest opvallende kenmerk van de vink zijn de twee witte vleugelstrepen. Daarmee kun je ook de vrouw het best van een mus onderscheiden.

De meeste Nederlandse vinken zijn standvogels, maar een deel trekt over grote of minder grote afstand naar het zuiden om te overwinteren. Vogels die broeden in het noorden en noordoosten van Europa trekken tussen half september en eind november naar het zuiden en zuidwesten van Europa en naar noordelijk Afrika. Voorjaarstrek van vanaf februari, maar vooral in maart en april, met in de voorhoede de mannetjes, die meestal ook het minst ver weg trekken. Vooral dagtrekker, trekt in groepen en laat zich stuwen door groot open water.

10. (6 april 2022) Grauwe gans: Het is nauwelijks voorstelbaar dat de grauwe gans nog geen veertig jaar geleden een zeer zeldzame broedvogel was, die ooit zelfs werd uitgezet om te voorkomen dat de soort uit Nederland zou verdwijnen. De Oostvaardersplassen in Flevoland vormden de uitvalsbasis voor zijn opmerkelijke herstel. Net als veel andere ganzen zijn grauwe ganzen heel sociale vogels en vormen ze paartjes voor het leven.

Van origine is de grauwe gans een trekkende vogelsoort. Nederland is vanouds een belangrijk overwinteringsgebied. De laatste decennia is er veel veranderd in het trekgedrag. Er zijn populaties die nauwelijks nog trekken (onder meer in Schotland). Vanaf februari verlaten de overwinterende vogels Nederland en keren terug naar de Scandinavische broedgebieden. Een steeds groter deel van de grauwe ganzen in Nederland trekt niet of nauwelijks en is jaarrond bij ons. 

11. ( 12 oktober 2021): De pimpelmees heeft een kenmerkend blauw ‘petje’, gele borst, smalle, zwarte oogstreep, zwartblauwe kinvlek en blauwachtige vleugels. Mannetjes helderder van kleur dan vrouwtjes. Jonge exemplaren hebben een geel gezicht en leven nog enige tijd in groepjes. Bij ons standvogel, zeer talrijke broedvogel.

Hoewel de Pimpelmees vooral een bosvogel is en zijn voedsel doorgaans hoog in de boomtoppen zoekt, bezoekt hij graag voedertafels en amuseert hij de toeschouwers met zijn levendig, acrobatisch gedrag. Hij weet zich onder elke hoek aan opgehangen voedsel vast te klampen en eet van alles. Op de voedertafel kunnen Pimpelmezen agressief zijn tegen elkaar.

12. (10 februari 2023) Koolmees: Onderzijde geel met zwarte middenstreep, kop glanzend zwart met grote witte wang en mosgroene bovenzijde met witte vleugelstreep en blauwgrijze vleugel. De zwarte middenstreep op de buik en borst is bij mannetjes breder dan bij vrouwtjes. Enige mees met witte buitenste staartpennen, goed te zien in vlucht.

Nederlandse koolmezen zijn standvogels en overwinteren dus in ons land. In strenge winters overwinteren koolmezen uit Scandinavië en Oost-Europa in grote aantallen in Nederland, maar ook nog zuidelijker. Deze najaarstrek van overwinteraars vindt plaats tussen half september en half november (met piek half oktober), de voorjaarstrek vindt bijna onmerkbaar plaats tussen half februari en half april.

13 (10 februari 2023): Roodborsten ontbreken alleen in boomarme landschappen. De dichtheden zijn het hoogst in bossen met een goed ontwikkelde struik- en kruidlaag. In dennenbossen met weinig ondergroei zijn de dichtheden veel lager, net als in agrarisch cultuurland en stedelijk gebied. Ze vertonen inzinkingen na strenge winters zoals midden jaren tachtig en negentig. Hiervan herstelt de populatie vlot.

Buiten de broedtijd trekken de Nederlandse broedvogels deels weg richting Zuidwest-Europa. De achterblijvers krijgen aanvulling door vogels uit Noordoost- en Oost-Europa, waarvan een deel in ons land overwintert en een deel doortrekt. De najaarstrek vindt vooral plaats tussen half september en eind oktober. In dezelfde periode herleeft ook de zangactiviteit. De voorjaarstrek is onopvallend. De wintervogels zijn gewoonlijk in de loop van maart of april verdwenen.

14. (17 maart 2023) Wilde eend: De herkenbare groene kop van het mannetje en het bruine verenkleed van het vrouwtje zie je ook in de winter vaak in Nederland. Met haar luide gekwaak hoor je het vrouwtje al van ver. Het jaar 2020 is uitgeroepen tot Jaar van de Wilde Eend. En niet zomaar, want het gaat niet zo goed met deze vogel. De broedpopulatie is sinds 1990 met zo’n 30% verdwenen.

In Nederland is de Wilde Eend  een van de meest voorkomende broedvogels met minimaal 200.000-300.000 broedparen en minstens 600.000-800.000 vogels in de winter. Ieder voorjaar worden er in ons land door wilde eenden minstens 2-2,5 miljoen eieren gelegd. Een volwassen wilde eend kan een leeftijd van vijftien jaar bereiken.

De eenden die we in steden en bebouwde omgeving zien, zijn vaak tamme eenden. Ze zijn gewend aan mensen en lopen niet zo gauw weg als je in de buurt komt. Dit is anders voor de wilde eend, die in het buitengebied veel minder vaak voorkomt. Zodra het winter is, begint het vormen van paartjes. Dat kan er soms verhit aan toegaan. Geregeld proberen woerden, mannetjes, elkaar te verdrinken om zo rivalen uit te schakelen. Ook zie je vaak trio’s: twee mannetjes en één vrouwtje, waar een stel van overblijft. De paartjes blijven samen tot en met de broedtijd.

Van februari tot augustus is het broedtijd voor de wilde eenden. In de koude voorjaarsmaanden wordt er vooral gepaard, waarna het uitbroeden in de late lente begint. Vaak zie je grote groepen kuikens achter vader en moeder eend aan zwemmen. Maar toch zijn het zelden alle eieren die uitkomen, na een broedtijd van 24 tot 32 dagen. Meestal worden er zes tot soms zelfs vijftien eieren gelegd door de wilde eend, en zijn er twee à drie legsels per seizoen. Omdat het vrouwtje maar één ei per dag legt, kan ze hier een hele tijd mee bezig zijn. 

15. (14 februari 2023) De Putter: heeft een opvallend kleed met een rood gezicht en een verder zwart met witte kop. Spits-driehoekige snavel (zaden- en insecteneter). De vleugels zijn zwart met een brede gele vleugelstreep, die in vlucht duidelijk opvalt. De stuit is wit en de staart is zwart met witte vlekken. De staart is, typisch voor de vinkensoorten., ondiep gevorkt. Bovendelen zijn verder bruin en de onderdelen licht tot wit.

  • Met zijn spitse snavel kan de putter zaden bemachtigen waar andere vinkensoorten niet bij kunnen komen. Hij hangt vaak aan stekelige distels of aan de uitgebloeide bloemhoofdjes van de grote kaardenbol en peutert de zaden diep uit de zaadbollen. De rode veren op het voorhoofd zijn extra stug en bieden bescherming tegen de stekels. De snavel van het mannetje is net iets langer is dan die van het vrouwtje waardoor hij nog beter aan de zaadjes kan. De poten van de putters zijn belangrijke hulpmiddelen bij het vasthouden en ombuigen van de distels en de stekels.

Een tuin vol distels, paardenbloemen, zonnebloemen, klis en teunisbloemen is ideaal voor de putter. Die planten produceren de zaden waarvan de putter afhankelijk is. De grote kaardenbol is waarschijnlijk de beste putterlokker. De bladeren vormen rond de stengel een waterkommetje dat na regen lang gevuld blijft. Vogels drinken regelmatig uit deze natuurlijke waterbakjes. De kaardenbol produceert nectar en trekt veel bijen, zweefvliegen en hommels aan: indirect ook weer voedsel voor vogels. En als de bloem is uitgebloeid, zijn de zaden in de kaardenbollen favoriet puttervoer. Ook een paar elzen in de tuin verhoogt de kans op putters. In de winter pikken die dan zorgvuldig de zaden uit de elzenproppen.

16.  (14 februari 2023) Zanglijster: Het broedseizoen van de Zanglijster loopt van maart tot augustus. Gedurende deze periode kan een broedpaar met succes tot drie broedsels grootbrengen. De broedtijd per legsel bedraagt 12 tot 14 dagen. De jonge vogels worden naakt en blind geboren en worden nog twee weken door hun ouders in het nest gevoed voordat ze hun eerste vliegpogingen doen en het nest verlaten.

Zanglijsters zijn trekvogels die voornamelijk in Zuid- of Zuidwest-Europa overwinteren. In zachte winters kunnen we hier in Midden-Europa echter ook af en toe zanglijsters waarnemen, foeragerend in het kale landschap. Net als bij andere vogelsoorten kunnen overwinteringspogingen in broedgebieden vaker voorkomen bij toenemende klimaatverandering.

Zanglijsters voeden zich meestal met dierlijk voedsel zoals wormen, slakken en insecten. Om bij de vlezige binnenkant van slakkenhuizen te komen, hebben zanglijsters ook een slimme methode toegepast: Ze slaan de slakken tegen een steen totdat de schelp breekt en de diertjes bloot komen te liggen. In het late voorjaar gebruiken ze echter ook bessen en vruchten.

17. (2 juni 2023) Vlaamse Gaai: De Vlaamse gaai De Vlaamse gaai is een middelgrote vogel die behoort tot de kraaiachtigen. Hij heeft een opvallend uiterlijk met een blauwe vleugel, zwarte kop en witte stuit. De Vlaamse gaai is een slimme vogel die in staat is om voedsel te verstoppen voor later gebruik.

Gaaien eten vooral insecten, aangevuld met eieren en jongen van zangvogels. 's Winters eten gaaien vooral eikels, maar ook beukennootjes, granen (mais), fruit en ander eetbaars. In het najaar hamsteren gaaien de eikels en verstoppen die in de grond. Bij voedselgebrek worden ze opgegraven. De eikels die ze niet opgraven, kunnen uitgroeien tot bomen. Weet een gaai dat hij in de gaten wordt gehouden tijdens het verstoppen, dan komt hij later terug om de eikel elders te verstoppen. Gaaien hebben in het bos de functie van indringer-alarm; veel dieren reageren op hun alarmroep en verbergen zich. .

De Nederlandse gaaien blijven in Nederland in de buurt van hun broedgebied. Geregeld zijn er in het najaar 'invasies' van hoge aantallen gaaien die in groepjes uit Oost-, Midden- of Noord-Europa ons land bereiken. Als ze op de kust stuiten, lijken ze zich over het land te verspreiden. Zulke invasies vinden tot nu gemiddeld eens in de acht jaar plaats.

18. (2 juni 2023) Grasmus: Het mannetje heeft grijze kop en wangen, witte keel en bruine bovendelen met roestkleurige vleugels. De staart is vrij lang en heeft witte buitenste stuurpennen. De onderzijde is vuilwit. Het wijfje heeft een meer bruinachtige kop en is doffer. Beiden seksen hebben een witte keel.

De Grasmus is een algemene broedvogel van open terrein met struiken en laag geboomte, langs wegbermen en bosranden. Nestelt in bosjes in hoog gras, in struiken en ruigte, vooral in . , tussen allerlei onkruid, meestal vrij laag bij de grond. De broedtijd valt van begin mei tot augustus. Broedduur ongeveer 13 dagen. Twee broedsels per jaar. In de paartijd telkens met opgericht kuifje en gespreide staart opvliegend uit de begroeiing, om even later druk zingend weer neer te vallen.

Herfsttrek vanaf half juli, voornamelijk in augustus en september, soms nog in oktober. Onze broedvogels keren terug van april en begin mei.

19. (15 januari 2024): Mannetjes hebben een kastanjebruine kop met room gele streep op het voorhoofd. Hun borst is roze-achtig, de flanken grijsblauw met een witte dij vlek, de onderbuik is wit; de onder staart en dekveren zijn zwart. In de vlucht vallen bij het mannetje de grote witte vleugelvelden op. Vrouwtjes zijn rossig bruin of grijsachtig met variabele diffuse vlekken met de blauwgrijze snavel en witte buik als opvallendste kenmerken.

De smient wordt om zijn kenmerkende roep ook wel 'fluiteend' genoemd. In Nederland broeden slechts enkele paartjes, maar in de winter is de smient talrijk aanwezig. Smienten komen vanuit Scandinavië en Siberië naar Nederland om te overwinteren. Een aanzienlijk deel van de Noordwest-Europese populatie overwintert hier: het zijn er honderdduizenden. Daarom heeft Nederland een extra verantwoordelijkheid om voor de smient te zorgen. Op een winteravond is hun alleraardigste, fluitende roep te horen als smienten overvliegen: op weg naar het zuiden of op weg naar de graslanden, om hun buikjes vol te eten.

Broedt van mei tot en met juni. Heeft doorgaans één legsel van 7 tot 8 eieren. Soms met een tweede legsel, als het eerste verloren is gegaan. Broedduur: 23-25 dagen. Nestelt alleen of met kleine groepjes, dicht bij elkaar. De jongen kunnen na 40-45 dagen vliegen. Buiten het broedseizoen heeft de smient een voorkeur voor waterrijke graslandgebieden. Rust meestal overdag op grote meren. Smienten zijn vogels die dicht bij schone, zoete wateren met een rijke oever- en waterbegroeiing broeden. Ideaal zijn de wetlands omgeven door open vegetatie en landbouwgrond in arctische en boreale streken. Komt niet zuiver en alleen in zoet water voor.

Smienten trekken en zijn daarbij erg beïnvloedbaar door koude weersomstandigheden. Ze trekken in grote groepen vanuit hun arctische broedgebieden in de late zomer in zuidelijke en zuidwestelijke richting, naar de overwinteringsgebieden in landen aan de Noordzee, West- en Zuidwest-Europa. De meeste smienten arriveren in oktober en november in Nederland. De smienten die in Nederland overwinteren, vertrekken in de periode februari-april en beginnen in mei met broeden.

20. 16 maart 2024) Watersnip: Deze 23 tot 28 cm lange snipachtige heeft een roodbruine snavel, die zeer lang is in verhouding tot zijn kop. Hij is vooral te herkennen aan zijn lange snavel en de smalle gele strepen op de rug. Het verenkleed van de watersnip is bruin gestreept met een witte onderzijde en donker gestreepte flanken. Verder heeft hij een gestreepte kop en korte grijsgroene poten.

Het voedsel van de watersnip bestaat uit insecten, waterkevers, wormen, slakken en zaden van waterplanten. De watersnip zoekt zijn voedsel vooral in ondiep water en modderige poelen. Hij loopt langzaam het water op en neer, met zijn snavel heen en weer wiegend op zoek naar wormen en andere grondinsecten.

In het voorjaar vertoont het mannetje van de watersnip een herkenbare baltsvlucht. Hij laat zich hierbij geleidelijk omlaag vallen met wijd verspreidde staartveren. Hierbij klinkt een eigenaardig geluid dat veroorzaakt wordt door het flapperen van de staartveren en dat lijkt op het blaten van een geit, vandaar de volksnaam hemelgeit. Met deze acties imponeert hij de vrouwtjes en zijn mannelijke concurrenten. 

 Het nest van de watersnip bestaat uit een diep kuiltje, gevuld met grashalmen en losse bladeren. Het legsel bestaat uit drie tot vijf matte, peervormige eieren. De kleuren van de eieren zijn grijsgroen, olijfgroen of geelgroen. Bij gevaar vertrouwt hij op zijn schutkleuren en vliegt pas op het allerlaatste moment op. Tijdens deze vlucht vliegt hij zigzaggend weg en wint hij snel aan hoogte.

21. (10 mei 2024) Roodborsttapuit: Roodborsttapuiten zijn maar kleine vogeltjes. Toch kun je ze vrij eenvoudig te zien krijgen. Ze zitten namelijk altijd bovenop een uitkijkpost. Vanaf een struikje, paaltje of bloem speuren ze de omgeving af op zoek naar insecten, rupsen en ander lekkers. Daarnaast zijn ze bijna nooit alleen. Zie je er één, dan is nummer twee of drie altijd wel in de buurt. En nog iets: als je te dichtbij komt, begint vooral het mannetje korte alarmroepjes uit te stoten.

Met zijn roodachtige borst en zwarte kop steelt de roodborsttapuit moeiteloos de show in zijn natuurlijke habitat. Deze vogel gedijt voornamelijk in open landschappen, waar hij zijn territorium met vastberadenheid verdedigt. Dat laat hij merken met zijn zang van snelle en heldere tonen. De roodborsttapuit staat bekend om zijn acrobatische vliegvaardigheden, waarbij hij plotselinge wendingen en duikvluchten maakt om insecten te vangen. Als trekvogel reist hij lange afstanden tussen zijn broedgebieden in Europa en overwinteringsgebieden in Afrika. Als een van de eerste trekvogels komt de roodborsttapuit weer naar Nederland en is in februari alweer waar te nemen. Na een reeks zachte winters zijn ook winterwaarnemingen niet uitzonderlijk.

Het mannetje van de roodborsttapuit is gemakkelijk te herkennen aan zijn contrasterende kleuren. Hij heeft een diepzwarte kop, een witte kraag rond de nek en een feloranje borst die contrasteert met zijn zwarte vleugels en staart. Zijn rug en bovendelen zijn meestal bruin (5).

Vrouwtjes roodborsttapuiten hebben een minder opvallend uiterlijk dan hun mannelijke tegenhangers. Ze hebben een bruine bovenkant en een lichte, vaak gelige onderkant. Hun borst is vaak lichter van kleur dan die van het mannetje.

Roodborsttapuiten zijn actieve vogels die vaak vanaf een uitkijkpost zoals een struik of klein boompje jagen op insecten. Ze hebben een kenmerkende manier van bewegen, waarbij ze kort opvliegen om insecten te vangen en vervolgens terugkeren naar dezelfde uitkijkpost. Volgens onderzoek van Sovon in 2020 is het aantal broedparen fors toegenomen tot 18.000-22.000 paren. Dit is te danken aan grootschalige natuuronderhoud. De roodborsttapuit gedijt bijvoorbeeld goed bij verruigde plekken in de buurt van weilanden, houtwallen en onverharde wegen.

Op de broedplaatsen zijn Roodborsttapuiten aanwezig van maart tot en met oktober. Vooral na een serie zachte winters zijn ook winterwaarnemingen niet uitzonderlijk. Zulke vogels overwinteren, niet zelden paarsgewijs, vaak in de omgeving van broedplekken, met name in agrarisch landschap. Of het om lokale broedvogels gaat, valt niet met zekerheid te zeggen. De wegtrekkers overwinteren vooral in Zuidwest-Europa en Noord-Afrika. Veel doortrek valt bij ons niet te verwachten, aangezien Nederland de noordwestgrens van het verspreidingsgebied vormt.

Roodborsttapuiten broeden vooral op de hoge zandgronden, in de volledige kuststrook inclusief de Waddeneilanden en in Zeeuws-Vlaanderen. Ze bewonen zowel open boerenland met greppels en ruige wegbermen als natuurgebieden (heide, hoogveen, duin). Aan de rand van stedelijk gebied worden braakliggende gronden bezet. 

22. ( 4 februari 2025): De meerkoet is een opvallende vogel door zijn diepzwarte verenkleed en helderwitte voorhoofdsschild. Zijn compacte en ronde lichaam maakt hem goed herkenbaar.De ogen zijn felrood, wat een sterk contrast vormt met zijn donkere veren en witte snavel. Een bijzonder kenmerk is de stevige en gedrongen snavel, die wit van kleur is en doorloopt in het voorhoofdsschild. Dit schild heeft niet alleen een decoratieve functie, maar helpt ook bij het afbakenen van territorium. Wanneer meerkoeten zich bedreigd voelen, zetten ze dit schild vaak extra op. De poten zijn lang en grijsachtig, met een wat groenige tint. Aan deze poten zitten opvallend grote, gelobde tenen waarmee ze zich gemakkelijk door het water en over moerassige oevers bewegen. Hierdoor zijn meerkoeten uitstekende zwemmers en duikers.

Wat de meerkoet echt bijzonder maakt, is zijn sterke aanpassingsvermogen aan allerlei omgevingen. Meerkoeten leven niet alleen in de natuur, maar ook midden in de stad, waar ze vijvers en kanalen gebruiken als leefgebied. Dit maakt dat je deze vogel bijna overal in Nederland kunt tegenkomen. Hun opvallende witte voorhoofdsschild en felle rode ogen geven de meerkoet een indrukwekkende uitstraling, zelfs in drukke omgevingen. Bovendien zijn meerkoeten zeer territoriaal. Bij gevaar zetten ze hun voorhoofdsschild op en kunnen ze agressief reageren om hun territorium te beschermen. Hun luidruchtige roep, vaak gehoord bij zonsopgang, draagt ook bij aan hun karakteristieke verschijning. Deze beschermende eigenschappen maken ze unieke bewoners van onze wateren. Meerkoeten zijn veerkrachtige vogels en hebben een enorm uithoudingsvermogen. Ze zijn zowel uitstekende zwemmers als lopers, wat hen helpt om snel van locatie naar locatie te bewegen. Dit maakt hen een interessante soort voor natuurliefhebbers om te observeren.

Over de hele wereld passen meerkoeten zich aan aan de omgeving waarin ze leven. Van tropische wateren tot koele Europese meren, de meerkoet voelt zich overal thuis, zolang er maar water en een beetje rust te vinden is. De meerkoet is één van de meest voorkomende watervogels in Nederland. Je kunt hem het hele jaar door tegenkomen. Van stadsparken tot natuurgebieden en plattelandswateren, deze vogel laat zich overal zien. In de lente en zomer zijn ze het actiefst vanwege het broedseizoen. Je ziet vaak paartjes hun territorium verdedigen en druk nestelen. In deze tijd van het jaar is de meerkoet volop in actie. In de herfst en winter verzamelen meerkoeten zich in groepen, ook wel “vlotten” genoemd. Ze zwemmen dan samen op open water, soms met tientallen tegelijk. Hun sociale kant is bijzonder om te zien tijdens de koudere maanden.

Op het eerste gezicht lijken de mannelijke en vrouwelijke meerkoet identiek. Maar wie goed kijkt, kan kleine verschillen ontdekken! Het meest opvallende onderscheid zit in hun gedrag, vooral tijdens het broedseizoen. Mannetjes zijn vaak net iets agressiever en laten hun witte voorhoofdsschild fier opzetten als teken van dominantie. Vrouwtjes hebben een subtieler voorhoofdsschild en besteden meer tijd aan het nest. Daarnaast zijn ze meestal iets kleiner, al is het verschil minimaal. Tijdens de paartijd zijn de rollen duidelijk: het vrouwtje kiest een plek en het mannetje werkt zich uit de veren om indruk te maken! Zo krijg je een mooi inkijkje in hun liefdesleven.

23. (4 februari 2025) Blauwe Reiger: Het is nauwelijks voor te stellen dat blauwe reigers vroeger schuwe vogels waren. Verborgen leidden ze hun leven. Tegenwoordig zijn blauwe reigers in en om elke stad te vinden en bezoeken ze vrijwel iedere tuin met een vijver op regelmatige basis. Blauwe reigers zijn echte sloot-food specialisten, maar vullen hun menu ook graag aan met mollen, muizen en grote insecten zoals sprinkhanen. Vis is echter vrijwel altijd het hoofdbestanddeel van hun eten.

Staand op hoge poten is de blauwe reiger niet moeilijk te herkennen. De naam 'blauwe' is misschien wat teleurstellend; de vogels zijn vooral grijs. Een blauwe reiger - zeker jonge vogels - kunnen er verfomfaaid uitzien. Maar een volwassen vogel, aan het begin van het broedseizoen, is prachtig om te zien. Een paar lange, sierlijk afhangende veren vanaf de zwarte kopstreep. Geeloranje dolksnavel, afhangende sierveren over keel en op de rug. De vlucht is traag, daarbij houdt de blauwe reiger de nek ingetrokken en lijkt daardoor wat 'kopzwaar'. De poten steken in vlucht duidelijk achter het lichaam uit.

Overal waar ondiep water voorhanden is dat in voldoende voedsel voorziet. Om te broeden zijn bomen onmisbaar, daar waar de combinatie te vinden is, zijn blauwe reigers nooit ver weg. Zoekt ook voedsel in graslanden (muizen, mollen). In stedelijk gebied schuimen ze ook op straat, zoals bij het sluiten van de markt.

Blauwe reigers eten alles wat zij in ondiep water (zoet, brak en zelfs zout) kunnen vinden: kleine en grotere vissoorten, rivierkreeft (tegenwoordig zijn dat allemaal exotische soorten), salamanders en kikkers. Ook mollen en muizen als deze te pakken zijn. In de bebouwde kom zoeken en krijgen ze ook menselijk eten.

Vorst is een probleem voor blauwe reigers; veel reigers trekken daarom in de winter weg. Voor een deel naar Engeland, maar ook zuidelijk naar Frankrijk. Vogels uit Scandinavië en Duitsland nemen hun plek in. Er zijn blauwe reigers uit onze streken aangetroffen in Centraal-Afrika. Een aanzienlijk deel van de blauwe reigers blijft echter in Nederland in de winter en zwerft dan, indien nodig, rond tot een plek die voorziet in voldoende voedsel is gevonden. Soms is dat een plek waar (iets verwarmd) industriewater wordt geloosd, of waar een groep eenden een wak openhoudt. In een periode met stevige vorst kan je groepen blauwe reigers in een weiland zien staan, in afwachting van invallende dooi. Als de vorst dan aanhoudt, sterven veel van de vogels die deze strategie verkozen boven wegtrekken.

24. (4 februari 2024) Grote Zaagbek: Deze fraaie vogel is in Nederland een typische wintergast die je overal kunt aantreffen waar genoeg vis is te vinden. Met de ‘zaagbek’ kunnen ze makkelijk vis naar binnen werken.

De grote zaagbek is een watervogel die hier in de winter in het binnenland te zien is. De grote zaagbek leeft voornamelijk van vis en duikt veelvuldig onder water om te jagen. Deze zaagbek heeft een langgerekt lichaam en heeft een dunne snavel die voorzien is van kleine tandjes. Met die snavel kan hij de gevangen vis of kleine zoogdiertjes, insectenlarven en amfibieën makkelijk vasthouden. De vleugelslag is snel en de zaagbek lijkt in de vlucht eerder op een fuut dan op een eend. Je ziet ze meestal in koppels vrij laag over het water voorbij vliegen.

Het mannetje is grotendeels wit gekleurd en heeft een zwarte kop, hals en rug. Van dichtbij zie je pas dat de kop een groene metallicachtige gloed heeft. In de winter kan de borst een roze zweem krijgen. Door het grote kleuren contrast in het verenkleed heeft het mannetje een prachtig voorkomen en valt hij al van grote afstand op. De snavel is dun, vrij lang en voorzien van rijen kleine zaagtandjes waarmee prooien goed vastgehouden kunnen worden. De punt heeft een scherp haakje waarmee de prooi gepakt wordt.

Het lichaam van het vrouwtje van de grote zaagbek is overwegend grijs gekleurd en bij de hals verkleurd het verenkleed naar lichtgrijs, bijna grijswit. Halverwege de hals is een scherpe aftekening naar de kop te zien. het bovenste deel van de hals en kop zijn roestbruin gekleurd (6) en op de kop heeft het vrouwtje een soort hanenkam.  De kuif is stekelig en erg opvallend.

Grote zaagbekken steken, voordat ze onder water duiken, eerst de kop onder water. Op die manier speuren ze naar geschikte prooien en als ze die gevonden hebben proberen ze die dan te vangen. Vaak jagen ze samen in groepjes en drijven ze de vissen op om ze zo makkelijker te kunnen pakken.

25. (12 maart 2025) Rietgors: 15 cm. Mannetje heeft ’s zomers geheel zwarte kop met witte snorstreep, witte kraag en onderdelen en kastanjebruine bovendelen met zwarte en vuilwitte streping. Vleugels als bovendelen, maar met kastanjebruine kleine dekveren. Flanken en borst donkerbruin of zwart gestreept. Stuit grijsachtig, staart met witte buitenste staartpennen. Vrouwtje heeft donkere kruin en wangen, witte snorstreep en onduidelijke maar brede wenkbrauwstreep. Juveniel lijkt op vrouwtje. Wipt en spreidt constant de staart.

Verspreidingsgebied strekt zich uit van West-Europa tot aan het Verre Oosten op de eilanden van Japan; van Scandinavië tot Noord-Afrika. In Nederland zeer talrijke broedvogel, gedeeltelijk wegtrekkend, doortrekker en wintergast in vrij groot aantal.

Maak jouw eigen website met JouwWeb